‘Ik schaam mij heelemaal niet, want wat uit liefde geschiedt, ook de geheele materieele overgave, daar valt niets te schamen.’
En daarin hebt gij groot gelijk.
Niets en niemand zal of kan ooit de vrouw verhinderen uit zuivere opofferende liefde algeheele overgave te doen van haar ziel - haar lichaam en haar bezittingen aan den man die ze liefheeft.
Hier zijn geen wetten voor noodig: het ligt geheel in den aard der vrouw; het is een natuurwet.
Evenmin als er een wet noodig is om de vrouw te gebieden haar kind te verzorgen.
Als een vrouw trouwt, dan maakt het haar geluk uit afstand zelfs te doen van hare eigene persoonlijkheid.
Waren de toestanden op onze aarde volmaakt dan zou dit alles zoo behooren en goed zijn.
Doch op ‘onzen gekken aardbodem’, (de definitie is van U en vind ik eenig) is alles verkeerd, alles is in de war, ten ondersteboven; de mannen (vergeef me, de mannen hebben 't gedaan, want de vrouwen hadden geen macht) hebben er een heele rommelzooi van gemaakt, neen veel erger, een vuile modderpoel, denk maar aan de prostitutie en de walgelijke ontucht.
De domme oppervlakkelingen zullen zeggen: jawel, maar daar doen de vrouwen al even erg aan mee, misschien nog het ergste. Ja natuurlijk doen die beklagenwaardige wezens er aan mee, dat hebben de mannen hen wel ingepeperd, dat ze daar alleen maar voor zijn.
Natuurlijk daar hebben zij de vrouwen bij noodig.
Ga eens naar de bordeelen en vraag eens tersluiks; en als ze denken U te kunnen vertrouwen!! Of die ongelukkige schepseltjes daar graag blijven? En weet u wat het antwoord dan is?? ik weet het - -. O zoo zielsgraag, zoo innig zielsgraag zouden ze dit leven vaarwel zeggen, maar - - zoo iets zelfs te droomen is hopeloos, voor die verworpenen.
Als ik daaraan denk schreit het lijden, het onnoembare lijden van die arme vrouwen mijn ziele uit.
Zeker, er is een mondain kringetje in de wereld van heertjes met omgeslagen broekspijpen, en dandy's met monocles en dito juffies; maar dat kleine wufte, oppervlakkige kringetje en nog wel van een bepaalden stand, dat is het leven niet.
De groote lijdensstroomen der vrouw daar buiten in de wereld.
De breede scharen arbeidersvrouwen, waar de vrouw een driedubbele last torst op hare schouders. Kunnen wij in de verte benaderen wat daar wordt geleden?
Dan die breede strooming van de vrouwen uit den kleinen burgerstand.
Wie is daar de ziel van het gezin? wie houdt daar de beurs? Wie is daar het cement dat de geheele huishouding bijeen houdt?
Daar zijn onze huwelijkswetten zeker een zotte belachelijkheid op.
Dan komen wij aan die groote rubriek vrouwen uit den burgerstand, die geen meiden houden, en alles zelf doen; ga eens in die wijken en neem aandacht aan hun werken en ploeteren en zorgen nacht en dag door, 6-7-8 of 15 kinderen, want kinderbedden met al de ellende van dien en verbloedingen en miskramen en een steeds hooger oprijzende berg van arbeid - het wordt steeds grooter en zwaarder en - de zwakke sterven eraan, de stumperds, natuurlijk, uitgemoord sexueel als ze zijn, o ja de vrouwen doen daar - God helpe ons - aan mee, ja zeker, het wordt hun wel ingepeperd door de wet - door de kerk - en door haar man, dat ze daar alleen maar voor zijn, en dat dat het huwelijk is.
Zeker, bindt een slachtoffer op een slachtbank en laat vooral haar banden nog even zóó vrij, dat ze zich nog iets bewegen kan. En als zij dan bloedend en ten doode toe verwond zich nog stuiptrekkend tracht los te wringen, dan zeggen ze: ‘kijk eens, zie ze eens springen, ze heeft er zelf plezier in’!!
Hemeltergende ellende - konden de menschen nog maar één duizendste beseffen van al de martelingen en het lijden, dat daar geleden wordt door de vrouw.
Maar ik dwaal af.
En nu mijn voorstel, want ik sta alleen met mijn pen; hadde ik geld - ik behoefde niemand, want ik zou een kracht kunnen doen ontketenen door de wijken en straten, die de vrouwen zouden doen luisteren.
Neen, geld behoefde ik eigenlijk niet, hadde ik maar kracht, was ik maar sterk; ik behoefde geen geld, want zelf ging ik daarheen en zou met de macht van het woord hen trachten te doen ontwaken.
Maar Gij hebt macht en invloed, en ik vraag aan U mij te willen helpen en steunen door Uw machtigen invloed.
Help mij die stakkerige slavinnen te maken tot Godskinderen.
Zoolang God mij mijn pen laat en één droppel inkt, zal ik beiden aanwenden tot de bevrijding der vrouw uit hare slavernij.
En al sta ik gansch alleen en al word ik gegooid met modder - ik zal niet wankelen.
Maar hoeveel zou U niet kunnen doen met Uw machtigen invloed.
Mijn voorstel is dit:
Eene beweging in het leven te roepen, om de huwelijkswetten veranderd te krijgen.
Wilt Gij mij helpen?
Al was het alleen maar een oproep in de ‘Lelie’ aan allen, hetzij mannen of vrouwen, zich te vereenigen, die hiermede instemmen en willen medehelpen.
Vriendschapp. gegroet door
Uwe dw.
S. Hoogendijk-Hesse.
Brantsenstr. 8.
Antwoord Redactrice:
Geachte Mevrouw,
Ik ben beslist voornemens, zoodra deze jaargang ten einde is, mij enkel te wijden aan mijn man en mijn huishouden, en geen andere plichten buitenshuis op mij te nemen. M.i. namelijk dient de gehuwde vrouw de maatschappij het best door haar gezin te dienen. Want, uit gelukkige gezinnen komen voort gelukkige en goede menschen. En de vrouw is het middelpunt van het gezin, en heeft dááraan meer dan genoeg te doen, verricht zij hare taak waarlijk goed.