| |
Van Japan naar Java
door O.G. Thoden van Velzen.
(Vervolg van No. 11).
Ik heb slechts een beknopte beschrijving gegeven wat Tokyo van plan is in de toekomst te worden en wat wij allen binnen niet al te verwijderden datum hopen te bereiken. Talrijke belangrijke détails kan ik in het geheel niet vermelden.’
Wij hopen echter, dat Baron Sakatani in plaats van jachterreinen voor het publiek open te stellen, genoemde gronden tot een groot park met veel bosch en eenige vijvers zal inrichten en, door alle mogelijke middelen kleurrijke zang- en watervogels in het boschrijke park te lokken, zal hij meer genoegen aan oud en jong verschaffen dan door jachtgronden te openen, waarvan enkelen slechts kunnen profiteeren. Voor de meeste menschen bestaat er geen genot in jagen.
Zooals wij reeds eerder vermeldden, bestaat Japan uit vijf groote en zeshonderd kleine eilanden.
De vijf groote eilanden zijn Hondo, Kyoeshoe, Shikokoe, Hohkaido en Formosa. Formosa wordt door de Japanneezen Taiwan genoemd. Het grootste eiland Hondo of Nippon bevat de grootste steden, namelijk:
Tokyo met |
2.186.000, |
Yokohama met |
400.000, |
Nagoya met |
378.230, |
Kyoto met |
442.460, |
Osaka met |
1.300.000, |
Kobé met |
390.000, |
Koere met |
100.680, |
Hiroshima met |
142.760, |
en Kanazawa met |
110.990 inwoners. |
Op het eiland Kyoeshoe ligt de bekende stad Nagasaki met 176.480 zielen.
De voornaamste artikelen van Japan's uitvoer zijn: zijde, katoenen garen, kool, thee, rijst, koper, kamfer, visch, porselein, lakwerk en artistiek meubelwerk.
Formosa of Taiwan bevat vele suikerplantages.
Yokohama is op de westkust van de baai van Tokyo, op een afstand van ongeveer 34 kilometer zuidwestelijk van de hoofdstad gelegen.
Toen deze haven in 1856 voor den buitenlandschen handel geopend werd, was zij slechts een onbeduidend visschersdorpje met nauwelijks honderd huizen. Maar hare onbestreden ligging, wat de centra van productie
| |
| |
betreft, en hare natuurlijke voortreffelijkheid als eene haven, door havenwerk verbeterd, hebben van haar binnen eene halve eeuw de eerste handelshaven in Japan gemaakt, met export en import ten bedrage van 390 millioen yen per jaar of twee vijfde van den geheelen buitenlandschen handel van het rijk.
Yokohama is nu de vierde groote stad van Japan met eene bevolking van 394.000 Japanners en ruim 6000 vreemdelingen.
Wat den reiziger het meest treft, wanneer hij in Yokohama voet aan wal zet, is, dat het gunstigste en mooist gelegen gedeelte der stad aan de vreemdelingen behoort.
De groote hotels, die in het bezit van vreemdelingen zijn, liggen in dat gedeelte der stad, dat Yamashita-cho̅ genoemd wordt: zij zijn op den wandelweg langs de haven gebouwd en ook vindt men ze in de straten, die in de nabijheid van de zeeboulevard gelegen zijn of daarin uitloopen.
Het is in dit gedeelte der stad, Yamashita-cho̅, dat zich de meeste groote handelshuizen, winkels, banken, apotheken, en dagbladkantoren der buitenlanders bevinden.
Die dagbladen verschijnen voor 't meerendeel in de Engelsche taal en een enkele in de Duitsche taal of in het Fransch.
De reiziger, die naar nieuwe indrukken snakt, laat zich al spoedig naar het Japansche gedeelte der stad brengen. Hij neemt een jinrikisha of in 't kort riksha genoemd en treedt Bentendori binnen. Bentendori is de straat vol Japansche winkels, waar koop- en kijklustigen zich vol vreugde kunnen wijden aan het koopen of bekijken van allerlei Japansch kunstwerk, zooals curio's, zijde, borduurwerk, zijden en katoenen stoffen, japansche katoentjes, bronswerk, japansch papier en prentbriefkaarten, speelgoed, bamboe, en kralen jaloezieën, kasten, kunstmatige bloemen en lampions. Hier en in menig andere straat van Yokohama vindt men ook groote thee- en rijstpakhuizen.
