effecten te verkrijgen. Wanneer dit gebruik overdadig wordt, krijgt men als lezer de onplezierige gedachte dat het de schrijver om het effect te doen is. Mulisch, die niet dom is, weet dit. Op een gegeven moment laat hij Bomans dan ook in zijn Roomse Blijdschap achter, dat wil zeggen: hij behoudt diens effectueuze stijl, maar vult haar op met een adequate, moderne tragiek: de ‘Eenzaamheid’, de ‘Onmogelijkheid’, het ‘Absurde’ en noem maar op.
De naam Dostojewski die ik aan Mulisch' tragiek verbond, is tamelijk willekeurig. Er zijn andere namen te bedenken. Dit blijkt al uit zijn bundel ‘De Versierde Mens' waar, in het gelijknamige verhaal, een persoonlijke identiteit teruggevonden wordt, die elders, in “Gelijkenis” (Het Mirakel) verloren was geraakt. Als namelijk de anonimiteit volstrekt wordt, zoals in, De Versierde Mens’, laat de hoofdpersoon zelfs na datgene te doen, wat anderen van hem verwachten. Hier wordt dar de mens weer individu met een laatste en onweerstaanbare vrijheid; de keuze van de eigen dood. Dit is een Malrauxiaanse gedachte, waar men Mulisch niet verantwoordelijk voor behoeft te achten. Wel komt op zijn rekening de lacherigheid die men bij het lezen van zijn geschriften ondervindt.
Dit terugvinden van een identiteit is niet kenmerkend voor Mulisch. Zijn figuren hebben n.l. als regel geen identiteit. Er ‘gebeurt’ iets aan iemand, net zo goed als dat Mulisch niet de schrijver is van zijn verhalen die zich immers ‘zelf’ schrijven. Een verhaal ‘voltrekt’ zich aan hem, zoals gebeurtenissen zich voltrekken aan zijn hoofdpersoon.
Deze schizofrene instelling krijgt ergerlijke dimensies in zijn laatste roman ‘Het Stenen Bruidsbed’, temeer daar het hier een werkelijk tragisch gegeven betreft: de confrontatie van een bombardementsvlieger, de Amerikaan Corinth, met de stad Dresden, die hij heeft helpen verwoesten. De anonimiteit van de hoofdpersoon krijgt in dit boek het karakter van een vlucht voor de verantwoordelijkheid. Corinth was niet op de ‘plaats van de misdaad’ aanwezig. Hij heeft een alibi: ‘Ik ben een onder Agamemnon gesneuvelde Griek, die nog leeft’. Zijn gevoelens van afschuw projecteert hij in een Duitser, ‘Schneiderhahn’ die hij er van verdenkt beul in een concentratiekamp te zijn geweest. Als dit niet waar blijkt, lucht hij zijn vertwijfelde woede in een pak slaag, dat hij Schneiderhahn toedient.
Het vluchtkarakter blijkt duidelijk, als Corinth op ander terrein zijn verantwoordelijkheid wèl aanvaardt. Verantwoordelijkheid voor een ‘opdracht’ die ‘de Man’ zou zijn gegeven: ‘... en dat de man zijn zaad toch niet kan spuiten in iets bekends, in een heel verleden, want dat is hij dan toch eigenlijk al zelf, - maar alleen in het vreemde, in voorbijgangsters, want hij heeft toch zijn opdracht’. Hier wordt een sexuele eigenaardigheid tot ‘opdracht aan de man’ gerationaliseerd. Een opdracht van waar en van wie zou men zich hierbij af kunnen vragen.
Het gemythologiseer, het werken met opdrachten, ondergrondse verbindingen tussen Nu en Oudheid en Eeuwigheid en Kosmos, is ook in dit boek weer niet van de lucht. Het wordt meestal tot uitdrukking gebracht tiidens toestanden van dronkenschap. Dan immers hoeft het betoog geen logika meer te bezitten en kunnen andere, ‘diepere’ wijsheden, zg. ‘anti-wijsheden’, om in de terminologie van Mulisch te blijven, naar boven komen. Dit alles, met in het achterhoofd misschien de gedachte, dat kinderen en dronkaards de waarheid zeggen. Dronken is Mulisch inderdaad, dronken van de letters, dronken van de woorden die hij voor zijn ogen ziet dansen en dronken van de betekenissen die achter deze woorden schuil kunnen gaan. Maar evenals de meeste spreekwoorden, blijkt ook het bovengenoemde niet op te gaan. De dronkenschap voltrekt zich aan Mulisch en laat niets achter dan een roman, die een typisch voorbeeld is van dronkemanstragiek en krokodilletranen, of nee, Mulisch gaat altijd schaterlachen, hij wist zich de tranen uit de ogen van uitzinnige vreugde.
Blijkens de achterzijde van het boek is Mulisch bezig met zijn eigen heiligverklaring. Dit verbaast niet. Het lijkt een onschuldige hobby en niemand behoeft zich dan ook ongerust te maken. Bovendien, als Mulisch moest wachten tot de paus hem behulpzaam zou willen zijn bij deze plechtigheid...