Groentijd
Een paar dagen geleden ontmoette ik een vierdejaarsstudent in de theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was corpslid en hij vertelde, dat in de komende groentijd niet alleen de eerste-, maar ook de tweedejaarsstudenten wat aan banden zouden worden gelegd. Een ander gevolg van de moeilijkheden van verleden jaar, die leidden tot een ingreep van de academische senaat, was dat er nu in het geheel niet meer geslagen zou worden. Gewoon slaan mocht toch al niet, maar een ‘corrigerende tik’ was tot dusver wel toegestaan. Dat, zei hij licht verbitterd, mag nu ook niet meer. ‘Het spreekt vanzelf - wij hebben nu eenmaal vier pilaren in de sociëteit - dat een groen per ongeluk een hersenschudding kan oplopen. Bij het vechten, - het is niet echt vechten, maar meer duwen en trekken - valt er wel eens iemand of zo. Dat zal overal gebeuren wanneer twee groepen van 160 mensen met elkaar slaags raken. Maar wat er in de kranten over geschreven is: dat wij de gaskraan hebben opengedraaid, of dat wij de foeten dwongen aan hun dasje uit het raam te hangen, daar is allemaal niets van waar’.
Professor Diepenhorst van de V.U. schrijft in een artikel in ‘Universiteit en hogeschool’, waarin hij het verschil tussen ideaal en praktijk van de groentijd aantoont: ‘(Het is) een instituut, dat vóór alles het genoegen der ouderen wil dienen, dat aan allerlei primitieve gevoelens de teugel viert en voor sadisme bij tijden niet terugschrikt’.
Daar hoeft weinig bij. De groentijd biedt niet alleen vele ouderejaars de gelegenheid zich van hun meest onaangename kanten te laten zien, hij kweekt bovendien bij de aankomende eerstejaars onderdanigheid en hypocrisie binnen de societeitsmuren en onverschilligheid en pedanterie tegenover alles wat buiten de corpshiërarchie valt. Carmiggelt noemde de groentijd: ‘de roedeloop, die eindigt in het lidmaatschap van een studentenverbond, waar (het groen) met andere, door vernedering gestaalde jonge intellectuelen, op voet van gelijkheid zal mogen verkeren’.
Het corpsleven maakt de meeste leden conservatief, formalistisch, wantrouwend tegenover emoties en ongeïnteresseerd tegenover ideeën. Het is ook een voedingsbodem voor plezier, scepsis en zelfvertrouwen. De voordelen wegen voor mij zwaarder dan de nadelen. Maar ik ben het met de tegenstanders eens dat de groentijd, zoals hij er nu uitziet, van deze vorm van leven een onheilspellend begin is.
K.L.P.