werden bovendien dermate verzwaard, dat de gemiddelde leeftijd, waarop de lust tot een zelfstandige vestiging en tot gezinsvorming aan den dag komt, aanmerkelijk werd verhoogd.
Bovendien doen de zucht naar onafhankelijkheid en de behoefte aan vrijheid van beweging en van handelen, vele jongelui huiveren in het huwelijksbootje te stappen, dit beschouwen als een blok aan het been, dat hen belemmert in hun rusteloos streven naar stoffelijk bezit, tenzij - - - een huwelijk hun doel helpt bereiken in den vorm van een financieelen aanwinst. Tengevolge echter van de meer zelfstandige positie door zoovele jonge meisjes in de maatschappij bekleed, stelden ook de vrouwelijke candidaten voor het aangaan van een huwelijk zooveel hoogere eischen, welke toestanden alle oorzaak zijn geweest, dat vele jonge dochters niet thuis konden en wilden blijven zitten wachten, totdat een trouwlustig jongeling haar, als de uitverkorene van zijn hart, aan haar geestelijke eenzaamheid kwam ontrukken, doch zich gingen voorbereiden op de noodzakelijkheid zich eveneens te wapenen voor den strijd om een zelfstandig bestaan. Ook de ouders werden op hun beurt van dit besef doordrongen, waarmee zij afstand deden van hun overtuiging, dat het voor een meisje niet noodig is een beroep te kiezen, omdat de vrouw bestemd is slechts een huishouden te besturen overeenkomstig haar stand.
En zoo vindt men tegenwoordig wel haast geen werkkring meer, waarin ook de vrouw zich geen bestaan tracht te veroveren of reeds heeft veroverd, waar voorheen uitsluitend mannelijke werkkrachten voor geschikt geacht werden.
Moet het nu worden beschouwd als een achteruitgang op het gebied der menschelijke samenleving, dat het jonge meisje zich onafhankelijk gaat gevoelen tegenover den jongen man, of dat de man in de vrouw een mededingster zal gaan zien in den strijd om het bestaan?
Zeer zeker werd nog tot voor kort elk welopgevoed meisje met een zekere minachting aangezien, waar het zich in een of andere dienstbetrekking begaf, doch ook hiermede zal het gaan als met de invoering van elke nieuwheid, welke in het begin met wantrouwen en weerzin wordt ontvangen en waarvan men het goede, het rationeele inziet, nadat iedereen zich willens noch wetens daaraan heeft aangepast. Slechts menschen, die zich blijven hechten aan het oude, uit sleur, uit bekrompenheid van geest welke voor geen expansie vatbaar is, zullen vijandig gezind blijven tegenover alle nieuwe toestanden en de jonge man, het meisje uit zulk een sleur-omgeving geboren, zullen met dezelfde sleur ten huwelijk gaan, omdat het nu eenmaal zoo hoort.
Is het nu zooveel verheffender voor een meisje, te wachten op en hunkeren naar het huwelijksleven en uit vrees te oud te worden en het huwelijks‘geluk’ voor haar voorbij te zien gaan, het eerste het beste huwelijksaanzoek met vreugde begroet en zich ‘geborgen’ gevoelt, - dan dat het met een eigen bestaansmiddel zich zelfstandig gevoelend, uit vrije keus haar leven verbindt aan dat van hem, die ook haar tot levensgezellin wenscht, om gezamelijk, als twee vrije menschen, uit vrije wil hun gemeenschappelijk bestaan te zoeken?
In het eerste geval zal zich de vrouw, uit stille dankbaarheid, waar de liefde bij haar ontbroken heeft, zich de ondergeschikte voelen van haar man; in zulk een huwelijk zal het echt-vrouwelijke element ontbreken of op den achtergrond worden gedrongen, omdat de zichzelf voelende vrouw ontbreekt.
In het tweede geval echter de geest van twee vrije zich één gevoelende menschen, twee persoonlijkheden, twee karakters eens van zin, toch steeds verschillend van elkaar; - die het bewustzijn in zich voelen, elkaar te moeten, te willen vergoeden hetgeen zij voor elkaar missen; - het gezin, waar de moeder met haar vrouwelijken geest poëzie brengt, waar de man het proza van het leven vergeet; - waar de kinderen zich een moeder en een vader weten.
Het eerste een huwelijk als einddoel van het vrouwelijk leven, het tweede middel, om alle gaven in de zelfstandige vrouw, als moeder en als levensgezellin van den man, tot ontwikkeling te brengen.
Zal de innerlijke kracht, de innerlijke waarde van een huwelijk, waarin man en vrouw als ongelijksoortige, doch gelijkwaardige grootheden naast elkaar werkzaam zijn, elk van hun standpunt als menschen met elk voor zich hun eigenaardige opvattingen omtrent bijzondere en algemeene maatschappelijke toestanden, waaronder beide hun uiteenloopende ervaringen hebben opgedaan, - zal qualitatief zulk een huwelijk niet oneindig veel hooger staan dan het huwelijk, waarin het jonge meisje, pas aan de hoede van het