recties ontbeert die wel in de Engelse vertaling zijn opgenomen, - een zekere gehaastheid zal daar niet vreemd aan zijn geweest, - en in de tweede plaats heeft hij, Wilson, die zelf toch ook Russisch kent, zich bij het geven van een betere
versie een paar keer vergist. Dit was natuurlijk koren op Harari's molen, die op een ‘zakelijke en overtuigend uitziende manier’, zoals Poll zegt, de vinger op deze wonde plekken in Wilsons betoog heeft gelegd. Dat was haar goed recht, maar daarmee is haar kritiek nog niet bewonderenswaardig geworden, zoals Poll het ook nog opmerkte. Zij heeft een aantal voorbeelden besproken, heeft zichzelf in vergelijking met Wilsons verbeteringen een aantal plus- of minpunten toegekend en heeft zich daardoor de gelegenheid geschapen te kunnen zeggen dat ‘the real argument is not, in fact, about such slips’, en ‘both translators and critics are bound to make some slips’. Daar ging het Edmund Wilson echter niet in de eerste plaats om. In feite telt de Engelse vertaling minder ‘slips’ dan de Franse en de Duitse. Wilsons kritiek was voornamelijk gericht op de consequente methode van weglaten, die Harari en Hayward hebben toegepast. Nadat hij alle moeilijkheden, waarmee vertalers uit het Russisch en in het bijzonder vertalers van Pasternak te kampen hebben, uit de doeken heeft gedaan, en nadat hij ook nog heeft gezegd dat een vertaler uit het Russisch ‘must do a good deal of paraphrasing’, zegt hij toch dat er grenzen zijn, die door Hayward en Harari zijn overschreden. Hij geeft enkele voorbeelden en zegt: ‘The intent observation of Pasternak is constantly sacrificed’. Na op bepaalde subtiliteiten in Pasternaks proza gewezen te hebben, merkt hij op: ‘The translators are sufficiently insensitive to drop many of these touches out or to substitute for them something banal’. En hij besluit zijn kritiek met de woorden: ‘The reader of the Pantheon translation should be told that “Doctor Zhivago” is a richer, a solider, a subtler, and a more intense work than he will be able to find out from this version of it. So much of the detail has been scrapped, so many of the
descriptions have been dismantled, and so many of the conversations have been telescoped that there are moments when one could almost imagine that the translators have been doing a job for the Reader's Digest’.
*
Op deze fundamentele kritiek heeft Harari geantwoord met de woorden: ‘In our translation we were influenced by Pasternak's insistence (in his essay on Shakespeare and in his Autobiography) on the need to keep the tone and to write in a natural and lively way. Mr Wilson's suggested versions imply a basically different approach’. Haar criterium heeft mij doen besluiten dit artikel te schrijven, want in de grond van de zaak zou het mijn taak natuurlijk niet zijn de Engelse vertaling te becritiseren terwijl mijn eigen Nederlandse vertaling van Dokter Zjivago ook kritiek te verduren heeft gehad. Deze Nederlandse vertaling is echter gebaseerd op die ‘different approach’ van Edmund Wilson, en omdat ik uiteraard van mening ben, dat dat de beste approach is in een geval als van Dokter Zjivago, lijkt een discussie hierover mij niet al te ongepast.
*
Harari gaat namelijk uit van het misverstand dat zij, door maar op natuurlijke en levendige wijze te vertalen, ook automatisch de ‘toon bewaart’. In haar repliek in Encounter (in het meinummer; daarop volgde in het juninummer weer een antwoord van Wilson; daarop volgde in het julinummer weer een antwoord van Harari; enzovoort) merkte zij op dat Pasternaks stijl op de lezer van de Russische tekst de indruk maakt ‘fluent, natural, colloquial, conversational’ te zijn. Dit zou op zichzelf niet te verwonderen zijn, want Pasternak is een groot dichter wiens poëzie niet in de laatste plaats door klankschoonheid uitblinkt, en bovendien is het Russisch soepeler in gebruik dan het Frans, Duits, Engels en Nederlands, - het kan met minder woorden toe dan die Westerse talen. Maar we mogen de zaak toch niet al te simpel en Pasternaks proza niet al te ‘natural and colloquial’ voorstellen. Edmund Wilson schrijft hierover: ‘Pasternak has an enormous range of diom and an immense literary vocabulary. He is also an extremely idiosyncratic writer, a “difficult” modern poet who has taken to prose, with which, despite his eloquence, his brilliance, and the exactitude of his observation, he is somewhat less at home than with verse’. En ook: ‘It is nerve-cracking to the foreign reader - and somewhat annoying, I learn, even for Russians - to find piled up in front of a substantive a variety of carefully chosen adjectives and of long participles that whistle and hiss, or bump like old-fashioned trunks’....
Daaruit blijkt dus wel, dat Pasternaks oorspronkelijke tekst de ‘natuurlijke en levendige’ stijl die de Engelse vertalers zo bewust zeggen te hebben nagestreefd niet in alle opzichten rechtvaardigt. Voor de gedachte, dat zij inderdaad de vloeiende stijl van Pas-