Andere straten, zooals Hontsjo-dori en Theaterstraat, worden veel bezocht. In de Theaterstraat bevinden zich vele bioscopen en dergelijke vermakelijkheden evenals vele winkels vol van koekjes en bonbons, zuurtjes en allerlei snoepwerk, waar veel jongens en alle meisjes veel van houden.
Wanneer men zich naar het hooger gelegen gedeelte van Yokohama begeeft, bijvoorbeeld naar de ‘Bluff,’ waar vele residentiën aan vreemdelingen toebehooren, dan ontwaart men bij helder weer den meest vermaarden berg van Japan, den Foedshi. Van dezen berg zegt de Japansche dichter Yamabe-no-Akahito:
‘Wanneer ik langzaam voortschrijd op de kust van Tago, dan ontdek ik den schoonen Foedshi; zijn weergalooze top stijgt omhoog, sneeuwbedekt ten hemel.’
Op de ‘Bluff’ staat het ‘Algemeene Hospitaal’ onder vreemdelingen meer bekend als het ‘Yokohama General Hospital.’ Aan het hoofd van dit hospitaal staat eene Engelsche hoofdverpleegster en talrijke Japansche pleegzusters verrichten met de grootste toewijding hare liefdediensten, die bestaan in het helpen en verplegen van zieken. Deze Japansche verpleegsters zijn steeds opgeruimd, en alle vreemdelingen zijn zonder uitzondering zeer tevreden over hare verpleging en prijzen als om strijd hare diensten. Ondankbaar zou het zijn, indien ik niet ook met lof over onze Japansche zusters sprak. Er zijn een drietal doctoren, die aan het hospitaal verbonden zijn, zoodat ook in dit opzicht de zieken niet te klagen hebben. Indien de ziekte van eenigszins ernstigen aard is, komt de arts U tweemaal elken dag bezoeken.
Er zijn ook Japansche ziekeninrichtingen in Yokohama, waar eveneens Europeanen worden opgenomen.. Vreemdelingen, die eene ongesteldheid hebben opgedaan, en zich aan algeheele Japansche verpleging wenschen te onderwerpen, worden verzocht een Japansch Hospitaal te bezoeken, maar pas op, dat ge u niet door de lieve verpleegsters van het ‘Land van de Rijzende Zon’ laat vertroetelen. Wees echter dankbaar, want een liefderijke verpleging helpt u weldra de gezondheid erlangen.
We ondernemen nu een tocht naar Hommokoe. Hommokoe strekt zich langs de kust uit in de nabijheid van Yokohama. De weg kronkelt zich langs de zee en verheft zich nu eens, om dan weer te dalen. Hier en daar heeft men verrukkelijke vergezichten op de Mississipi-baai, zooals de Tokyo-baai wel genoemd wordt, waarop ontelbare visschersschuitjes dansen en de zeiltjes, door de zon beschenen, zilverwit schitteren.
Bij ebbe ziet men honderden vrouwen, mannen en kinderen bezig oesters en krabben te zoeken.
In hunne kleurrijke kleedij is zulk een tafereel als eene verrukking voor 't gezicht en eene aangename streeling van 't gevoel.
Verder gaande, komt men door meer bebouwde gedeelten, langs eene boerderij of ook langs rijstvelden en groentetuinen.
| |
| |
Hier en daar staan theehuizen. Door Japansche schoonen bediend, wordt men van thee voorzien. In kleine beschilderde kopjes, geschonken door lieve kleine Japansche meisjes met sierlijke handjes en kleine voetjes, is de thee een smakelijke drank. De Japansche thee, zonder melk en zonder suiker, is aangenaam van smaak en de nasmaak is zoet.
De Japansche schoonen zijn zonder uitzondering aardig en aantrekkelijk. Altijd glimlachend en vroolijk, niet mopperend of klagend, zullen zij den meest neerslachtigen of zwaarmoedigen mensch opheffen.
