zijn (al zal dat wel niet lang duren), maar de liberalen, die een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen en wie een heel ander doel voor ogen staat dan het politieke doel van prof. Oud. Hun invloed in de dagelijkse politiek wordt evenwel overschaduwd door mediocriteiten, die beter in de sfeer van het opportunisme passen. Zij worden vaak smalend ‘rooien’ genoemd aan de soostafel. Hoeveel echte werkgeversvertegenwoordigers tellen bijvoorbeeld de liberale fracties in de beide Kamers? Men speure het eens na en men zal er bitter weinig tegenkomen.
Bij de grote debatten over de sociaal-economische regeringsnota heeft de V.V.D. totaal geen eigen standpunt ingenomen. Zij heeft de regering niet verdedigd, toen het om verschuiving van de datum van de huuren melkprijsverhogingen ging, zij heeft de regering niet gekritiseerd, toen, om maar iets te noemen, staatssecretaris Roolvink denkbeelden verkondigde, die volkomen onliberaal waren. Men wil blijkbaar niets anders dan het compromis, het passieve compromis. Straks hoeven de rooms-katholieken en de protestants-christelijken nog slechts te dicteren en de liberalen aanvaarden het dictaat. Totdat men te ver gaat en de ‘rooien’ hun trom gaan roeren, die weleens een heel machtig geluid zou kunnen veroorzaken...
*
Mr. Van Riel, de deskundigste van de partij, is merkwaardigerwijs bij het overleg binnen de V.V.D. over de bezetting van ministerszetels niet betrokken geweest. Voor menige liberaal was dat ietwat wonderlijk. In ruime kring had men de heer Van Riel een portefeuille toegedacht. Als er één liberaal was, die een belangrijke functie zou kunnen vervullen in het kabinet, was het in elk geval mr. Van Riel. Het gebeurde niet. Mr. Van Riel werd erbuiten gelaten, hij bleef op de achtergrond en zal voorlopig op die achtergrond moeten blijven, nu anderen uit zijn partij met de eer zijn gaan strijken.
Dat deze man uit het kabinet is gebleven, heeft voor de kritische liberalen echter ook een voordeel, namelijk dat er tenminste één gezaghebbend V.V.D.'er is, die de confessionelen durft te zeggen, hoe hij over hun schimpscheuten denkt. In een vergadering te Roermond, vóór de raadsverkiezingen in die gemeente (nodig door de annexatie van Maasniel) heeft mr. Van Riel aan dr. Berghuis, de voorzitter van de A.R.P., en aan prof. Romme antwoord gegeven op hun rekenarij over de V.V.D. als respectievelijk het ‘vierde en het zesde rad van het kabinetswagentje’. Bovendien durfde hij de mening te verkondigen dat hij helemaal niet zo tevreden was over het feit, dat prof. Zijlstra minister van financiën was geworden. Die was immers medeverantwoordelijk voor de bestedingsbeperking en het vastlopen van de zaken. Nee, naar het oordeel van de heer Van Riel zou de liberale prof. Witteveen een betere minister van financiën zijn geweest. En tot de voorzitter van de antirevolutionairen zei hij verder: ‘Het feit dat uw partij door voor mij niet doorgrondbare omstandigheden zo merkwaardig bevoordeeld is bij de kabinetsformatie, nl. dat twee partijen, die kleiner zijn dan de V.V.D. - de A.R. en de C.H.U. - en die allebei nogal verliezen geleden hebben bij de laatste verkiezingen, terwijl de V.V.D. daartegenover sterk is vooruitgegaan, twee zetels in de sociaal-economische sfeer hebben gekregen (en een staatssecretaris, dat vergat hij nog, op een departement met een zeer zwakke K.V.P.-minister, nl. Sociale zaken. L.) en de V.V.D. géén één, wees daar nu gelukkig mee, accepteer dat, maar ga u niet verhovaardigen door de V.V.D. voor het vierde rad aan de wagen uit te maken’. Dat waren duidelijke woorden. Jammer was het alleen, dat de heer Van Riel niets zei tot de voorzitter van de antirevolutionaire Tweede Kamerfractie, dr. Bruins Slot, die op het
partijconvent van zijn partij had verkondigd dat hij, ‘socialistenvreter’ zijnde, de liberalen even lekker vond als die socialisten.
*
De liberalen, die uit anti-socialisme nu zo uitermate welwillend de beleefdheid in acht nemen ten opzichte van hun confessionele makkers, moeten zich eens spiegelen aan hun vice-voorzitter. Doen zij dat niet, dan zal er van een zelfstandig liberalisme niet veel overblijven. Dan zal prof. Oud inderdaad nog eens aan één tafel komen te zitten met de bisschop van Roermond, zoals de heer Dettmeijer, secretaris van de V.V.D., allervredelievendst hoopte in datzelfde Limburgse stadje vóór diezelfde raadsverkiezingen. Ja, dat gebeurt misschien in de toekomst, doch niet op verzoek van die bisschop, maar op het zeer onderdanige verzoek van de heer Oud, die toch echt geen Thorbecke is, al wordt hij er vaak mee vergeleken. Voordat die gezellige, halfzachte, broederlijke ontmoeting in Roermond werkelijkheid wordt, kan er gelukkig nog veel gebeuren. En daar hoop ik dan maar op.