meer gegevens bekend maken dan de officiële voorlichtingsdiensten loslaten, wordt het de vraag wat geoorloofd is en wat niet.
Men komt er niet uit door te zeggen: dat mag onder geen beding want de werknemer moet loyaal blijven tegen zijn directeur of minister, en trouw aan zijn belofte - wanneer hij die gedaan heeft - tot zwijgzaamheid. Loyaliteit en gehoorzaamheid behoren tot de deugden die omslaan in ondeugden, wanneer men er al te stringent aan vasthoudt.
Een paar maanden geleden zei een ambtenaar op een der departementen tegen een andere, bij wijze van conclusie van zijn betoog: ‘En als de minister mijn advies niet volgt zijn er nog andere kanalen om hem onder druk te zetten’. ‘Ja,’ was het antwoord, ‘die kanalen zijn er, maar het zijn geen fatsoenlijke’.
Voor dit antwoord is veel te zeggen. Een ambtenaar moet niet een eigen beleid je gaan voeren door achter de rug van zijn minister te proberen kamerleden en journalisten voor zijn opvattingen te winnen. Maar aan de andere kant: hoe moet de journalist aan de gegevens komen, om zich een oordeel over een beleid te kunnen vormen, wanneer niet de ingewijde hem deze gegevens verschaft? Als hij alleen moest afgaan op de voorlichtingsdiensten, die per definitie spreekbuis van minister of bedrijfsdirectie zijn, kwam er van zijn critische, controlerende werk ‘in het algemeen belang’ niets terecht. En wat is dan het verschil tussen de ingewijde die het een en ander vertelt en vraagt geen bron te vermelden - de ‘naar wij vernemen’s - en de ingewijde die het een en ander opschrijft en vraagt geen naam of een schuilnaam te vermelden? Het voornaamste verschil is dat er in het laatste geval meer kans is op een artikel zonder onjuistheden dan in het eerste.
De journalist moet zijn kennis van zaken opdoen bij de insider en de insider moet zijn mond houden. Het is een dilemma dat leidt tot het tegen elkaar afwegen van onwenselijkheden. Dit afwegen zal altijd onbevredigende resultaten geven. Maar daarmee is de tegenwoordige stand van zaken in ons land niet goedgepraat. Wij hebben een schandaalpers die zijn aanvallen baseert op de onbetrouwbare gegevens van rancuneuze ingewijden, en die bovendien politiek partijdig is. Daartegenover staat het gewicht van de gouvernementele en nog maar pas ex-gouvernementele bladen, die overigens ook partijdig zijn. Wij stellen de laatste boven de eerste, maar wij zouden willen dat de meer bona fide bladen minder volgzaam waren in hun commentaar en hun berichtgeving. Zij hebben daarbij de hulp van betrouwbare ingewijden nodig. Wanneer die hulp tot gevolg heeft dat er gewerkt moet worden met schuilnamen of met anonimiteit is dat onaangenaam - zowel voor de lezer als voor de schrijver - maar toch soms te verkiezen boven het doodzwijgen.
K.L.P.