sloten afweten. Zo kweekt hij de reputatie van universeel mens.
Als men iets wil begrijpen van de werking van muziek op een daarvoor gevoelig mens, moet men Gide lezen in zijn notities over Chopin, of Butler over Händel. Het is waar dat dat zelden de beste notities zijn van deze schrijvers, het komt zelfs voor dat ze - zuiver logisch of literair beoordeeld - bepaald stupide aandoen, maar daarin is juist de sleutel te vinden voor de verhouding muziek-muziekminnaar. Deze woorden zeggen het al, het is een verliefdheid, meer dan liefde. Een verliefdheid die de onredelijkste oordelen, de schaapachtigste verklaringen en beeldspraak ten gevolge heeft. Daarom is goed schrijven over muziek onmogelijk én voor de literair-gevoelige én voor de muzikaal-gevoelige, het vereist een afstand die uiteraard niet mogelijk is.
Aan Matthijs Vermeulen en Vestdijk ziet men die twee kanten prachtig gedemonstreerd. Vermeulen is de echte muziekman, alleen te genieten in zijn proza voor wie evenzeer verliefd is. Vestdijk over muziek is als de psychiater over een verliefdheid die hem niet aangaat.
Ik laat in het midden of het hem werkelijk niet aangaat. Het is mogelijk dat Vestdijk evenzeer een verliefde is, maar zo gekronkeld, dat hij elke keer als hij de mond opent om te zeggen: Ik hou van je, je bent de enige, eeuwig etc., hoogstens kan uitbrengen: je huid pakt wat lekkerder dan van Greet, maar je moet iets aan je tanden doen. En voor degenen die van Greet houden zowel als van de ander(en), telkens per persoon per moment absoluut, is dat geen gehoor. (Dan heet ze trouwens geen Greet).
Een echte schrijver die tevens weet wat muziek is, moet machteloos erkennen dat muziek groter is (Van Schendel) en beperkt zich hoogstens tot beschrijven van haar werking.
*
Bij Idealisten is het slecht tafelen. Een idealist is iemand met een mankement aan de zintuigen, evenals trouwens de lieden die men in de literatuur binnenhuis- of alcoofrealisten noemt. Het ene is te vergelijken met verziendheid, het andere met bijziendheid.
*
Bewijzen zijn een speciaal soort sleutels tot onze overtuiging. Er bestaan vele sleutels. Schoonheid is een belangrijke. Wanneer Bloem schrijft:
‘want ik wist door een keuze verloren
elk ander verlokkend bestaan’
dringt dat door tot de overtuiging van ieder die maar enigszins toegankelijk is voor de taal van Bloem. Het wetenschappelijke (biologische) equivalent van deze stelling, de theorie van Rosa: ‘La riduzzione progressiva della variabilità’, wordt nog steeds betwist, omdat het bewijs, de sleutel voor de daartoe gevoelige categorie, nog niet volmaakt is.
Essays en grapjes zijn stellingen die men niet bewijst, maar die door hun speciale vorm toegang verkrijgen.
Een echt bewijs, logisch en wel, is te beschouwen als een loper, een confectie-sleutel, die zoveel mogelijk categorieën bereikt.
Vroeger was er weinig grens tussen wetenschap, poëzie en philosophie. De enige sleutel was toen de dreun van het ritme, het rijm, de overtuiging, de pertinentie. In politiek vindt men dat nog. Wil men trouwens een nieuwe belangrijke stelling poneren, dan is het om begrip te krijgen - zelfs bij mensen van wetenschap - niet voldoende om een helder logisch bewijs te geven. Enig succes, bewondering voor het ongehoord nieuwe, navolging eventueel, dwingt men pas af door mooie vergelijkingen, door makkelijk te begrijpen beelden, veel primitiever sleutels dus. Van oudsher heeft men beter de gelijkenissen onthouden dan de bergrede.
Wat men een goed proefschrift noemt is dik, heeft een mooie typografie, veel foto's. De aanvallen bij een promotie richten zich vaak op een nalatige correctie.
Het succes van Darwin is o.a. te danken aan zijn dikke boek, zijn betrekkelijke leesbaarheid, zijn goede reputatie, zijn rijke omgeving, zijn beroemde vrienden, terwijl zijn hele theorie van struggle for life, survival of the fittest etc. samen te vatten is in enkele regels, die voor ieder die onvoorbedacht logisch kan denken voldoende moeten zijn (zoals Huxley aantoonde).
Bewijzen zijn dus alleen in principe een sleutel. Het is of de andere factoren, zoals in het geval van Darwin, zoals nog duidelijker bij kunstwerken, completer toegang krijgen, toegang tot een belangrijker overtuiging. Als men A bewijst en B in een mooi gedicht zou lezen, zou men B geloven en A niet.
*
Het is nog niet uitgemaakt of machines tot de dode of tot de levende natuur gerekend moeten worden. Evenals virussen zijn het ingewikkelde verbindingen die erkend-levende wezens nodig hebben om zich te doen voortplanten.
*
De ontroering die een nieuwe muziek geeft, de prikkeling van een lang tegen de toon