Tact
door A.J. Servaas van Rooyen.
Ik zal niet zeggen dat ik tact heb; allerminst zal ik mij vermeten in tact les te geven, maar, waar ik zooveel mogelijk mijn best doe met tact te handelen, zal ik deze eigenschap, die zoo velen missen, - ik ook, - wel eens ter sprake mogen brengen.
Tact heeft men in het leven noodig wil men niet als een onaangenaam mensch, een ‘Nurks’ worden beschouwd. Tact tegenover zijn meerderen, tact tegenover zijn minderen; tact tegenover zijn gelijken, familie, vrienden en bekenden is een hoofdvereischte in den omgang met zijn medemensch.
Er spreekt tact uit, indien men zijn ondergeschikten nooit berispt, zóó, dat eene andere ondergeschikte het kan hooren; ook niet, indien de berisping gegeven wordt in tegenwoordigheid van hen die 't niet aangaan.
Ik ben eenmaal tegenwoordig geweest bij een débacle van glazen, enz., door de dienende dienstbode veroorzaakt; onhandigheid, misschien zenuwachtigheid kon de oorzaak zijn. De vrouw des huizes bleef bijna kalmer dan de gasten. Zij behield hare zelfbeheersching. Niet één onaangenaam woord kwam over hare lippen, en daardoor was de déblacle niet langer het onderwerp van het gesprek, dan ik den tijd noodig heb om dit op te schrijven. Meen nu niet, dat zij zweeg uit angstgevoel tegenover de dienstbode. Zij begreep, dat de gezelschapstoon niet geschaad moest worden door een heftigen uitval, gepaard met de gebruikelijke scheldwoorden: dom, lomp, onachtzaam en wat dies meer zij.
Ik ken een voorbeeld, dat twee heftige vijanden, op een ‘speelavondje’ gevraagd, zonder van elkaars tegenwoordigheid iets af te weten, aan dezelfde speeltafel werden geplaatst. Beiden hadden zooveel tact, dat niet één vorm werd veronachtzaamd, en slechts als stijfheid werd beschouwd, wat eigenlijk afkeer was.
Daarentegen ken ik een ander geval, waarbij een der twee tegenstanders bij den eersten hoffelijken groet den gezelschapstoon verstoorde door een grove uitdrukking over elkaars antipathieën.
Geen tact was het ook van een commissielid, die bij een ernstige beschadiging van een voorwerp door een bediende in een museum, dezen, - die toevallig rood haar had, - toeriep ten aanzien van bestuur, publiek en suppoosten: ‘Hier rooie bl......, wat heb je daar gedaan?’
Tactvol mag het heeten niet op eene openbare plaats of publieke gelegenheid uiting te geven aan eene opinie, omtrent godsdienst, politiek, of wat ook, die andersdenkenden zou kunnen hinderen, eveneens als het tactloos is om te reageeren, indien men, in een toevallig afgehoord gesprek iets vernomen heeft, wat met eigen meening niet overeenkomt, en zich in dat gesprek te mengen.
Railleerende zei iemand eens in de tram, dat zekere stad wel kon afbranden. Dat was een sterk woord, dat plagenderwijze werd gezegd. Op eenmaal vliegt een dame er tusschen, en wel op zulk eene tragischkomische wijze, dat heel de ‘tram’ lachte, en het ‘rekent u dan niet met al de wijze mannen, die er wonen’, het tegenovergestelde van effect sorteerde. De dame bleef met haar ‘wijze mannen’ alleen.
De levensomstandigheden van familie, vrienden en kennissen kennen we doorgaans slechts zeer oppervlakkig; de drijfveeren tot hunne handelingen, de beweegredenen waardoor hun doen wordt bepaald, de oorzaken, die er aanleiding toe geven, kunnen we veelal niet bevroeden en toch gaan de tactloozen beoordeelen, veroordeelen en raden alsof zij alles wisten, en hun licht het eenige ware is. Het valt moeielijk in een andermans boeken te lezen; dat is materieel en moreel waar, en wat ter wereld zouden wij dan vermogen het geheimschrift te ontcijferen, te ontraadselen en te begrijpen. ‘Hé, waarom doe je niet zus of zoo’, wordt gezegd, en 't antwoord, dat de delinquent op die weinig tactvolle vraag geeft, is of een leugen, of eene halve waarheid, of hij wordt bij oprechtheid diep gegriefd, indien hij onthullingen moet doen die hem harteleed geven en die hij in zijn binnenste had moeten opsluiten.
Tact is gevoel en de instinctmatige vaardigheid waarmede men zich van zijn plicht weet te kwijten, zegt Winkler PrinsGa naar voetnoot*). Ik heb niets tegen deze definitie, maar ik geloof, dat, indien er van tact wordt gesproken, iets anders bedoeld wordt. Evenzeer dat tact niet