Zelfs Osan, die gedurende tal van jaren in vele landen rondgezworven had, en nergens die rust gevonden had, die hij zoozeer noodig had, vond eindelijk vrede in een Japansch hotel nabij het zeestrand. ‘Het hotel scheen mij een paradijs te zijn, en de dienstmaagden hemelsche wezens’. Zoo schreef Lafcadio Hearn; en de groote Engelsche schrijver gaat voort met te zeggen, dat hij geriefelijkheid trachtte te vinden in een Europeesch hotel, voorzien van alle moderne verbeteringen. Maar hij vluchtte van de open poort terug naar eene Japansche herberg, waar hij zich weer eens op zijn gemak gevoelde, op koele, zachte matten gezeten, en verpleegd en bediend door zachtsprekende meisjes, en door dingen van schoonheid omgeven, zoo scheen dit voor hem te zijn ‘als eene verlossing van alle zorgen van de negentiende eeuw’.
Osan had juist het hospitaal verlaten. Genezen was hij, maar nog zwak. Bij het zeestrand hoopte hij de rust en de kracht terug te vinden, die vroeger steeds zijn deel waren geweest. Osan nam pension in de herberg bij de zee. Verpleegd door de dienstmaagd Suiko, werd hij zichtbaar sterker. Zij was den geheelen dag rondom hem, en een wenk van Osan was voldoende, of Suiko vervulde zijne wenschen.
Suiko was zeventien jaar oud of liever jong. Maar ondanks haren jeugdigen leeftijd, was zij volwassen. In Japan worden kinderen van 15 jaar reeds beschouwd volwassen te zijn.
Ook hier zouden rust en vrede niet lang duren. Na een week van ongestoorde vreugde, en liefkoozingen van Suiko en de diensten hem door de andere hotelmaagden bewezen, kwamen christenen Osan in zijne kalme omgeving en liefderijke verpleging storen. Zij waren van over de zee, van Europa en Amerika, en wanneer zij kwamen en het een of ander bestelden, dan wilden zij door Suiko bediend worden. Vele andere meisjes waren gereed hunne bestellingen uit te voeren en hun dienstig te zijn, maar zij verlangden Suiko om haar aan de verpleging van Osan te onttrekken. Men zegge niet, dat gebeurde toevallig of zonder opzet. Neen, zij wisten, dat Osan zich in dat bepaalde hotel nabij de zee bevond, en als christenen waren zij verplicht hem geen rust te gunnen, zoo oordeelden zij echt christelijk.
Op zekeren avond loeide daarbuiten de wind en men hoorde het klotsen der golven. Een christen kwam binnen en wenschte door Suiko bediend te worden. Suiko verlangde er echter naar nabij Osan te blijven. De gebiedende stem van den hotelhouder en geldjager beval haar dien christen te bedienen. Na een poos verscheen zij nog eenmaal bij het ziekbed van Osan. Hij zag haar, maar voordat hij een woord kon uiten, hoorde men reeds weer de stem van den geldjager en was zij weer bezig bestellingen uit te voeren.
Tegen haar wil ging zij, zonder mopperen, zonder een klacht te uiten. Heeft men wel ooit een Japansch meisje hooren klagen? Neen, zij klagen wel, maar niemand merkt hiervan iets. Door opvoeding hebben zij geleerd, al het leed gelaten te dragen.
Niettegenstaande christenen Osan in zijne ziekte kwamen storen, ging hij toch vooruit in gezondheid en kracht. De ziekte verdween echter niet geheel en al. En zoo vond hij beter om na eenigen tijd dat hotel te verlaten. Maar een christen van over de zee liet niet toe, dat Osan het laatste uur voor zijn vertrek met Suiko samen was. Zoo kon hij niet eens zeggen of haar zijne liefde in het oor fluisteren, zooals geliefden plegen te doen, wanneer zij van elkaar gaan. Later, veel later herkreeg Osan zijne algeheele gezondheid en keerde naar het hotel nabij de zee terug, om nog eens zijne vroegere liefde te ontmoeten.
