Nozem op zijn bromfiets
door A.L. Schneiders
Geen soort is zo unaniem gehaat, en bij uitzondering ook nog terecht, als de nozem op zijn snelbrommer. De nozem te voet kan men nog negeren. Met wat moeite zou men zelfs nog een soort abstract medelijden voor hem kunnen opbrengen. Eigenlijk is hij het enige slachtoffer van de welvaartsstaat, want door de prohibitief hoge prijs van de jenever, meer vrije tijd dan ooit en een overdaad aan eiwitrijke voeding is hij nog hulpelozer aan zijn onmatige begeerten overgeleverd dan zijn overwerkte of beschonken voorganger. Men zal willen aanvoeren dat het aantal moord- en doodslaggevallen nu toch maar heel wat minder is. Misschien is dat wel zo, maar dat voordeel weegt nauwelijks op tegen de gevolgen van zijn allerlaatste, radeloze protest tegen het bestel, de snelbrommer.
Zij houden niet van de kou, maar in mei komen zij toch naar buiten en hoe. Blind van verlangen razen zij in kleine zwermen over de wegen. Hun felgekleurde brommers ontwikkelen een hysterisch toerental en de indruk van algehele radeloosheid wordt nog versterkt door de fantastische houdingen waarin de nozem zijn lelijke gezicht over het stuur buigt. Al staat op zichzelf de snelheid in geen enkele verhouding tot het voortgebrachte lawaai en de formidabele stroomlijn van machine en berijder, het is nog hard genoeg want zij kiezen slechts de allervolste wegen en daarbij schijnen er voortdurend zoveel impulsen uit het onderlijf te schieten dat zij zo onberekenbaar heen en weer zwenken als insecten tegen het raam. Als insecten worden zij ook gehaat en geminacht, in het gunstigste geval bestudeerd, en besproken, door doctorandi, geestelijken, jeugdleiders en andere deskundigen op het gebied van de vrije tijdsbesteding. Gelukkig voor de nozem is hij zich in het geheel niet van deze aandacht bewust, laat staan dat hij ooit enig resultaat van alle, aan hem gewijde, conferenties zal bespeuren. Intussen raast hij voort, na iedere nieuwe geboortegolf van zwak begaafden in dichter gelederen.
Slechts één van hen heb ik ooit in een toestand gezien, die een ogenblik iets van geluk ging benaderen. Dat was nadat hij met een verschrikkelijke klap tegen een betonnen lantaarnpaal was gereden. Hij vormde het middelpunt van een zwijgende, starende menigte op het fietspad, een van die zwarte mensenklonters die meer en meer onze warme zon- en feestdagen gaan begeleiden. Een politieman hield de begerige toeschouwers zo goed mogelijk op afstand, terwijl aan de wegzijde een kapitein van de infanterie bijna de ene kettingbotsing na de andere veroorzaakte door volstrekt nodeloos de meest dringende stopsignalen aan de passerende auto's te geven.
Een verweerde wegenwachter en een ernstige amateur in burger waren ijverig bezig met de eerste noodmaatregelen; zonder duidelijk resultaat. Krijtwit sliep het slachtoffer op zijn kakelbonte nozemjasje, dat men hem voorzichtig had uitgetrokken en onder het hoofd gevouwen. Zo was hij niet eens erg lelijk meer, maar het scheen nu te laat. Zijn gekreukelde snelbrommer lag een paar meter verder en in het midden van de kring keken zijn kameraden met open monden toe, leeggelopen, pukkelige afgezanten van een onbegrijpelijk prullerige planeet. Maar ineens sloeg het slachtoffer de ogen op. Door de menigte liep een gemompel. Toen keek hij naar zijn voeten, naar degenen die hem hielpen en ja, hij lachte. Dikke lippen had hij, een slappe mond, maar nu werd hij au sérieux genomen, geholpen. Hij glunderde naar zijn kameraden, dankbaar en gelukkig.
Iedereen praatte nu opgewonden door elkaar en mijn totaal onbekende buurman en ik lachten elkaar met een prop in de keel toe. De beslissende, winnende goal in Holland-België had geen groter dankbaarheid kunnen geven.
De menigte begon zich te verspreiden en ik ging ook mijn weg, fluitend van opluchting. De kapitein stapte met een boos gezicht in zijn auto, niemand was helemaal gestopt. Als een wals rolde het verkeer de vrije dag plat en nieuwe zwermen snelbrommers schoten langs, zich van niets bewust. Al spoedig voelde ik mij flauw en een beetje vuil. Dat gaat altijd zo met die mooie, grote groepsemoties.