De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Kongres te Chatillon.
| |
[pagina 525]
| |
maals de voorwaarden van 17 Februari voor te leggen, en nu in den vorm van een ultimatum, waarop men een spoedig antwoord verwachtte. Kwam dat niet, dan zou men de onderhandelingen als afgebroken beschouwen.Ga naar voetnoot1) Den 28 Februari werd nu de vierde zitting van het Congres geopend, om het ultimatum te behandelen, waarop Caulaincourt nog geen antwoord had gegeven. Zij verwachten nu antwoord en zeiden dat zij ieder uitstel zouden beschouwen als een weigerend antwoord. Caulaincourt, die nog geen contre-projet ontvangen had, deelde dit mede en nu werd hem gevraagd den minimumtijd op te geven, waarna hij dit dan wel zou hebben. Als laatste dag waarop hij een toestemmend antwoord nog mocht geven werd toen 10 Maart aangenomen.Ga naar voetnoot2) Naar aanleiding van den genoemden brief van Napoleon aan den Keizer van Oostenrijk, wist Castlereagh den 1 Maart te Chaumont een verdrag, geldig voor twintig jaar, te sluiten tusschen Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Rusland, dat in de eerste plaats tegen Frankrijk gericht was. Zoo noodig verklaarde Engeland zich bereid jaarlijks 150 millioen francs ter beschikking der andere mogendheden te stellen, die daartegenover ieder 150000 man onder de wapenen zouden brengen voor de belangen van de vier verbonden mogendheden. Den 10 Maart had nu de vijfde en laatste zitting van het Congres te Chatillon plaats. Rumigny, de koerier van Caulaincourt, verscheen te Chatillon zonder het gevraagde contre-projet. Napoleon had dit geweigerd, omdat hij zichzelf niet vernederen wilde. Caulaincourt hield nu een redevoering over een door hem opgestelde Memorie, waarin hij concessies deed, die al niets meer beteekenden.Ga naar voetnoot3) Napoleon, die gezegd had: ‘La paix arrivera assez tôt si elle est honteuse’, had op die voorstellen der geallieerden geen antwoord, ondanks de vertoogen van Caulaincourt dat men zwichten moest voor het vereenigde Europa. Napoleon, die de slag bij Craonne als gewonnen beschouwde, achtte zijn toestand niet hopeloos. Tegen alle verwachting in echter braken de Geallieerden de onderhandelingen den 10 Maart niet af, maar verdaagden het Congres tot den 13 Maart. Ga naar voetnoot1) Inderdaad had den 13 Maart een nieuwe conferentie plaats. Opnieuw kreeg Caulaincourt een uitstel van 36 uur. In dien tijd schreef hij Napoleon, die hem antwoordde: ‘Je donnerai un contre-projet, mais ce sera toujours les bases de Francfort sous une autre forme.’ Toch ontving Caulaincourt niets als een schrijven van Bassano, dat Caulaincourt een contre-projet moest indienen, dat zoo weinig mogelijk afweek van de Frankforter voorwaarden. De gevolmachtigden der Geallieerden beantwoordden dit stuk niet, maar behielden zich voor Caulaincourt nog een latere conferentie voor te stellen.Ga naar voetnoot2) Den 17 Maart zond Napoleon op het herhaalde aandringen van Caulaincourt nogmaals een dépêche door middel van Frochot, die echter aan de voorposten opgehouden werd. In die verklaring wilde Napoleon wel afstand doen van Antwerpen. Frochot kwam echter door dat oponthoud eerst den 21 Maart te Chatillon aan, te laat, want het Congres was ontbonden zonder eenig resultaat opgeleverd te hebben.Ga naar voetnoot3) Den 18 Maart was de laatste zitting. In die zitting wilden de Geallieerden het contre-projet van Caulaincourt niet eens bespreken, maar lazen een lange verklaring voor, waarvan de hoofdzaak was, dat zij aan Napoleon de schuld gaven van het negatieve resultaat der onderhandelingen: ‘Les puissances alliées, regardent les négotiations entamées à Chatillon comme terminées par le gouvernement francais.’ Den volgenden dag las Caulaincourt zijn antwoord voor, er werd nog gediscussieerd, waarna men uiteen ging.Ga naar voetnoot4) Napoleon wist reeds door een schrijven van Caulaincourt dat het Congres zoo eindigen zou, maar dit interesseerde hem weinig, daar hij zich veel voorstelde van zijn hernieuwd offensief optreden aan de Aube. Wij weten hoe Napoleon nog streed te Arcis sur Aube, waar Chassé zich bijzonder onderscheidde, hoe hij daarna naar St. Dizier trok met de bedoeling de vijanden van Parijs af te leiden, hoe dit plan mislukte, en de | |
[pagina 526]
| |
vijanden Parijs innamen na den slag bij Parijs. Hoe dit onherstelbaar werd door het lage verraad van Marmont, die met zijn geheele legercorps naar den vijand overliep, weten wij ook en daarop volgde de abdicatie, met het terugkeeren van de Bourbons. Louis l'Inévitable. Maar wat men ook van Napoleon zeggen wil, na Leipzig kan men hem niets verwijten. Hij moest ondergaan of overwinnen. Met hem wilde men niet onderhandelen tenzij daartoe gedwongen, en het Congres te Chatillon is niets als een comedie-voorstelling geweest om het Fransche volk en geheel Europa te doen zien hoe vechtlustig Napoleon en hoe vredelievend Europa eigenlijk was. Zelfs, indien Napoleon de grenzen van 1789 aangenomen had, was er geen vrede gevolgd. Hoe jammer echter dat de capitulatie van Soissons en het verraad van Marmont het genie van Napoleon verhinderd hebben de Geallieerden uit Frankrijk te werpen. Zonder die capitulatie toch was het leger van Blücher vernietigd, en daarmede de coalitie ontbonden. En zonder het verraad van Marmont had Napoleon in een tweeden slag bij Parijs de Geallieerden in en om Parijs totaal verslagen. Het noodlot wilde het anders. Maar waarom wenschten de Mogendheden geen vrede met Napoleon? Dat zij dit na het verbond van Pruisen en Rusland niet meer wenschten moet ieder duidelijk zijn die de geschiedenis van dien tijd bestudeert. Persoonlijke haat tegen Napoleon was het niet. Die toch bestaat eigenlijk in de politiek niet. Ieder oogenblik ziet men dat de meest verwoede tegenstanders de intiemste vrienden worden. Napoleon en Alexander te Tilsitt zijn daarvan een voorbeeld, evenals Duitschland en Oostenrijk na 1866. En waarom ook niet? Wie toch vechten in den oorlog en wat wordt er vernield en verbrand? Niets als de bezittingen van het volk, dat door de regeering opgewonden wordt tot patriotisme en heldenmoed en vecht met menschen, die officieel tot vijanden gestempeld worden, maar het inderdaad niet zijn. En wie sluiten de verdragen van vriendschap? De regeeringen, die laten vechten maar zelf niet mede vochten, en aan wie het sneuvelen van zooveel menschen even onverschillig is als den schaakspeler het verslaan van stukken, als het resultaat voor die Regeering maar gunstig is. Persoonlijke haat was het dus niet, maar wat dan? In Napoleon bestreed Europa de verafschuwde Fransche Revolutie. Nu lijkt het vreemd dat men den despoot Napoleon vereenzelvigt met de Fransche Revolutie, die vrijheid, gelijkheid en broederschap wenscht. Doch, als men de Fransche Revolutie nader bestudeert, ziet men dat dit niet was de strijd van het volk tegen de bezitters, dus niet de verhoudingen van thans. Integendeel; de derde stand was de bourgeoisie, dat zijn de nette burgers, de breede middenstand van thans. Die middenstand, die nu even afkeerig is van Revolutie als van Sociaal-Democratie en het niet noodig oordeelt dat het volk, de vierde en