Aan de Friese waterkant
door A.L. Schneiders
Het leven is nog een beetje vooroorlogs in Friesland, langzaam en struis onder een goed gelakte hemel, zoals ik mij soms voorstel dat het ooit in Holland is geweest voordat ik er zelf aan werd toegevoegd. Buiten de kleine steden en dorpjes hoort het land aan de wind, vogels op lange poten en vier of vijf rijke boerendaken in een wijde kring die, ieder verschanst achter een rijtje bomen, waken over bijbel en linnenkast. In een donker winkeltje stonden zelfs die stopflessen te wachten, met de gestreepte zuurtjes uit mijn onderste dromen. Het werd een hele ontmoeting en nog lang daarna had ik het mooie, vredige gevoel toch aan één draad te zijn geregen. Zo sterft men misschien in lieve oude boeken.
Maar ik denk dat, langer dan een zeilweekend, die tijd van stevige oude klokken zwaar te verteren zou zijn. Leven in Grouw bijvoorbeeld, wat moet dat lang duren. Waar zou men zich tegen moeten afzetten om daar de gedachten nog boven water te houden: dominee, de dokter, de notaris? Wie weet de koster wel, die hebben vaak nog het minste vrede in het zitvlak. Toch is Grouw de plaats waar Frieslands meest geeerde dichter heeft geleefd, dokter Eeltsje Halbertsma. Die heeft het op het meer gevonden. Rolje, rolje, wetterwaegen... en in zijn eigen grappen. In het holst van de nacht kroop hij met een kaars in het hok van zijn buurvrouw om daar voorzichtig een gouden ei onder één van haar kippen te deponeren. Wat een voorpret en wat een plezier toen die buurvrouw echt dacht dat haar kip gouden eieren legde. Als anderen niet voor amusement zorgen, dan kan men toch nog zelf zijn grappen maken?
Maar de notabelen die ik daar op zaterdagavond aantrof in hotel Oostergoo zouden zelfs met een bom in hun kippenhok niet meer tot leven te brengen zijn. Aan hun spaarzame geluiden te horen, scheen het merendeel uit Holland afkomstig en hier slechts beroepshalve gestationeerd. Als kolonialen in de tropen, apen of honden zo fijn geconditioneerd op tijd van drinken en eten, schoven zij zwijgend naar hun vaste stoel en bestelden daar de borrel van vorige zaterdagavond. Wat afschuwelijk moest de eerste smaken, een hele week van oude lappen bij elkaar geveegd en vloeibaar gemaakt. Behalve whiskey ken ik geen drank waarvan het zo neerslachtig drinken is; eerst als de smaak weggebrand is zijn ze goed. Daar zal het protestantisme wel weer achter zitten.
Een heel wat opgewekter aanblik bood het gezelschap Friezen, dat zich de volgende ochtend aan de ontbijttafel had verzameld. Denkelijk kwamen zij uit hun hoofdstad, vrienden die een dagje vrijaf hadden gekregen van hun vrouwen. Recht en drommels goed uitgeslapen zaten zij in hun stoelen en sloegen links en rechts, over en weer hun korte houten kwinkslagen. Zij braken op om daarna, snaterend en schetterend in groepjes, plaats te nemen op het motorschip dat beneden op hen had liggen wachten. Lang nadat het vaartuig was verdwenen in de frisse ontbijtzon, konden wij ze nog horen. Het leek nu wel ruzie, maar dat kwam natuurlijk doordat wij niet meer konden zien hoe opgewekt ze er bij keken.
Een uur daarna voeren wij zelf het meer op, langs de werf van Zetzema en onder de oude kerktoren met het soort zuinige zadeldakje dat ik alleen nog maar in Friesland heb gezien. Om krom te gaan liggen voor een kathedraal moet je niet bij hen aankomen. Nu drongen dungezongen flarden psalm tot ons door, maar wij hadden een mooie wind achter, zodat wij al spoedig buiten bereik waren. Zulke dagen op het water; de gedachten blijken weer heel wat losser in het hoofd te zitten dan ik meestal pleeg te denken. Als pluizen worden ze eruit geblazen en de wind speelt door open deuren krijgertje met meisjesstemmen, vriendelijke wolken en een handvol halve deuntjes. Ver weg is het onbetrouwbare leven, morgen pas.
In de namiddag waren het leden van de Friese haute bourgeoisie die het hotel hadden betrokken. Zij waren zeker niet interressanter dan ergens anders, maar wel minder in aantal en ook wat aardiger om te zien doordat het in de open lucht was, aan de waterkant. Bedachtzaam zaten zij in rieten stoelen of wandelden over het plankier, kij-