Er wordt hier in Londen een nieuw stuk van Graham Greene vertoond, The complaisant lover, een comedie op dezelfde voet als Our man in Havana. Wanneer Greene kritieke religieuze problemen bespreekt, klinkt het of hij aan het publiekspelen is; wanneer hij lichte komedies schrijft, ook. De pretentie past nooit precies op de inhoud; daarmee zou alles veroordeeld zijn, als er niet zoveel slechtere dingen geschreven werden waarin die twee wel precies passen.
Er treden twee Nederlandse personages op in het eerste bedrijf, dat ten dele in Amsterdam speelt. De ene kent geen Engels, en het Nederlands dat die akteur spreekt, Oliver Burt, klinkt bewonderenswaardig autentiek, dat wil zeggen precies zoals dat van Nederlandse toneelspelers. De andere is een hotelbediende, voldoende geschoold in het Engels om niet alleen als tolk op te treden maar ook een Engelse anonieme brief te schrijven in opdracht van een van de hoofdpersonen. Hij neemt voor dit vuile werkje gaarne honderd gulden in ontvangst, en ik merkte bij mijzelf een licht verzet op tegen de scène. Hollanders, dat zijn toch allemaal keurige mensen? Dat zeggen zij zelf altijd, en zij zien er ook meestal uit of ‘van binnen alles in orde is’; daarom vinden zij het grappig hoewel verkeerd dat er in Frankrijk ook slechte mensen wonen - daar begint het trouwens al mee in België.
Eigenlijk geloven wij niet dat het onderscheid zo is; tenminste, velen van ons geloven het niet. De mythe is alleen van kracht aan de oppervlakte, en daarom volgens de Nederlandse traditie van geen belang. Intussen levert hij niet alleen een illusie op, hij vergemakkelijkt ook het maatschappelijk verkeer, doordat velen bij wie van binnen lang niet alles in orde is zich de grootste moeite geven om de schijn op te houden. Op die manier kan er tenminste gewerkt worden, maar de prijs is hoog: de belangstelling voor de menselijke natuur wordt onderdrukt, en het geldt als onvriendelijk om iemand te beschuldigen van een eigenschap die niet in orde is, tenzij in verontwaardiging, of lachend om het goed te maken.
K. zegt dat wij in het Hollands Weekblad meer zouden moeten vertellen over de stemming en de persoonlijkheden van de Nederlandse politieke partijen. Jawel, maar dat mag toch niet! Dat is toch allemaal geklets! Het gezag belachelijk maken, zeker! (want de beperkingen van iemands persoonlijkheden in het openbaar aanwijzen, dat is hem belachelijk maken).
En dan verbaasd zijn dat het leven niet erg interessant is.
Ik had het met K. over mensen die zich in het hoofd gezet hebben dat zij de filosofie op een nieuwe leest moeten schoeien, bezeten door het idee dat alles eigenlijk anders is dan wij gewoon zijn te denken. Het zijn natuurlijk amateurs; voor hun broodwinning moeten zij wel iets anders doen. K. kent er een die zich al tientallen jaren iedere vrije avond opsluit om te bedenken hoe het eigenlijk is.
Het is grappig of zielig naar gelang van het gevoel dat wij voor zulke slachtoffers van de waarheid hebben. Gelijk hebben zij zeker: de waarheid is iets anders dan onze opvattingen, maar in de praktijk betekent deze hoge wijsheid alleen dat wij er niets uit kunnen brengen dat meer dan gedeeltelijk of tijdelijk geldig is. Als hij dat inziet, raakt het geboren slachtoffer nog dieper in de war; hij moet dus zelf een punt bepalen vanwaar hij zal beoordelen, nadat hij juist gehoopt had dat een openbaring hem dat werk uit handen zou nemen.
Om dan door te zetten, moet hij inderdaad een geboren slachtoffer zijn. De meesten van ons geloven het wel als zij dat inzicht bereikt hebben, en houden zich verder met andere dingen bezig; sommigen met gedeeltelijke waarheden, zich beroepend op de merkwaardigheid van hun visie of hun bijzondere gevoel voor wat er juist in deze tijd nodig is. Waar halen zij de brutaliteit vandaan? Bij de gedachte aan de monniken van het intellekt, die de last op zich nemen van ons aller onvoldaanheid, zien wij pas wat een prachtig teken van ruige vitaliteit het is, dat onvermoeibaar werken om de lezerskring van de intellectuele pers te prikkelen. Vergeleken met hen die kussen op het witte doek; die de reis aanvaarden om een zaakje af te sluiten op het andere halfrond; die als eersten over de streep gaan in Tarbes; die met hun vliegtuigen ijzige strepen trekken in de avondlucht, lijkt de intellektueel vaak zo sterk op een afvaller, dat hij niet zonder een glimlach van genoegen op de slachtoffers van de waarheid kan wijzen.
De reden waarom hij zich de moeite getroost van kokette praatjes over de mannen van de daad, is overigens dat hij niet goed weet hoe hij het argument moet aanbieden dat hij het schrijven niet kan laten. Schrijven: een woord van weerzinwekkende dikte, hoe handig het ook tussen andere woorden in gezet wordt. Dat het zo zwaar geworden is, zal wel geweten moeten worden aan de nationale nuchterheid; er is immers ook het argument dat hij, eenmaal begonnen, niet goed weet wat hij anders zou moeten doen.