Le style c'est l'homme?
door J.L. Heldring
Heinsius' proza en politiek
Hoe riskant het is om mensen te rubriceren en etiketteren, blijkt wel uit het derde nummer van Hollands Weekblad. Hierin wordt zowel prof. P. Geyl als mr. M. Heinsius voor nationalist uitgemaakt, zij het in twee verschillende artikelen. Als de term ‘nationalist’ op Heinsius slaat, dan is het onbillijk hem op prof. Geyl toe te passen. Als daarentegen Geyl terecht een nationalist genoemd wordt, wat is Heinsius dan wel niet? Het gezwollen pathos van de laatste kan toch niet op één lijn gesteld worden met de redelijke betoogtrant van de eerste?
Het is moeilijk om de stijl te abstraheren van de man. Als het waar is dat le style c'est l'homme, dan ziet het er inderdaad niet goed uit voor Heinsius. Dan moet zijn betoog als even belachelijk veroordeeld worden als zijn stijl. Toch bevat zijn betoog, ontdaan van alle potgieterijen, wel een paar punten die de moeite waard zijn of - laat ik eerlijk zijn - waar ik het wel mee eens ben. Poll, wiens kritiek op Heinsius' brochure ik overigens grotendeels onderschrijf, behandelt deze punten niet. Daarom acht ik mij gerechtvaardigd om ze naar voren te brengen. Ik citeer:
‘Kunnen wij ons werkelijk nog sentimenten veroorloven die niet meer beantwoorden aan de eisen van onze delicate strategische situatie? (Heinsius doelt op de “Europese” sentimenten). Is voor deze situatie niet allesbeheersend, dat het lot van de nog vrije landen in Europa afhangt van de indruk die het Kremlin heeft van èn de moed èn de vastbeslotenheid van de Verenigde Staten van Noord-Amerika om een rode greep naar het nog vrije deel van Europa te beantwoorden met de meest sinistere en onberekenbare wapens van het moderne arsenaal - moed: wegens de zekerheid dat de sowjetmacht dan ook een onvoorstelbaar zware catastrofe zal brengen op de eigen, tot nu toe ongerept gebleven grond van Amerika - vastbeslotenheid: omdat het in de komende tijdperk van lange-afstandprojectielen bepaald wel discutabel kan lijken of door een rode onderwerping van het nog vrije deel van Europa de militaire veiligheid en de vuist van het door brede oceanen omringde Amerika werkelijk zo dramatisch worden aangetast, dat de Verenigde Staten volstrekt geen andere uitweg meer zouden kunnen hebben dan hun lot te verbinden aan een oorlog die voor het Amerikaanse thuisfront toch in ieder geval rampzalig zou zijn?’
Wat Heinsius hier zegt is juist. Naarmate bij de Russische leiders de indruk groter wordt dat Amerika, uit angst voor de tegenklap, zal aarzelen enigerlei Russische aanval in Europa te beantwoorden met alle beschikbare wapens, zal hun bereidheid om risico's te nemen eveneens groter worden. West-Europa's veiligheid hangt dus in grote mate af van de indruk die het Kremlin heeft van de Amerikaanse vastbeslotenheid grote vernietigingen in eigen land te riskeren ter wille van de ongereptheid van de Europese bondgenoten. Die vastbeslotenheid wordt op zwaardere proef gesteld, naarmate Ruslands lange-afstandsprojectielen geperfectioneerd raken en Amerika dus kwetsbaarder wordt.
Wat betekent dit voor West-Europa? Heinsius geeft het antwoord: ‘Is er ons, in deze broze afhankelijkheid van de indruk die het Kremlin heeft van de moed en de vastbeslotenheid van de Verenigde Staten, dan niet alles - alles! - aan gelegen om, met de beste talenten van hoofd en hart waarover wij beschikken, over de oceaan belang en sentiment te binden in een zo stevig web, dat Atlantisch-Westerse eenheid een keihard strategisch gegeven gaat worden, bij voorbaat tegen elk pandemonium bestand?’ De cursiveringen en het pathos zijn van Heinsius. Nuchterder gezegd: West-Europa moet zich zo interessant, ja zo onmisbaar mogelijk voor Amerika zien te maken.
Maar dat doen wij niet, wanneer wij ons blindstaren op Europa. Of in Heinsius' woorden: ‘Maar volgt daar dan niet onmiddellijk uit dat wij de herauten zijn van ons eigen verderf, wanneer wij nota bene zèlf de Westerse mens van Noord-Amerika inprenten om in de Westerse mens van Europa een geheel andere categorie te zien; wanneer wij het zèlf zijn die het de bewoners van Noord-Amerika nóg gemakkelijker maken zich aan een morele identificatie met ons, bewoners