verdere standen rechten verkrijgt, was toen geheel en al van rechten ontbloot en streed nu om die echten te verkrijgen. Dat was gelukt in Frankrijk, maar niet in het overige Europa. Maar Napoleon had die verderfelijke begrippen door zijn overwinningen overal verspreid en men kon de derde stand van Europa in het algemeen en van Frankrijk in het bijzonder niet erger ter neer slaan dan door Napoleon machteloos te maken. Daardoor toch had de reactie overal vrij baan. Dat het eindresultaat niet aan de verwachtingen heeft voldaan is waarlijk niet de schuld van Metternich en zijn trawanten. De derde stand heeft ondanks de later optredende reactie haar rechten weten te behouden en ondanks de tegenstand van dien zelfden derden stand zal ook de Democratie, de ware, de Sociaal-Democratie zegevieren en zal via den vierden stand werkelijk tot stand komen wat men in de Fransche Revolutie noemde ‘les droits de l'homme.’ Arthur Levy zeide van die bourgeoisie dat zij verkreeg als prijs voor haar revolutie ‘son maintien définitif dans les conseils du gouvernement’. En ook dat Napoleon was ‘la personification complète de ce qu'on appelle la classe bourgeoise.’ En wat zegt Chaptal van Napoleon? ‘Les peuples vaincus saluent Napoléon comme un libérateur; et il était réservé à lui seul d'obtenir leur reconnaissance et de mériter leurs bénédictions.’ En zoo was het. De verschillende volken, onderdrukt door hunne vorsten en adel en geestelijkheid, vereerden Napoleon, al waren zij ook als soldaat verplicht hem te bestrijden. Waren niet de Saksers, zoowel als de Belgen, verblijd met de terugkomst van Napoleon uit Elba, en | |
[pagina 527]
| |
heeft niet de overwinning op Napoleon te Waterloo de beschaving een halve eeuw achteruitgesteld ten genoege van de Reactie. En door zijn optreden, zijne overwinningen en het daardoor verspreiden van de nieuwere denkbeelden der Fransche Revolutie zou het hem mogelijk geweest zijn de woorden van La Place tot waarheid te maken. La Place zeide: ‘Grâce au génie de l'Empereur, l'Europe entière ne formera bientôt qu'une immense famille, unie par une même religion et le même code de lois, et la postérité, qui jouira pleinement de ces avantages, ne prononcera qu'avec admiration le nom du héros, son bienfaiteur.’ Dat hebben Metternich en Alexander niet kunnen verhinderen; zij zelf zijn vergeten, maar inderdaad spreekt tegenwoordig ieder met bewondering over den grooten man, Napoleon, groot niet alleen op het slagveld, maar groot in alles. De eenige bourgeois inderdaad waarvan men iets dergelijks zeggen kan. En de tegenwoordige buitengewone bewapening van geheel Europa is inderdaad een gevolg van de lust om de vrede te handhaven. Maar die vrede moet voor een groot deel bestaan in het handhaven van het privelege der derde stand. De derde stand heeft voor zijn handelsbelangen bescherming noodig, zoowel als voor zijn bescherming thuis tegen anarchie en sociaal-democratie. Eerst als werkelijk het volk vrij is, zal, die bewapeningskoorts tot het verledene behooren en zal men zich evenmin kunnen begrijpen, dat de mannen van dezen tijd zoo idioot waren om voor zulke onnutte dingen als legers zoo veel geld uit te geven, als wij nu het bestaan van slavernij en pijnbank en brandstapel kunnen voorstellen. Dat die tijd echter reeds in een naaste toekomst zou liggen gelooven wij niet. Maar la vérité est en marche, ook in dit opzicht. De afkeer van militairisme neemt in alle andere landen, evenzeer als bij ons, in steeds breedere lagen der bevolking steeds grooter afmetingen aan.
P.J. DE BRUÏNE PLOOS VAN AMSTEL. |
|