uiterlijk toe te leggen. Hun invloed op anderen zou daardoor toch altijd winnen. Wat is er stuitender dan iemand bij u te hebben, die er vies en slordig uitziet! Hij moge dan nog zoo hoog staan, nog zoo liefdadig en welwillend zijn, als gij maar wilt, maar desondanks wordt gij telkens herinnerd aan zijn onooglijk uiterlijk en een natuurlijk gevoel van dégoût bekruipt u.
Ook ligt er, de slechte eigenschap van nonchalance daar gelaten, eene zekere mate van pedanterie in het verwaarloozen van uiterlijk en kleeding.
Het schijnt ons toe of dezulken tot ons zeggen willen, dat voor hen netheid eene te geringe zaak is om acht op te slaan; zij meenen daarvoor te hoog te staan, hooger dan de anderen. Zij vergeten echter dat hunne uitwendige verwaarloozing een smaad is jegens het netgekleede publiek, dat toch dagelijks met hen in aanraking komt. Ja, wat zien er vele menschen onooglijk uit, sommigen om met geen tang aan te raken.
Ieder kan natuurlijk niet even mooi zijn, maar wel kan men zijne leelijkheid of ouderdom verkleinen, door den noodigen zorg aan uiterlijk en kleeding te besteden. De kleeren maken nu eenmaal den man, en niet minder de vrouw! Men wordt beter bediend, aangenamer bejegend, indien men netjes en up to date voor den dag komt, dan wanneer men verschijnt in slordigen staat, getooid met een hoed of mantel, die reeds lang uit de mode zijn. Wat ziet men niet vele dames, wier haren meer op een ragebol gelijken dan op het schoonste sieraad der vrouw! Dames van goeden huize, die met verfomfaaide chevelure in het publiek verschijnen, of op onoordeelkundige wijze zich tooien met een pruik, wier kleur schreeuwt met heur natuurlijk haar.
Hoe belachelijk kleeden sommigen zich zonder in het minst rekening te houden met bij elkander passende kleeren.
Niet iedereen heeft smaak, doch gewoonlijk vindt men onder zijne kennissen toch allicht iemand, in het bezit dezer zoo zeer te benijden eigenschap.
Het zou eene geringe moeite zijn om deze bij de keuze van kleedingstukken te raadplegen.
Waarom bestaan er geene dames of heeren van goeden smaak, speciaal belast met het voorlichten in zake kleeding en toilet?
Zij zijn dringend noodig, al ware het alleen om wansmaak tegen te gaan.
De kleermakers of naaisters prijzen gewoonlijk slechts aan, wat zij kwijt willen zijn, van hen is dus nimmer een onpartijdig advies te verwachten.
Het is wel een opmerkenswaardig verschijnsel, dat wij juist in de hoogere kringen en onder de winkelbedienden, modistes, atelier-meisjes en reizigers de meest netgekleede personen aantreffen, terwijl het toilet van schooljuffrouwen, onderwijzers, en vrouwelijke kantoorklerken dikwijls te wenschen overlaat.
Wij zouden hieruit bijna concludeeren, dat het kantoor- en schoolleven belemmerend werkt op de zorg voor eene correcte kleeding.
Dat uitzonderingen den regel bevestigen, geldt ook hier. Om nog eens terug te komen op het haar, zoude ik u willen vragen, hooggeachte, lezers, of gij er wel eens acht op hebt geslagen, hoe keurig de coiffure der meeste burgermeisjes, zelfs van velen uit de onderste lagen der maatschappij, gewoonlijk zit. Fabrieksarbeidsters, meisjes uit hofjes van de minste soort, allen besteden hieraan den noodigen tijd en zorg.
Vergelijken wij daar eens mede de meisjes en dames uit den breeden beschaafden middenstand, waarvan velen zich reeds op betrekkelijk jeugdigen leeftijd valsche vlechten aanschaffen, willen zij zich niet aanhoudend ergeren over heur eigen dun en weerbarstighaar.
De oorzaken zijn naspeurbaar. De kinderen uit de volksklasse zijn veelal gesproten uit ouders van gelijken ouderdom, die jong gehuwd zijn en mitsdien kinderen kunnen verwekken, krachtiger dan, zooals in den beschaafden stand veel voorkomt, de nakomelingen van paniers percés en van mannen van rijpen leeftijd en anaemische vrouwen, die niet zelden zenuwziek zijn.
De eerstgenoemde kinderen zijn permanent in de buitenlucht of hebben later als dienstbode goed voedsel, goede ligging en een regelmatig bestaan, vrij van beslommeringen, gaan niet te laat naar bed en staan vroeg op.
De hersenen der beschaafde kinderen daarentegen worden reeds vroeg gepijnigd met het inpompen van allerlei vakken op meisjesschool, H.B.S., Kweekschool of gymnasium, vakken, waarvan zoovele voor de vrouw in het latere leven van geen of geringe practische waarde zijn. Zij gaan te laat naar bed, nemen, heel jong wanneer het te pas komt, deel aan soirées en bals, waarbij van nachtrust geen sprake is, komen