toeschrijft, dat onze cultuur ‘een opmars van vitale, veerkrachtige, vrijheidslievende mensen zou zijn, die zich niet afgeven met beuzelachtige vragen naar de zin des levens, die zich niet laten afleiden door angst of wanhoop.’ Dat is ongeveer wat Macaulay ervan maakte, en in de essay die ik aan hem wijdde (ook te vinden in Geschiedenis als medespeler), heb ik mijn afgrijzen duidelijk uitgesproken. ‘Cultuur is worsteling’, zei ik in de rede die Gomperts kritiseert. Ook de strijd tussen het sociaal gerichte rationalisme en de individuele drang naar absoluutheid of afwending van het leven helpt de cultuur vormen. Als die laatste geesteshouding won, zou de cultuur afsterven, maar als er niet meer aan het optimisme gerukt werd en de dadendrang afgeleid, zou de cultuur aan een benauwende vervlakking kunnen gaan lijden.
Gomperts heeft, dunkt mij, mijn betoog zo misverstaan, omdat hij niet voldoende gelet heeft op mijn toch duidelijk uitgesproken bedoeling om, niet een loflied op onze cultuur te zingen, maar een opwekking te doen horen. Wij moeten al onze krachten inspannen, wij moeten vooral niet toegeven aan twijfel aan onszelf of andere defaitistische tendenties. Er dreigt gevaar. Die gedachte beheerst heel de uiteenzetting.
Gevaar, zo was ik begonnen, van de kant van het Russische communisme. En nu vraagt Gomperts: ‘Is Rusland niet Europees?’ Vóór 1917 is dat, dunkt mij, nauwelijks een vraagpunt - al bestreden Dostojefski en de Panslavisten die opvatting luidkeels. Rusland behoorde organisch tot de Europese cultuur, de strijd over de lijfeigenschap en de afschaffing daarvan bewijzen dat, tegelijk leverde het, b.v. in literatuur en muziek, een bijdrage van belang.
1917 echter betekende een ontsporing. Het marxisme, zeker, is een in de Europese traditie wortelend verschijnsel. Maar wat in 1917 begon, was een tyranniek totalitarisme. Ik weet heel goed dat ook daarvoor Europese precedenten zijn aan te wijzen. De Franse Revolutie ging een ogenblik bedenkelijk in die richting, en de geest van Rousseau leeft voort in het totalitair opgevatte marxisme. Maar daarom aarzel ik geen ogenblik de totalitarismes die zich in onze eeuw hebben opgeworpen, het communistische en het nationaal-socialistische beide, cultuurverwoestende bewegingen te noemen. Bewegingen die de Europese cultuur naar het hart tastten.
Gomperts voegt mij verwijtend toe, dat ik van ‘een vooropgezet idee over de cultuur uitga.’ Hij schijnt enkel maar te bedoelen dat ik van de Westerse cultuur een omlijnde conceptie heb. Vooropgezet? Afgeleid uit een beschouwing van de geschiedenis. Maar zeker, ik zal niet ontkennen dat bij alle afleidingen van dien aard een zekere willekeur, een persoonlijke instelling meespeelt. Men moet evenwel de moed van zijn overtuiging hebben, of de geschiedenis blijft chaos en de cultuur verliest een steunpunt dat zij niet ontberen kan. Maar als ik Gomperts goed begrijp, gaat hij tot de geschiedenis zonder ‘vooropgezet’ oordeel en houdt hij ons dan als geestelijk erfdeel voor ogen, klakkeloos, al wat te eniger tijd of plaats gebeurd mag zijn. ‘De geestelijke inquisitie en de techniek van de politie-terreur’, zegt hij, ‘dat zijn ook Europese tradities’.
Als men van Europese cultuur spreekt, gaat het dan aan om inquisitie en politie-terreur op één lijn te stellen met eerbied voor de menselijke persoonlijkheid en geestelijke vrijheid? Ook een historische beschouwing die dat deed, zou zich aan de werkelijkheid vergrijpen. Die laatste waarden hebben het vaak hard te verduren gehad, volledig verwezenlijkt zijn zij nooit. Maar het is het treffende van onze cultuur, dat in de eeuwige strijd die middelen van dwang en knechting altijd afkeuring en verzet hebben ontmoet en zich dan ook nooit duurzaam hebben kunnen vestigen. Van de Grieken en de Romeinen af heeft de Europese mensheid met dit probleem geworsteld; Socrates, de Stoa, later het Christendom, alle grote denkvormen, werden in die strijd betrokken. Dat kenmerkt de Westerse geschiedenis en onderscheidt haar van die der Aziatische volken.
Behalve nu dan in Rusland? Wie zal het zeggen! Hoeveel van de ware Europese tradities zich onder het dwangregiem handhaven, weten wij nu eenmaal slecht. Pasternak is een lichtend teken geweest, maar zelfs dan: hoeveel betekende dat? Ondertussen blijft dit voor mij het alles beheersende feit, dat het stelsel van geestdwang en willekeur dat nu in Rusland heerst en dat naar uitbreiding streeft, de waardevolste tendenties van onze cultuur zou vernietigen, en dat het daarom zaak is, meer dan ooit, die met bewustheid en overgave te dienen.
Maar Gomperts heeft nog een ander argument. ‘Wij hoeven de Europese cultuur niet te verdedigen. Europa heeft de wereld veroverd en een concurrerende levensvatbare cultuur is er niet.’ Dat is wel heel gemakkelijk, maar het is ook wel heel naïef. Er wordt tussen Rusland en het Westen op leven en dood gestreden om Azië. Heeft Europa Azië veroverd in die zin dat Azië nu de Europese cultuur bezit zoals wij die bezit-