tot germanismen, terwijl 't hier en daar gebruiken van een Fransch woord, als er geen goede uitdrukking in 't Hollandsch voor is (ik cursiveer G.), den geest van de taal niet bederven zal.
Maar de hooggeleerde weet toch dat één Fransch woord te pas en te onpas wordt gebruikt, meer te onpas en onnoodig dan à propos. En dat er naast vele germanismen uit het met het Hollandsch zeer nauw verwante Duitsch ook menig gallicisme, dat geheel strijdig is met den aard van onze moedertaal, zich een plaatsje in ons spreken en schrijven heeft veroverd. Mag deze vrees voor germanismen, aangenomen dat zij recht van bestaan heeft, een reden zijn om het Duitsch op school achter te stellen bij het Fransch? Zeker, het Fransch is helder, precies de taal voor de logica, de wiskunde. Toch heb ik nooit kunnen bemerken dat het Fransch-leeren op de lagere scholen den zin voor logica bij 't kind ontwikkelde. Integendeel! Immers moet men in de ons zoo verafstaande Romaansche taal reeds ver gevorderd zijn, als zij ons duidelijk zal maken wat haar van andere talen onderscheidt. Om welke reden willen vele onderwijzers der lagere school 't Fransch als leervak op de school tot twaalf- à dertienjarigen schrappen? Niet omdat het Fransch geen schoone taal zou zijn, maar om reden dat het Fransch voor den jongen Nederlander zoo erg vreemd, zoo erg moeilijk is. Nu zijn er die beweren: juist omdat het zoo vreemd, zoo moeilijk is en de studie dus jaren moet duren, is het noodzakelijk er vroeg mee te beginnen. Deze bewering getuigt echter van zulk een verregaande oppervlakkigheid, dat ze geen weerlegging verdient. Enkel deze vraag tot de voorstanders van Fransch onderwijs aan kleine kinderen: Waarom begint het Gymnasium niet met Grieksch in de eerste klas, doch met Latijn, terwijl toch Grieksch veel moeilijker is? De onderwijzers, die graag het Fransch van de lagere school zagen verdwijnen, weten uit jarenlange ervaring dat de resultaten van de studie der leerlingen in geen verhouding staan tot hun inspanning en tot den tijd aan het Fransch besteed, zij
achten dit onderwijs te moeilijk voor de jeugd en niet bevorderlijk voor hun verstandelijke ontwikkeling. Zij geven dit onderricht, omdat de voortgezette inrichtingen, H.B.S. en Gymnasium, de beginselen van 't Fransch bij de toelating eischen. 't Zou mogelijk zijn iets van 't Fransch, n.l. een weinigje zeer eenvoudige lectuur, aan de kinderen tot twaalf à dertien jaar met sueces te leeren, maar de H.B.S. en 't Gymnasium eischen iets anders bij de toelating, n.l. eenige grammaticale kennis met de toepassing ervan bij 't vertalen van 't Nederlandsch in 't Fransch.
En nu het Duitsch. Een moeilijke taal, om ze zuiver taalkundig te schrijven, maar door haar nauwe verwantschap met de onze veel meer sprekend tot de jonge leerlingen, zoodat eenvoudige Duitsche lectuur spoedig begrepen wordt. Men kan in 't Duitsch beginnen met lezen en vertalen, een groot verschil met het aanleeren van de voor ons zoo vreemde Fransche taal. De groote overeenkomst der zustertalen maakt vooral de eerste studie gemakkelijk en daardoor aangenaam. 'l Lezen en vertalen vordert zoo snel, dat al spoedig verhaaltjes kunnen worden genoten. 't Is waar, bij de groote overeenkomst staat de leerling bloot aan vergissingen, doordat menigmaal overeenkomstige woorden een verschillende beteekenis hebben. Maar dit maakt indruk als iets vreemds en trekt daardoor de opmerkzaamheid.
Wat het belang der beide talen betreft, staat het Duitsch niet achter bij 't Fransch. Beide hebben een uitgebreide en schoone literatuur. Tegenover Goethe staat geen Franschman van dezelfde grootte. Voor den handel - en een taal wordt het meest geleerd op utiliteitsgronden - is het Duitsch van veel meer practisch nut dan het Fransch. Op die handelsscholen waar de leerlingen de taal of talen, die zij wenschen te leeren, mogen kiezen, wordt zelden Fransch, maar als regel Duitsch of Engelsch of beide gekozen. Ik kan het mij zeer goed begrijpen, dat volledige en grondige bekenheid met al de schoonheden in de voortbrengselen der Fransche taal groote liefde kweekt voor die taal en haar literatuur en in verleiding brengt anderen met dezelfde liefde voor haar te bezielen, maar 't komt mij even natuurlijk voor, dat een grondig kenner van 't Duitsch en de Duitsche literatuur evenzoo, met denzelfden ijver zal opwekken tot de beoefening en de studie van onze zustertaal en haar letterkunde. 't Is waarlijk niet noodig de ongemotiveerde gallomanie in ons land te vleien en aan te wakkeren, 't is al erg genoeg dat men over 't algemeen bij ons zonder reden een afkeer heeft van het Deutschtum en dweept met al wat Fransch is. Waar nu eenmaal ons volk niet zichzelf wil zijn, maar steeds een grooter volk naäapt, lijkt