kieselijker is ‘niet te werken.’ Hij bedelde liever en at het gebedelde brood op in de schaduw van Eucalyptus, Palm- of Oranjeboom, zooals hij dat voor tal van jaren in Zuid-Californië gedaan had, en zijn plan was ditzelfde leven te herhalen.
's Nachts was de aarde zijne legerstede en de sterrenrijke hemel zijn dak. Hoeveel schooner en kalmer is het den sterrenhemel te aanschouwen, voordat men in slaap valt, dan de doode muren van eene kamer? Nergens vindt men zulk eene rust dan in de woestijn. Wanneer des avonds de betooverende sterrenhemel U in verrukking brengt, dan legge men zich ter ruste in het zand der woestijn en men gevoelt zich dan zoo een met de wonderschoone natuur.
Men valt in slaap, voordat men tijd heeft zorgen te hebben, en de zon wekt U lachend op in den vroegen morgen.
Gij, oorlog-christenen, gaat naar de woestijn en wordt wijs!
Eenigen tijd daarna vertrok ik per stoomboot ‘Centurion’ naar Vancouver (Britsch-Columbia). Deze reis was nu juist geen pleizierreisje. Men leerde mij, hoe men het vlugst een kolensjouwer kan worden.
In Vancouver kwam ik zonder middelen aan. Wanneer dergelijke onaangenaamheden dikwijls voorvallen, gewent men er zich aan en overwint men gemakkelijk de vrees, die iemand gewoonlijk overvalt bij de intrede in eene onbekende stad en zonder middelen. Na eenige dagen vond ik eenigen arbeid in eene bloemenkweekerij.
Vancouver is eene bloeiende stad. Het is de grootste uit- en ìnvoerhaven op de Westkust van Canada.
Per boot is Vancouver met de belangrijkste steden aan de Westkust van Noord-Amerika verbonden van Alaska tot Mexico. Verder is er direct stoombootverkeer met Europa, en met Australië via Victoria, Honoloeloe en Fiji. Van de Oostkust van Azië komen hoofdzakelijk zijde, thee en rijst in Vancouver binnen, terwijl hout, kolen, meel, goud en zilver de hoofdproducten van uitvoer zijn.
Wanneer men in Vancouver vertoeft, bezoeke men het Stanley-park, een fraai park met allerlei naaldboomen, struikgewas, conifeeren en planten. Men kieze den hoofdweg rondom het park en men heeft op sommige punten door het bosch heen een verrukkelijk vergezicht op de binnenzee en het aan den anderen kant der zee gelegen heuvelland en de hooge bergen, op wier toppen de eeuwige sneeuw nooit dooit.
In Vancouver vond ik geen geregeld werk en was ik derhalve dikwijls zonder middelen.
In de omgeving van Vancouver staan vele houtzaagmolens, in de nabijheid waarvan groote stapels latten en planken liggen opgestapeld. Het was toen nogal gemakkelijk, om met behulp van planken zich eene schuilplaats te bouwen, waar men tevens tegen den regen beschermd is. Mijne slaapstede had ik dus. Door hier en daar een karwei te verrichten, verdiende ik een bescheiden kost.
Zoo bracht ik tal van dagen in Vancouver door, totdat ik tot afwisseling eens mijn geluk in Victoria wilde beproeven. Victoria ligt op het eiland Vancouver en in Britsch-Columbia.
Per stoomboot ‘Adelaïde’ begaf ik mij naar Victoria, waar ik bij het aanleggen van eene straat werkte. Daarna nam ik eene betrekking als kok aan voor een kamp van landmeters, dat aan den oorsprong van de rivier ‘Jordaan’ gelegen was.
Op een schoonen Zondagmorgen bracht een motorbootje mij naar de monding der Jordaan. Vandaar ging de tocht langs den spoorweg, die daar door de bosschen heen is aangelegd, om eene waterleiding te bouwen tot voeding van water voor een electrisch krachtstation ten bate van het electrische tramsysteem in Victoria.
Tegen den eersten avond kwam ik bij één der Constructiekampen, waar ik at en overnachtte. Den volgenden morgen begaf ik mij weer op weg, totdat ik tegen den middag bij een tweede kamp aankwam, waar men een middagmaal kon gebruiken. Dit afgeloopen zijnde, volgde ik den bergstroom nog een eind verder en hooger op, totdat ik een voetpad insloeg dwars over de bergen heen.
Tegen den avond kwam ik aan een meertje, dat tusschen berg en bosch verscholen lag. Daar ontmoette ik den ingenieur, die baas was van het Kamp der landmeters.
Ik werkte daar eene week, en keerde toen naar de monding der Jordaan terug. Ik verkocht mijne kleeren, die ik kon missen, en met het ontvangen geld, betaalde ik de reis naar Victoria.
Platzak kwam ik 's nachts in Victoria aan. Ik wandelde door eene der hoofdstraten van Victoria en vroeg aan een heer, die daar voor een huis stond, waarop ‘Duitsche club’ gedrukt stond, of hij mij niet kon inlichten waar ik den secretaris van de Duitsche club kon vinden. Hij duidde mij zulks aan, en den secretaris mijn toestand vertellende, gaf hij mij een zilverling.