De Neutralen.
De Duitsche stelregel is: ‘Neutral ist ein Staat, der für keinen der Kriegführenden Partei nimmt.’
Daarmede is ook nog vrijwel iedereen het eens. De groote moeilijkheid zit echter in het feit dat de Staat, die geen partij kiest, die dus niet zelf oorlog voert, toch de neutraliteit schenden kan.
Schijnbaar is deze kwestie zeer eenvoudig. De neutrale Staten hebben rechten zoowel als plichten tegenover de strijdende Mogendheden en de grootste mannen der wetenschap hebben die rechten en plichten nauwkeurig omschreven.
Noemen wij slechts enkelen.
Hautefeuille, Des droits et des devoirs des nations neutres.
Gessner, Kriegführende und neutrale Mächte.
Gessner, Droit des neutres sur mer.
Ullmann, Der deutsche Seehandel und das Seekriegs- und Neutralitätsrecht.
Bluntschli, Das Völkerrecht.
Kleen, Lois et usages de la neutralité d'après le droit international conventionnel et coutumier des Etats civilisés.
Maar meestal heerscht er verschil van meening over de duidelijkste punten. Gedurende de Amerikaansche burgeroorlog werd voor de Zuidelijken te Liverpool het later zoo beroemde en beruchte kaperschip Alabama uitgerust. Dit schip bracht den handel der Noordelijken groote schade toe, totdat 19 Juni 1864 de dappere kapitein Semmes, bij Cherbourg, door het Amerikaansche oorlogschip Kearsarge geslagen werd.
De hieruit ontstane Alabama-kwestie, die eindigde met het betalen door Engeland van een schadevergoeding aan Amerika van 3.229.166 pond, bracht beide Staten, voor het zoover was, herhaaldelijk dicht bij den oorlog.
Engeland had het uitloopen van dit schip moeten verhinderen. Dit wist Engeland zeer goed, maar het rekende op de overwinning der Zuidelijken. Voor die misrekening liet de Alabama-commissie, te Geneve, Engeland het genoemd bedrag betalen.
Met Lodewijk XIV waren wij het gedurende zijn oorlog met Spanje niet eens. Wij dreven handel met Spanje, waarop Lodewijk onze schepen deed onderzoeken en prijsverklaren, volgens den stelregel ‘la robe d'ennemi confisque celle d'ami’, dat is, een bevriend schip, met goederen voor of uit 's vijands land geladen, wordt verbeurd verklaard. Daardoor verloren wij een 300 schepen, waarop de Ruyter twee Fransche kapers nam. Na 1657 deed Frankrijk beslag leggen op de Nederlandsche schepen en goederen in Fransche havens, waarop de Ruyter dreigde de Fransche havens te blokkeeren.
Deze oneenigheid werd zonder oorlog bijgelegd.
Bij de Noord-Amerikaansche Vrijheidsoorlog kregen wij dergelijke geschillen, maar nu met Engeland. De Hollandsche kooplieden dreven vanuit St. Eustatius een levendigen handel met de Amerikanen. Buitendien beklaagde de Engelsche Gezant, Yorke, zich over den Gouverneur van St Eustatius, de Graeff.
Deze had niet slechts een schip onder Amerikaansche vlag met saluutschoten ontvangen, maar zich buitendien niet verzet tegen het nemen van een Engelsch schip bij St. Eustatius door de Amerikanen.
Daar echter Frankrijk aan Engeland den oorlog verklaarde, wilden de Engelschen ons niet tot vijand maken, lieten daarom onzen handel geheel vrij en verklaarden slechts hout, geschikt voor scheepsbouw, tot contrabande.
De Fransche Gezant De la Vauguyon deed daarentegen al zijn best om ons mede ten strijde te krijgen tegen Engeland.
De Staten-Generaal besloten echter de schepen, geladen met scheepstimmerhout, geen ‘convooi’ te verleenen. Deze kwestie van beperkt of onbeperkt convooi bleef een tijd lang onbeslist tot ten slotte onder den invloed van Amsterdam, zoowel als van dien van den Franschen Gezant, de Staten-Generaal 30 Maart 1779 zich voor onbeperkt convooi verklaarden.
De Engelschen onderzochten toch onze schepen ondanks het convooi. In Dec. 1779 werden vijf onzer oorlogsschepen onder van Bijlandt, die de handelsvloot naar de Middellandsche Zee convooieerde, bij Wight door de Engelschen onder Fielding aangevallen, met het gevolg dat de handelsvloot opgebracht en verbeurd verklaard werd.
Rusland had reeds met Denemarken en Zweden het ‘Verdrag van Gewapende Onzijdigheid’ gesloten, waarbij ook Pruisen en Oostenrijk zich aansloten. De Republiek besloot daartoe in Nov. 1780.
Bij dat Verdrag werd bepaald:
1. Vrije vaart voor onzijdige schepen langs de kusten der oorlogvoerende naties.
2. Vrij schip, vrij goed, waardoor de onzijdige vlag allen eigendom van oorlogvoerende mogendheden, behalve den contrabande, dekt.