Suiko zond eens aan Osan het volgende gedicht, dat reeds van oudsher bekend was, namelijk: ‘Akadama wa Wo sae hikaredo, Shiratamano-Kimiga, Yosoi-shi to-tokoe arikeri!’ hetgeen beteekent: Hoe schoon ook een doorzichtige kraal moge zijn, o mijn geliefde,
Gij zijt nog veel edeler dan een witte schitterende kraal.
Osan herinnerde zich de vervlogen gelukkige dagen en zond het van oudsher bekende liedje terug, namelijk: ‘Okitsoe-Dori Kamodokoe-Shima-ni Waga ineshi, Imo-wa wasoereji Yo-no Kotogoto-ni.’
| |
| |
Wat, overgezet zijnde, heet: Ook ik kan nimmer onze gelukkige dagen in het eiland der Watervogels vergeten,
O mijn liefste, elk ding is eene herinnering aan U.
In 't algemeen zijn de Japanneezen zeer eenvoudig, wat eten aangaat.
Hunne hoofdschotels zijn: rijst, groenten, visch en eieren en onder de groenten nemen aardappels, voornamelijk pataten, de eerste plaats in. Spinazie, kool en andere bladgroenten worden ook veel genuttigd.
De Japansche rijst is uitstekend. Zij is wit als sneeuw en van alle rijstsoorten in het verre Oosten, scheen mij de Japansche rijst de beste te zijn. Als ik mij vergis, zeg het mij, dan zal ik mij een volgende keer verbeteren.
Plaats een bord met rijst en vleesch naast elkaar, dan zal ieder, wiens gevoel en smaak nog niet bedorven zijn, met gretige handen naar de reine rijst grijpen en het vleesch verre van zich schuiven.
Ik wil niet zeggen, dat ik een fanatieke vegetariër ben, neen, maar, wanneer de gelegenheid zich voordoet, dan ben ik met vreugde een vegetariër. Vleesch eet ik altijd met tegenzin. Toch eet ik het soms, omdat er niets anders of weinig anders te verkrijgen is.
Waarom vond Osan die groote rust, juist bij de Japansche meisjes? Omdat de Japansche meisjes de boeddhistische kalmte en vrede bezitten, die zonder babbelen en klagen alle leed verdragen en nimmer klachten den reizigers verhalen. Verder zijn ze eenvoudig en natuurlijk. Men zegt, dat de vrouwen in Japan nog als inférieure wezens worden beschouwd. Dit standpunt heerscht tegenwoordig bijna niet meer. Door de opvoeding op de scholen komen de Japanners tot meer realistische denkbeelden. De Japansche meisjes zijn engeltjes. Hoe kan men ze dan als inférieur beschouwen? In de opvoeding der kinderen staat de moeder hooger dan de man en in technische zaken en vele andere zaken staat de man vooraan, tenminste tot nu toe. Daarom moet men echter de vrouw niet als minderwaardig beschouwen. Een ware democraat beschouwt de vrouw als gelijkwaardig met den man. De vrouw heeft als vrouw, moeder en opvoedster van kinderen een idealen werkkring, en de man, die buiten moet werken in handel, als leeraar, werker op welk gebied het ook zijn moge, heeft zijn eigen sfeer van idealen. Door ontelbare vrouwen worden nu beroepen uitgeoefend, die vroeger alleen door mannen werden uitgeoefend. Zoo ziet men, indien men van vooroordeelen vrij is, dat de vrouw talenten heeft gelijk de man, maar de vrouw moet niet vergeten, dat het moederschap door haar als hoogste ideaal moet worden aangezien.
De Japanners zijn zeer rein op hun lichaam.
Elke Japanner, arm of rijk, jong en oud, neemt dagelijks een bad. Die baden zijn zeer heet. Men komt het badhuis binnen en ontdoet zich dicht bij de ingangsdeur van zijne kleeren en schoenen, pantoffels, muiltjes, sandalen, al naarmate men draagt, en naakt loopt ge over de houten vloer naar de groote houten badkuip, die op het einde der zaal in den grond is uitgetimmerd. Er zijn meestal twee zalen, eene voor de vrouwen en eene andere voor de mannen. Soms zijn in eene en dezelfde zaal twee of zelfs drie groote badgelegenheden. Zij staan echter niet op den grond, zooals in Europa of Amerika, maar zijn in den grond gebouwd. Er zijn heete baden met gewoon alledaagsch heet water, er zijn ook medicijnbaden, die, men zegt, goed zijn voor personen, die aan koude rillingen lijden. Verder zijn er ook koude baden of liever men kan zich met een emmertje koud water laten afkoelen, of men gaat op eene mat zitten buiten in de kleeding-afdeeling, totdat het lichaam de temperatuur, die normaal heet, heeft teruggekregen. Want het zou niet ongevaarlijk zijn, om bezweet uit het heete bad dadelijk in de buitenlucht te gaan wandelen. Wie beter weet, zegge zoo.
