Er is nog een andere moeilijkheid. De ‘empiricisten’ zelf hebben het meestal veel te druk om zich ook nog druk te maken over principiële doelstellingen, maar zij interesseren zich althans voor hun werk. Dat werk is echter zo ingewikkeld geworden, dat zelfs de belangstellende leek het moeilijk meer kan volgen. Voorzover de zaken hem nog duidelijk worden, ziet hij bovendien meer technische varianten dan ideologische verschilpunten. De uiteindelijke keus tussen de alternatieven blijft een politieke, maar de dringende morele kracht die vroeger de keus zo vanzelfsprekend maakte, is vervangen door een zuinig wikken en wegen. Dat geldt niet alleen voor de economie, maar ook voor het tegenwoordig zoveel belangrijker vraagstuk van de defensie. Kreten als Evert Vermeers ‘liever dood dan slaaf’ en het antwoord dat een dominee daarop gaf: ‘liever slachtoffer dan massamoordenaar’, worden toch wel snel doorzien als respectievelijk goedkope heroïek en overbodig masochisme. Niemand wil slaaf of lijk, slachtoffer of moordenaar zijn, en hoeft dat ook niet te zijn zolang het bewapeningsevenwicht gehandhaafd blijft. Geen zinnig mens zal ontkennen dat de krachten waaruit dat evenwicht is samengesteld gelijkelijk verminderd dienen te worden. Maar ook daar is weer eindeloos overleg en subtiel technisch inzicht voor nodig.
*
Is er dan eigenlijk nog wel een essentieel verschil tussen socialisme en liberalisme? Tussen de PvdA en de VVD blijkbaar nog genoeg, als men naar de laatste en voorlaatste verkiezingsstrijd kijkt. Het program, of liever de slogans, van de VVD waren echter niet ontleend aan een positief liberalisme, maar aan een exclusief antisocialisme, waarbij het socialisme werd voorgesteld als de baarlijke duivel, compleet met worggreep en bolsjewistische bontmuts. De VVD-campagne bereikte haar hoogtepunt met een pamflet waarin de heer Voskuil werd afgebeeld in een Russisch legeruniform, brullend door een microfoon en met een zware revolver opzij. Ernaast stond een vervalst citaat uit een van zijn radiopraatjes.
Maar zelfs door dit soort smeerlapperijen (die mij er overigens, bij alle gebrek aan enthousiasme voor de PvdA, voor altijd van zullen weerhouden om op de VVD te stemmen) moet men zich niet laten afleiden van de werkelijke stand van zaken. Deze stand is voortreffelijk gekarakteriseerd door Richard Crossman, toen hij in zijn geruchtmakend artikel ‘On political neurosis’ (Encounter, mei '54) schreef: ‘A democratie party can very rarely be persuaded to give up one of its central principles, and can never afford to scrap its central myth. Conservatives must defend free enterprise even when they are actually introducing state planning. A Labour Government must defend as true Socialism policies which have very little to do with it. The job of party leaders is often to persuade their followers that the traditional policy is still being carried out, even when this is demonstrably not true.’
Moeten we, nogmaals, hieruit nu concluderen dat socialisme en liberalisme bezig zijn één pot nat te worden? Prof. Zijlstra heeft dit al gedaan in een lezing voor antirevolutionaire jongeren. Volgens hem (ik volg hier het verslag in Het Parool) groeiden socialisme en liberalisme naar elkaar toe. ‘Het eerste onderkent de gevaren van te sterke staatsinmenging, het andere heeft begrip gekregen voor de wezenlijke taak van de staat in het economische leven. Tot die toenadering heeft de ontwikkeling van de economische wetenschap een wezenlijke bijdrage geleverd.’ Als het nationale inkomen maar sterk genoeg stijgt, zal de toenadering nog veel groter worden. De heer Zijlstra concludeerde hier uit, dat op de lange duur de levensbeschouwelijke partijen de enige wezenlijke bijdrage leveren aan een duidelijke en principiële partijkeuze en -vorming. Hij zag de toenadering van de niet-confessionelen dus als een vervaging van principes. Het zijn echter de loutere partijgangers van PvdA en VVD die elkaar woedend bestrijden, terwijl juist de principiële liberalen en socialisten naar elkaar toegroeien. Ik denk niet dat deze figuren ooit met elkaar een nieuwe partij zullen vormen, maar ik geloof wel dat een coalitie tussen een van arbeiderisme gezuiverde Partij van de Arbeid en een Volkspartij voor Vrijheid en Democratie die het telegrafisme heeft uitgezwaveld, de atmosfeer in dit land een stuk minder bedompt zou maken.
Maar zo ver is het nog lang niet. Ik hoop dat het geen partijgangerschap van mijzelf is, als ik het aantal sociaal voelende liberalen aanzienlijk lager schat dan dat van de liberale socialisten. De PvdA heeft bijvoorbeeld nog een handjevol vertegenwoordigers die, hoe timide dan ook, in de Eerste Kamer het rampzalige Nieuw-Guinea-beleid van Luns durven aan te vallen. Mr. H. van Riel daarentegen noemde dit optreden een ‘onnationaal verzet’, en dan is de heer Van Riel nog, volgens A.F. Luyendijk in het vorige nummer van dit blad, ‘veruit de deskundigste en intelligentste politicus’ van de VVD.