II.
Geen wereld meer denkbaar zonder den ‘Leider!’
Volgens 't ‘Vrijzinnig Weekblad’ heeft Dr. Abraham Kuyper, op het vijf-en-twintig-jarig feest eener Chr. Jongelingen-Vereeniging, onlangs weer eens voorspellingen gedaan over het volgens hem op handen zijnde einde dezer wereld. Terwijl hij nochtans tegelijkertijd zich verdiept in zijn Standaard over de verkiezingen van 1916, 1917 en 1921.
Het ‘Vrijzinnìg Weekblad’ vindt hierin eenige tegenstrijdigheid.
Ik-niet.
Ik kan mij namelijk best begrijpen dat de groote Abraham, die er nog best wezen kan lichamelijk en geestelijk, zichzelf op dien grond nog eenige jaren levens toekent om die te besteden tot zijne politieke eere, (ach ik vergis mij, ik bedoel tot ‘de eere Gods’.)
Maar evenzeer kan ik mij voorstellen hoe Abraham Kuyper verbindt aan zijn eigen ook in het beste geval toch vrij spoedig op handen zijnde afreize van het tooneel zijner aardsche goochelarijen met het ‘Woord Gods’, als een vanzelf sprekend iets het laatste der dagen, of, zooals hij-zelf dat uitdrukt: ‘de voleinding der dingen’.
Immers, wat zou er in Kuyper's oogen straks worden van een Nederland zonder hem, den grooten Leider? - Het spreekt vanzelf dat met het einde van den grooten man Gods, van Dr. Abraham Kuyper, ‘den van God gegeven Leider’, ook mòèt samenvallen het einde van al wat van deze aarde is. God kan 't immers natuurlijk niet af zonder Kuyper, - die altijd precies geweten heeft, op een haartje, wat Gods plannen, en leidingen, en bedoelingen waren met Neder-