ontwikkeling zullen komen, welke een bedreiging betekenen voor de grote waarden, die onze Nederlandse samenleving kenmerken’.
Toen wij deze woorden vernamen, bogen wij getroffen het hoofd: wij hadden van de Nederlandse democratie een volstrekt verkeerd begrip gehad, al jarenlang, en plotseling werd ons dat door de staatsman prof. De Quay op pijnlijke wijze geopenbaard. Maar welk een geluk, beseften wij onmiddellijk, dat wij dan eindelijk een minister-president mèt een kabinet bezitten, die de democratie, levensvoorwaarde voor ons, zal handhaven, nee, verrukkelijker nog, zal versterken. Welk een moed en welk een frisheid van gedachte!
Maar toen trok de twijfel weer over ons. Want, zo redeneerden wij, er zijn niet anders dan democratieën op de wereld, democratieën in de Sowjetunie, in de satellietstaten, in China, Engeland, de Verenigde Staten en Frankrijk, en, als wij er nog een paar noemen, democratieën ook in Spanje en Portugal. En deze laatste staten associeerden zich, onweerstaanbaar, met de democratie van prof. De Quay, de corporatistische democratie, die hij als actief lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie aan het Nederlandse volk aanbeval, nadat de nazi's aan al onze grondwettelijke vrijheden een einde hadden gemaakt.
Nog vochten wij tegen onszelf, nog trachtten wij het ‘onmisbare gezag’ van prof. De Quay met onze geest niet aan te tasten. Maar wij herademden van zekerheid, toen prof. Romme namens de K.V.P. zijn instemming kwam betuigen met die ‘versterking van de democratie’ en beleefd herinnerde aan zijn motie van het vorige jaar, waarin hij, zij het ook in bedekte termen, een ombuiging in de corporatistische richting voorstelde. En onze allervolledigste zekerheid keerde terug, toen de heer De Quay in zijn antwoord verklaarde, dat hij die versterking ook zag in een ruimere inschakeling van de maatschappelijke organen bij het beleid, ronduit gezegd: in de corporatistische organisatievorm.
Wij dreigden even kwaad te worden, maar een heerlijke geruststelling onderdrukte de opkomende toorn. Onze gedachten over de Nederlandse democratie waren niet aangerand. En tegen prof. De Quay hebben wij, heel zonnig dus, ‘three cheers’ op onze democratie uitgebracht. Zachtjes uiteraard, want op de tribune in de Kamer dient men stil te zijn. Maar hier, op deze plek - de professor diene er nota van te nemen - doen wij het luidkeels, met onze mond dicht tegen een zijner oren. En prof. Romme mag dichtbij komen staan om ook iets van die ‘cheers’ op te vangen.
A.F.L.