Zulk een bad is voor hem, die ervan houdt, een waar genot. Een mensch, die alles natuurlijk vindt, gevoelt geene schaamte. Vele Europeanen echter zouden zich schamen, indien ze naakt met andere mannen, vrouwen en kinderen van dezelfde badgelegenheid gebruik moesten maken. Dit is echter valsche schaamte. Alles hangt van de opvoeding af. Is men van jongs af eraan gewend, om met andere menschen naakt te gaan zwemmen of baden, dan weet men niet anders, of het behoort zoo. Men is geenszins nieuwsgierig, nog minder verbaasd.
Er zijn echter ook menschen, die van te voren een opvoedingsproces doormaken, en wanneer zij bijvoorbeeld in Japan verschijnen, zich op Japansche wijze kleeden, eten en baden. Men moet zich van vooroordeelen bevrijden, om zich goed onder vreemde volken thuis te gevoelen en hunne gewoonten te begrijpen.
| |
| |
Men moet zich niet door ras- of landgenooten laten hypnotiseeren en inpompen, dat alle volken buiten Europa en Amerika minderwaardig zijn. Dat zijn vooroordeelen, die uitgeroeid moeten worden en men moet den kinderen leeren, dat alle menschen broertjes en zusjes zijn en wanneer men met dergelijke sympathie voor de menschheid door de wereld trekt, maakt men overal, zoowel onder armen als rijken, vrienden en ook vijanden, maar de laatsten zijn noodig om des te meer vrienden te verwerven.
Ik nam den trein naar Kobé. De trein was propvol. Eindelijk had ik een plaatsje gevonden. Men ging slapen, zoo goed en kwaad als dat in zittende houding gaat.
De trein gaat voorbij Gotemba, van waaruit men in ongeveer tien uren den berg Foedshi kan beklimmen. Deze berg is de hoogste berg in Japan, en zijn gratievolle vorm en uitmuntende ligging nabij den Stillen Oceaan hebben van den berg een voorwerp van bewondering gemaakt, die bijna tot aanbidding is overgegaan. Zonsopgang, van den top gezien, is een heerlijk schouwpel, dat niemand mag missen. De rusthutten zijn voor bergklimmers van Juli tot September geopend.
Hakone en Miyanoshita zijn bekende gezondheidsoorden met bekende heetwaterbronnen, gezonde berglucht en aantrekkelijke landschappen. Verder gaat de trein naar Maibara. Hier moeten de reizigers overstappen, die zich over Tsoeroega naar Wladiwostok, Siberië, Rusland en West-Europa begeven. Maibara is schilderachtig nabij het meer Biwa gelegen. Eindelijk komt men in Kyoto aan.
Kyoto was gedurende elf eeuwen de hoofdstad tot op den tijd van de Herstelling van het Keizerlijk Régime 46 jaar geleden. Het is in 't meest volkrijke deel van het Keizerrijk gelegen, dat bekend is als Kinai, eene streek, die aan historische overblijfselen en religieuze gebouwen rijk is. De stad wordt in het Oosten door eene rij van heuvels begrensd en strekt zich in de vlakte uit. Zijne straten snijden elkaar met rechte hoeken en de Kamogawa (de Kamo-rivier) gaat door 't oostelijk deel van het noorden naar het zuiden. Menige tempels, heilige plaatsen, en andere gebouwen, die een bezoek verdienen, zijn naast elkaar langs de voeten van de heuvelenrij geplaatst; andere vindt men binnen de stad en hare vooroorden.
De stad werd door Keizer Kwammoe in 794 als het terrein voor het keizerlijk paleis uitgekozen, en de stad werd naar het voorbeeld van de Chineesche metropolis gebouwd.
