cure,’ en het ‘Physicians kill with licence’. Het Latijnsche: ‘Pessimus morbus est medicus’, de ergste kwaal is de arts zelf, is al evenmin een compliment als de mededeeling in het Evangelie van Marcus, 5:26, waarin gesproken wordt van een vrouw, die ‘veel geleden had van vele Medicijnmeesters.’ In het Hollandsch gelooft men niet dat één arts gevaarlijk is, maar wel meerderen in consult. Dan spreekt de vriendelijke Hollander gaarne van: ‘veel honden zijn des hazen dood.’
Waardeerender klinkt het: ‘If the patient and the disease join, then in vain is the physician.’ Als de patiënt een verbond sluit met de ziekte, en weigert de ontvangen raad op te volgen, dan kan de beste arts er niets aan doen.
De leek is geen voorstander van chirurgisch ingrijpen. Reeds de Romeinen zeiden:
Medicus dedit qui temporis morbo curam
Is plus remedii quam cutis sector dedit.
hetgeen zeggen wil, dat de arts, die den tijd gelegenheid wil geven tot genezing, een beter middel gebruikt dan het mes.
Terwijl dit spreekwoord in zijn algemeenheid niet opgaat, is het toch wel opmerkelijk, dat men het in de krijgschirurgie tegenwoordig vrijwel opvolgt. De conservatieve chirurgie viert hoogtij. Terwijl vroeger de krijgschirurg meer armen en beenen afzette, dan een geheel regiment chargeerende cavallerie, zijn amputaties nu uitzondering. Laten wij er echter onmiddellijk aan toevoegen, dat nu wel de tijd geneest, beter dan het mes, maar geholpen door de nieuwe aseptische behandeling.
Dat er reeds gevaar dreigde ook bij kleine wonden wist men in den vooraseptischen tijd ook wel, al wist men het gevaar niet juist te preciseeren.
Zoo bestaat er een oud Duitsch spreekwoord: ‘Kleine Feinde und kleine Wunde sind nicht zu verachten’. De Denen zeggen hiervoor: Ingen skal foragte lidet Saar, fattig Fraende, eller ringe Fjende, hetgeen zeggen wil, veracht nooit een kleine wond, een arme bloedverwant en een kleine vijand.
Een dergelijke waarschuwing, op te treden ook tegen kleinigheden voor het te laat is, vinden wij bij Ovidius, waar hij zegt:
Principiis obsta: sero medicina paratur
Quam mala per longus convaluere moras.
waarmede bedoeld wordt, dat een behandeling slecht en te laat is, als door afwachten de ziekte gelegenheid had sterk, dus ernstig te worden.
Ook in het ‘Venienti occurrite morbo,’ ga de naderende ziekte tegemoet, vinden wij den raad terug: wie snel helpt, helpt dubbel.
In enkele spreekwoorden vinden wij ook het leeken-idee, dat een ziekte voor het organisme wel nuttig is. Zoo bijv: ‘De grande maladie vient on en grande santé’. Een ander Fransch spreekwoord zegt: ‘Les maladies viennent au cheval, retournent à pied.’ In het Hollandsche zegt men bij een ziekte ‘de krachten gaan te paard en komen te voet terug.’
In verscheidene spreekwoorden wordt toegegeven dat sterven niet de schuld is van den behandelenden arts. Het Latijnsche spreekwoord: ‘Contra malum mortis non est medicamen in hortis’, er is in de apotheek geen geneesmiddel tegen den dood, overeenkomende met het Hollandsche: ‘tegen den dood is geen kruid gewassen’ spreekt den arts van schuld vrij.
In sommigen vindt men ook, dat de ernst van de ziekte het slechte resultaat door den arts verkregen, verontschuldigt. Zoo het: ‘Diseases ending in ick, give the doctor the kick’, overeenkomende met het Fransche: ‘Les maux terminant en icque font au medicin la nique’. Hierbij wordt gedoeld op de maladies ‘hectiques, apoplectiques, paralytiques et léthargiques’.
Sommige spreekwoorden geven ook te kennen, met het oog op die ongeneeselijke ziekten, dat sterven nog zoo erg niet is. Better to die quickly than to live sickly’ en ‘Bona mores est homini, vitae quae extinguit mala’ (de dood, die een mensch verlost van de onaangenaamheden van zijn leven, is goed voor den mensch) behooren hiertoe.
In andere spreekwoorden wordt ook onafhankelijk van ziekte gezegd, dat men den dood niet vreezen moet, zooals: ‘Mortem optare malum, timere pejus’, hetgeen beteekent: naar den dood verlangen is slecht, maar den dood vreezen is slechter. Nog verder gaat het Latijnsche: ‘Mors janua vitae’, de dood is de deur tot het leven, overeenkomende dus met de Christelijke gedachte aan een ander leven na den dood. Maar ook voor hen die zoo denken ‘ist doch nie der Tod ein ganz willkommner Gast’.
Wel vindt men in een aantal spreekwoorden gewezen op het absoluut zekere van den dood. Een der aardigste is wel: ‘Nothing is certain but death, and taxes’. Nu, dat weet iedereen tegenwoordig in Europa, zoodat dit spreekwoord wel zeer up to date is. Het