Ik word tam.
Het is een heele tijd geleden sinds mijn lezers en lezeressen iets van mijn hand lazen. De reden daarvan is een heel eenvoudige; geenszins die van ziekte of van allerhand geheimzinnigs, 't welk belangstellende en nieuwsgierige correspondenten er achter zochten.
Die reden was namelijk geen andere dan deze, dat, waar ik nu weldra afscheid neem als redactrice, en waar ik nu eenmaal ‘anders’ schrijf dan jan en alleman, (gelukkig, vind ik), 't mij 't beste leek U zoo spoedig mogelijk aan dien overgang te gewennen. Mijn anders dan anderen schrijven behaagt mijn vrienden, en maakt mijn vijanden woest, maar, in elk geval, 't feit is nu eenmaal zoo. Dus, wijl dat persoonlijk cachet van mij spoedig geheel zal verdwijnen uit de Lelie, meende ik voor mij dat een geleidelijke overgang op deze wijze tot een geheel nieuwe redactie voor U allen 't beste zou zijn. -
Edoch, de uitgever denkt er anders over, en meent dat een artikel van mijn hand U en hem toch wel heel aangenaam zal zijn alsnog.
Gewillig zet ik mij dus neder tot schrijven. -
Waarover zal ik 't met U hebben? - Mij dunkt, onder de bestaande omstandigheden, over een of ander onderwerp dat niemand kan aanstoot geven. - Want, laat ik nu in deze laatste drie maanden eens heel mak en tam zijn! Wie weet of ik dan nog niet tot eindgoed-al-goed in vrede schei van 't journalisten-zoodje, dat een tamme en makke leuteraarster in mooie phrasen steeds graag een goed woordje gunt.
Enfin, ik heb 't zóó bont gemaakt dat ik, zelfs na drie maanden van beterschap, dat goede-woordje wel niet zal krijgen, denk ik; maar, - - ook dat hoop ik te boven te komen. - - Zelfs dat...
Intusschen, waarover zal ik 't nu eigenlijk hebben! - -
Over welk onaanstootelijk onderwerp? -
Wacht. Daar komt mij iets in den zin, waarover iedereen dagelijks kletst, en preekt, en schrijft, en leutert, op de meest stichtelijke wijze: de plicht!
Waarom zou óók ik niet mee-kletsen op mijn beurt! -
Daar heb je dus mijn onderwerp kant en klaar: Lieve lezers en lezeressen van de Holl. Lelie, laat ons dagelijks onzen plicht doen. Want, wat is schooner en verhevener dan het volbrengen onzer ‘plicht.’?
Als ik me goed herinner heeft Carmen Sylva, (die nu ze dood is weer in de mode komt even; daar heb je weer een troost van 't dood-gaan voor ijdele ‘beroemdheden’), óók zoo iets geleuterd over 't ‘geluk’ van het plicht doen. - Of was het over 't geluk van de schoonheid? - Ik weet het waarachtig niet meer precies. Ik heb 't zinnetje namelijk nu al zoo dikwijls gelezen in den laatsten tijd, dat ik 't heelemaal dooreen war; 't was in elk geval een phrase over arbeid, plicht, schoonheid. - Een heerlijke phrase was het, die alle bladen en blaadjes na haar dood tot in het oneindige hebben herhaald. -
Dus, als zij 't niet heeft gezegd, dan hebben in elk geval duizenden en duizenden dominees, zieleherders, ouderlingen, leeken, nuttige en andere dames, iets dergelijks duizenden malen gezegd en geschreven: Plicht is geluk!
Plicht is eigenlijk je ware. Een mensch die zijn plicht doet, dat is er een van de bovenste plank. -
Daarover, ik twijfel er niet aan, is iedereen 't roerend eens met me. -
Maar.... hoor ik een eenling-mensch zeggen: (Je hebt helaas hier en daar van die lastige eenling-menschen, die altijd op den grond der dingen willen gaan, ik-zelve ben óók zoo eene), maar, wat verstaat men eigenlijk onder ‘plicht’? Wat is nu precies ‘plicht?’
Daar zie je al weer hoeveel gemakkelijker een kanselredenaar 't heeft dan een gewoon mensch. Want, zoo'n kanselredenaar staat maar voor een ‘dankbaar gehoor’ er op los te kletsen met de grootst mogelijke phrasen, zonder dat de hem aanbiddende schare hem in de rede mag vallen. En, als hij heeft uitgeleuterd, dan drinkt hij een glas water, en gaat met plechtigen tred heen van waar hij kwam. En daarmee basta. -
Maar een gewoon mensch denkt wel eens na over 't gehoorde. - En is zoo vrij te vragen naar den grond der dingen. -
En dan....
Wat is plicht....?
Geliefde lezers en lezeressen: (Ik vind dat ik ‘den’ toon al aardig te pakken krijg.): Plicht is juist zoo iets rekbaars naar ieders geweten als het geweten-zelf een rekbaar ding is....
B.v.... Plicht is, volgens alle mogelijke dominees, (behoudens 'n enkele hier en daar), pastoors, bisschoppen (protestantsche en roomsch-katholieke), volgens alle mogelijke