aan de deugd, ‘en deze, of althans de versterking en vermeerdering derzelve, aan de wetenschappen verschuldigd is’.
Ik zal trachten in deze weinige regelen het beeld van den mensch Boerhaave te schetsen, en hem te teekenen in al de grootheid van karakter, waardoor hij zich heel zijn leven heeft gekenmerkt.
De grondslag van heel dit karakter meen ik te mogen vinden in zijn godsdienstliefde, waarin 't hem slechts om de waarheid te doen was.
Hij verwierp niet in blinden waan, maar evenmin, ja allerminst geloofde hij op gezag. Hij las en onderzocht en alleen de waarheid bleef hem tot richtsnoer. Deze stelregel bezielde hem ook steeds in zijn maatschappelijk werk. Zelfs getroostte hij zich de moeite maanden en jaren lang, om sommige beweringen der Alchymisten te toetsen. Hij verwierp niet omdat hij niet geloofde. Hij verwierp nadat hij 't niet gelooven bewezen achtte door zijne nasporingen.
Zelfs zoozeer was hij tegen verwerpen zonder bewijs, dat men hem eenmaal zelfs den toenmaligen lasternaam Spinozist gaf, omdat hij bij het schelden en razen van een hem onbekenden persoon in de trekschuit deed vragen ‘of hij wel ooit Spinoza's boeken had ingezien?’
Misschien wel heeft zijne les: ‘Laster en kwaadsprekendheid zijn vonken, die, wanneer men ze niet aanblaast, vanzelf uitgaan’ het ontstaan daaraan te danken, want de onschuldige vraag, in alle bedaardheid gedaan, wordt hem zoo kwaad aangerekend, dat in korten tijd ‘in alle gezelschappen en sameningetjes’ het gerucht werd verspreid, dat Boerhaave ‘onder het vaendel van Spinoza diende’.
Boerhaave was juist het tegendeel van Spinozist, want Albert Schultens (1738) getuigt ‘dat, schoon Hij in zijne Filosoofsche verhandeling over het onderscheid van ziel en lichaam het bolwerk der Spinozisterij zelve overmeesterd, en de gansche Ongodisterij ten gronde toe omver gestooten heeft, echter zoo onzinnig eene aantijging bij iemand van gezonden verstande heeft konnen hechten, om hem van een jongeling met zo groote en edele deugden begaafd te vervreemden’.
De predikant ging door den laster in Boerhaave onder. De Nederlandsche Hippocraat kwam er door voor den dag.
Boerhaave's karakter werd reeds vroeg gevormd.
De zaden tot alle goede gezindheden werden door zijne ouders in zijn jeugdig hart aangekweekt en daar voorbeelden strekken behield hij aan de deugden zijner ouders de levendigste indrukken.
Lichamelijke oefening en werkzaamheid van geest staalde het lichaam en sterkte de ziel. Beide equivaleerden. Het is geloof ik von Feuchtersleben die zegt dat een gezonde ziel in een gezond lichaam huist.
Dankbaarheid, moed, onafhankelijkheid, geduld, nederigheid, deugdzaamheid, godsvrucht, 't waren de goede en groote eigenschappen welke in Boerhaave woonden.
Tot zijn laatsten polsslag herdacht hij met erkentelijkheid wat anderen voor hem geweest waren; de vastheid van wil gaf hem moed om niet af te zien van den weg welke hij meende te moeten bewandelen om het einddoel te bereiken; onafhankelijk wilde hij blijven en schitterende aanbiedingen wees hij van de hand waar gevaar dreigde zijn vrijheid van geest te zullen verliezen; als Buffon zegt dat een der voornaamste hoedanigheden van het genie het geduld is, dan mag Boerhaave terecht een genie genoemd worden; nederigheid, minzaamheid, edelmoedigheid vormden een verbond, waarvan de grondslag was zijn algemeen bekende en beroemde woorden: Eenvoud is het kenmerk van het ware, en die spreuk blonk het meeste uit in zijn zeggen, ‘dat de armen zijne geliefdste patiënten waren, want de Alzegenaar is hun betaalmeester.’
Zachtzinnige goedheid, nederige zedigheid, wijze deftigheid, bestendige standvastigheid, onbenevelde gerustheid, geduldige lijdzaamheid, ware en ongeveinsde liefde hebben, zooals Schultens (1738) 't uitdrukt, hem steeds omstuwd
Boerhaave was groot als geleerde, maar ook als mensch, en indien we deze uitspraak herhalen, dan doen we niet anders dan de echo zijn van honderden voor ons.
Zijne tijdgenooten roemen zijn edel karakter, zijne oprechtheid, zijne vroomheid, zijne minderheid, zijne hulpvaardigheid en 't warme hart dat hij zijn leerlingen toedroeg, en dit alles tot lof van hem lezende en herlezende kunnen we het begrijpen, dat hij niet minder uitblonk als zoon, dan dat hij schitterde als patres familias in den huiselijken kring.
Dit bracht zijn volkomen mensch-zijn mede.
Als zoon, echtgenoot en vader blonk hij nog wel het meeste uit.
‘Nooit bracht de aarde beter man voort.’
31 Dec. B's geboortedag.