Doch er werden al 'n gansche reeks Shaw-producten ten tooneele gebracht en daar de mensch uit z'n aard van verandering houdt, kreeg men hiervan ook zoo langzamerhand genoeg of opeens misschien te veel en dit is wellicht een der oorzaken mede, dat de Tooneel-trust-directeur, speciaal die der Haghespelers, z'n literaire voelhorens naar 'n ander Engelsch schrijver, Chesterton, uitstrekte, ervoer dat hij er zich door kon laten leiden en op den goeden weg was.
De Magiër, de titel geeft het reeds te kennen, heeft 'n inhoud van mystiek gehalte, verband houdende met 'n meer en meer toenemende studie op occultisch gebied. Zóó up to date dus, als men het maar kan wenschen.
Voor wie in dezen 'n proefondervindelijke overtuiging bezitten, is de inhoud van ‘de Magiër’ niets vreemds gebleken en zal, naar ik veronderstel een aangename verrassing geweest zijn, temeer daar Verkade het met ernst en devotie voor de ongeziene natuurkrachten heeft behandeld. Voor de geheel onwetenden kan het eensdeels 'n openbaring, anderzijds 'n benauwende mystificatie geweest zijn, zoo ze tenminste als serieuse toeschouwers aanwezig waren, maar voor de materialisten was ongetwijfeld 'n pretje en 'n onderwerp van anderen ergernis gevenden spot, gelijk uit sommige kritieken ook duidelijk bleek.
Maar behalve het stuk als pleidooi voor de geheime krachten in de natuur, heeft het nog 'n zeer mooie symbolieke beteekenis en deze is zoo kostelijk tot haar recht gekomen dat het elk ontwikkeld, denkend materialist van ontkennen tot onderzoek moet brengen, zoo hij niet als 'n domme betweter vijandig wil staan tegenover alles wat hij niet begrijpt en ziet.
De Magiër, verpersoonlijkt door Verkade, is het kind uit 'n mésalliance van adelijke jonkvrouw met 'n maatschappelijk mindere, moreele bamboucheur en als zoodanig niet passend in de lijn van het gewone leven.
Maatschappelijk is hij 'n zwerver, die met z'n aangeboren mystieke krachten en hem zelf ongelukkig makende, ongewone psychologie, aan den kost moet komen. In 't oog der wereld dus 'n goochelaar.
Op 'n neveligen schemeravond bevindt hij zich in het park van 'n hertogelijk kasteel, waar hij wordt ontdekt door het jonge nichtje van den hertog, Patricia, 'n allerliefst droomstertje, levende in 'n wereld van fantazie en als zoodanig de verpersoonlijking van het idealisme, dat enkel zoekt naar schoonheid, zonder zich rekenschap te geven van het hoe en waarom der dingen.
Deze beide menschen begrijpen elkaar, en zijn de verwanten zielen, die elkaar gevonden hebben.
Zoo komt de Magiër het kasteel binnen en wordt er door den zoo juist uit Amerika terugkeerenden broeder van Patricia Monis Carleon, die het ongeloof, mij dunkt echter veelmeer nog het materialisme, vertegenwoordigt, aangevallen en beleedigd, omdat hij het park is binnengedrongen en de onschuld van z'n zuster in gevaar heeft gebracht, wijl Patricia welsprekend de partij van den vreemdeling trekt, wiens naam ze niet eens kent.
Dus in het nauw gedreven, zegt de vreemdeling nu dat hij een goochelaar is en kwam met het doel om op het kasteel een voorstelling te geven.
Patricia's droom is verstoord, omdat de Magiër haar speelgoed heeft gebroken gelijk ze zegt en ze valt in zwijm.
De overigen zijn echter gerustgesteld, en er wordt bepaald, dat de goochelaar tegen 'n som gelds z'n kunst zal laten zien.
De hertog vertegenwoordigt de Staat en was zoo'n prachtige symbolieke creatie, dat reeds die symboliek alleen den gang naar den schouwburg waard is.
De Staat is nu eenmaal niemand, 'n futloos, papwezen, dat met alles en iedereen meegaat en er geen persoonlijkheid op nahoudt.
Met evenveel gemak geeft hij den dominee, hier de verpersoonlijkte godgeleerdheid, subsidie voor den bond van caféhouders als den dokter, voorstellende de medische wetenschap, 'n even groote toelage voor de drankbestrijding, terwijl hij voor z'n particulieren secrearis, als verpersoonlijking van het volk, slechts de machine is, die met alle partijen den vrede bewaart.
Het is m'n doel niet critiek uit te oefenen, maar zelden zag ik zulk 'n mooie, juiste creatie als Cor Ruys van dezen lammeling, den Staat, maakte.
Zoo breekt dan de avond aan, waarop de goochelaar z'n séance zal geven en als het doek opgaat, zien we den Magiër voor z'n door 'n zwart fluweel, waarop schitterend gouden sterren, bekleede toovertafel, met de noodige goochel-apparaten.
Behalve de dokter en de dominee behoort ook de Amerikaan tot de toeschouwers, maar deze, in z'n ongeloof en welgedaanheid van rijk-