Aldus was de stad, die eens eene grootere oppervlakte dan tegenwoordig bevatte, het centrum van de beschaving van het land, van haar roem en haren glans, en de levens van weelde en pleizier, door hovelingen en burgers geleid, waren historisch eenig (een unicum) in hun soort.
Maar toen de actueele regeeringsmacht in handen van de Samoerai viel, was Kyoto dikwijls het schouwspel van bloedige gevechten, verderfelijke branden en moorden. Tegenwoordig behooren dergelijke gebeurtenissen niet meer plaats te vinden en men hoort daarvan dan ook alleen, wanneer de bende van den Witten Wolf in China aan plundertochten deelneemt.
Kyoto is nu de derde groote stad in het Keizerrijk, met eene bevolking van ruim 442000 zielen en een belangrijk centrum van kunstnijverheid, zooals aardewerk en porselein; borduurwerk, fluweel, zijden en wollen stoffen; bronzen- en damasceenwaren; curio's cloisonné; lakwerk; bamboewerk; ivoren waaiers; allerlei speelgoed.
Er zijn twee administratieve wijken, het noorden en het zuiden, door Sanjo̅do̅ri gedeeld, de hoofdstraat der stad.
De kersebloesem-dans.
Elk voorjaar wordt de Miyako-Odor gedurende eenige weken in Kyoto elken avond opgevoerd. Het is één van de menige pogingen van de oude hoofdstad om hare vroegere grootheid altijd versch in de geheugens harer burgers te bewaren.
Zij geeft zich niet aan modernen of vreemden smaak over, maar haar doel is, de zuiverheid van Japansche Kunst, zooals zij gedurende honderden jaren beoefend werd, te bewaren. Niet dat de Miyako Odori zelf van zeer ouden oorsprong is. Zij maakt echter aanspraak om de oudste en beste van de menige ietwat gelijksoortige dansen te zijn, die in de andere groote steden van het Keizerrijk getoond worden.
De woorden Miyako Odori beteekenen de dans van de hoofdstad, maar, omdat deze vertaling slechts weinig beteekent voor diegenen, die niet met hare poëtische en gevoelvolle zijde bekend zijn, zoo wordt zij onder de vreemdelingen algemeen genoemd als de kersebloesem-dans.
Elk jaar wordt deze beroemde dans gedurende den tijd, dat de kersebloesems bloeien,
| |
| |
elken avond voor volle huizen opgevoerd in het Kaboerenjo-theater in het bekende Giondistrict. Hij wordt vier of vijfmaal elken avond herhaald, en elke opvoering duurt ongeveer een uur, gedurende welken tijd de deuren gesloten zijn en de ingang tot de wachtkamer alleen open is.
De tusschenpoozing is echter niet verloren, en de gasten worden op ceremonieele thee onthaald, die gezet en op sierlijke wijze door geisha bediend wordt of door lieve kleine Maiko, die in die kunst bedreven zijn. Dit dient tot dubbel doel om de gasten te onderhouden en het beheer te helpen, om het aantal bezoekers, die het theater binnentreden, te regelen.
Daar reeds vermeld is, dat geene concessie aan modernen of vreemden smaak wordt gedaan, is het bijna overvloedig toe te voegen, dat de uren niet bepaald zijn, en de mogelijkheid bestaat, dat men soms een half uur of iets meer moet wachten.
Het beste plan is, op zijn gemak te gaan eten en dan naar het theater te gaan, zonder zich om het uur te bekommeren.
De thee-ceremonie is zulk eene ontzaglijk ingewikkelde zaak, dat niets anders dan eene practische voorstelling een werkelijk volkomen denkbeeld zou kunnen geven van haar ingewikkeldheid.
Het is voldoende om te zeggen, dat de thee niet zoozeer als eene lichamelijke verversching beschouwd wordt, dan wel als een aesthetisch middel tot verfijning van eene dichterlijke en artistieke conversatie. Iedere beweging en geluid in het zetten, zelfs het gieten van het water, alles is in overeenstemming met eene groote wet der Ouden. Inderdaad is de thee-ceremonie ver verwijderd van het gewoel en de zorgen van het moderne leven, en eene werkelijke waardeering van hare bekoring is alleen mogelijk voor een Oosterling.
