De Fransch-Duitsche oorlog van 1870.
De oorlog togen Denemarken, die van 1866 en die van 1870 waren geen toeval. De Koning van Pruisen was vredelievend, hield niet van avonturen à la Napoléon, zooals hij ze noemde, maar Bismarck wenschte die oorlogen wel en wist zijn zin door te drijven.
Bismarck, die zijn geheele leven handelde volgens het ‘Oderint, dum metuant’ werd daardoor de grootste man van het hereenigde Duitschland, dat zoowel zijn opkomst als de tegenwoordige crisis aan hem dankt.
Eigenaardig is het wel dat die woorden, ‘Zij mogen mij haten, als zij mij maar vreezen’, een citaat uit de tragedie Atreus van den Romeinschen Dichter Attius, ook de lijfspreuk van Caligula was. Maar deze wist zich wel te doen haten, maar niet zooals Bismarck, tevens te doen vreezen.
Het was Bismarck reeds een doorn in het oog dat Pruisen gedurende den Krimoorlog onzijdig bleef, maar toen was zijn invloed nog niet groot genoeg, om zijn Koning tot dit avontuur te drijven.
Maar hij was niet de eenige die aan dergelijke dingen dacht. In de Correspondance Militaire du Maréchal von Moltke lezen, wij, dat deze in 1861 reeds schreef: ‘L'offensive, partant du Main, est dirigée contre la partie de la frontière francaise la plus faiblement fortifiée. Si nous pouvons conquérir l'Alsace et la Lorraine, provinces jadis allemandes, il est bien à penser que nous les garderons.’ En in 1862 schrijft hij een Memorie, waarin hij spreekt over: ‘L'offensive contre l'Autriche, la Bavière et la France’ en dan verder zegt: Le résultat à atteindre, c'est d'unir de force toute l'Allemagne contre la France.’
Toen Bismarck na September 1862 Minister was, zeide Graaf Schwerin van hem, dat zijn politiek steunde op het ‘Gewalt geht über Recht.’
In de ‘Souvenirs de Bismarck,’ in ‘Bismarck und seine Zeit,’ van Blum, in ‘Histoire du Prince de Bismarck’ van Simon, in ‘Prince Bismarck, historical biography,’ van Lowe, kortom in de geheele Bismarck-literatuur vinden wij de waarheid van die opmerking van Graaf Schwerin.
Zoo weet men hoe in de Bondsvergadering te Frankfort gezegd werd, dat het recht niet berust op bajonetten. Het verbijsterende antwoord van Bismarck luidde ‘Quand il n'y a pas de tribunal compétent, c'est par les baïonnettes seules que le droit peut se faire valoir.’
Eerbied voor traktaten toonde hij nooit. Hij erkende dat geen enkele natie zich aan een traktaat, aan een gegeven woord, kon houden als haar bestaan op het spel stond.
Maar ook zonder dat het bestaan op het spel stond, geloofde hij dat alles geoorloofd was om het beoogde doel te bereiken. De oorlog van 1870 werd door hem geprovoceerd, omdat hij zich krachtiger meende dan Frankrijk. De vervalsching van het telegram van Ems was een zijner middelen, na de Hohenzollerncandidatuur in Spanje tegen Frankrijk te hebben uitgespeeld.
Wij weten hoe èn te Sadowa èn bij Metz de overwinning hem scheen te ontsnappen, maar hoe hij ten slotte toch zijn doel bereikte, een machtig vereenigd Duitschland.
Later beweerde hij, dat vrede met Frankrijk zoo moeilijk was, omdat er een historisch proces zou bestaan tusschen beide landen, de grenskwestie, en dat wel reeds gedurende eenige eeuwen. Het ontstaan daarvan dagteekende van den tijd toen Frankrijk de ‘Duitsche’ steden Metz, Toul en Verdun genomen had. Doch nu na 1870 was hij tevreden met Metz; Toul en Verdun mochten de Franschen behouden.
Maar die snoode Franschen wilden van geen vrede meer weten.
Wij hebben, zegt Bismarck, alles gedaan om den Franschen het verledene te doen vergeten. Overal buiten Europa kon Frankrijk op onzen steun rekenen, als het maar niet aan de Rijngrenzen tornde.
‘Non seulement nous n'avons, quant à nous, aucun motif d'attaquer la France, mais assurément nous n'en avons plus l'intention.’
Maar niettegenstaande dat, beschouwde hij dat drie eeuwen bestaande historische proces niet als geëindigd.
De Franschen bleven volgens hem als volk denken aan revanche en dat ondanks het door hem genoemde feit dat ‘un vainqueur aussi modéré que l'Allemand chrétien n'existe plus au monde.’
Men had Frankrijk slechts afgenomen vijf milliard en Elzas en Lotharingen.
Maar gesteld eens dat de Franschen ons zouden overwinnen, dan zouden het dezelfde Franschen zijn van 1807, ‘qui nous ont pressurés jusqu'au sang’.
En daarom vroeg hij den Rijksdag voortdurend versterkingen van het leger, om die ramp te voorkomen. Hij erkende de mogelijkheid van een Fransche overwinning, indien