Een opgewonden gast van de overkant van den oceaan verklaarde eenige jaren geleden op heftige wijze, dat, indien het zoo lang duurde om een kopje thee te zetten, hij liever naar buiten ging om een sterkeren drank te vinden.
Waarlijk: het Oosten is het Oosten en het Westen is het Westen.
Gekalmeerd door de bekoorlijke ceremonie, die volvoerd wordt met eene rust, die de Oude Oostersche wereld eigen is, gaat men het theater binnen, om den dans te zien. Het theater is typisch Japansch, namelijk, het grootste deel is ongemeubeld, behalve met matten en kleine Japansche stoven - die het voornaamste deel uitmaken van het huiselijk leven. Het beste deel is dat deel, dat tegenover het tooneel geplaatst is. Hier zijn zitplaatsen voor dezulken, die ze wenschen. Aan elken kant van de kom van het theater bevinden zich verhoogde balkons met karmozijnkleurige gordijnen voor het gemak van het orkest.
Twee gangen, hana-michi (bloemenwegen) genaamd, leiden van het achtereinde van het auditorium naar het tooneel, en langs deze maken de maiko (danseressen) het eerst hare verschijning. Gelijktijdig gaan de gordijnen van de orkest-balkons omhoog en de muzikanten beginnen eigenaardig vreemde klanken te laten hooren. Aan de rechterhand bevinden zich acht meisjes met acht samisen, en aan de linkerzijde een gelijk aantal met trommels. De samisen is ietwat gelijkvormig aan een banjo, en de trommels zijn van twee soorten, bekend als taiko en tsoezoemi. Op de eerste wordt met stokjes en op de laatste met vingers geslagen.
Het aantal der maiko (danseressen) bedraagt 32 in 't geheel, en men zegt, dat de eer om in den grooten kersebloesem-dans te verschijnen, zoo groot is, dat, om allen te bevredigen, verschillende maiko iederen avond de uitverkorenen zijn. De kleedij is tooverachtig. Alles is van zijde, en de kleuren zijn allerprachtigst en toch wonderlijk mooi samenpassend. De groote sjerpen, van achteren in groote vlinderbogen samengebonden, en de zorgvuldige wijze om het haar klaar te maken, schijnen de natuurlijke aanvulling te zijn van de lieve kleine figuren en de aardige, op speelgoed gelijkende, gezichtjes.
Deze maiko zijn in 't algemeen van 15 tot 18 jaar oud, waarna zij met dansen ophouden, behalve in zeldzame gelegenheden. Ze houden zich dan bezig met de minder moeilijke plichten, de samisen of eenig ander instrument te bespelen. Zij worden dan geisha genoemd. Het werkelijke dansen is niet, wat men hieronder in westelijke landen verstaat. Het is eerder de rhytmus van schoonheid en poëzie van beweging, die onze voorouders in minderen graad beoefenden, terwijl zij den tel gingen naar de mate van een deftig menuet. De tooneel-zetting van de Miyako-Odori is een meesterstuk van kunst. Elk jaar ziet men eene volkomen verandering, en bekende juweelen van oude volks- | |
| |
overleveringen verschijnen opnieuw met glansrijke pracht, dubbel aantrekkelijk voor degenen, die ze van kindsbeen af gekend hebben. In het derde jaar van Taisho, het tegenwoordige jaar 1914, heeft men besloten, te beginnen met de tweede voorstelling, gebeurtenissen op het tooneel te brengen, dit geboekt waren in eene zeer beroemde verzameling van Japansche gedichten, getiteld ‘Shin-Kokoe-Soe’, die voor 't meerendeel de schitterende deugden van de Japansche vorsten prijzen vanaf het begin der geschiedenis tot op den huidigen dag. De geheele productie is rijk aan antieke pracht, oude gewoonten, ceremoniën en feesten, zooals binnen de vereerde grenzen der paleizen en woningen van den adel gehouden worden, rondom welke de dichterlijke thema's bekoorlijk worden ontvouwd.
(Wordt vervolgd).
|
|