De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.
| |
[pagina 134]
| |
vluchtig, en daardoor niet verwerkt en niet onthouden. Nu is dit niet verwerken en niet onthouden eene ondeugd, die ten nadeele uitloopt van hem of haar, die er zich aan schuldig maakt, maar het vluchtig lezen heeft nog een ander nadeel. Vluchtig lezen geeft half lezen, en half lezen leidt tot onwaarheid. Het Leliebond is daar om de waarheid te huldigen, maar niet goed lezen is evenzeer de waarheid verkrachten. Nog onlangs had ik een goed bewijs daarvoor. Zekere schrijver had in zijn opstel een aanhaling gedaan van enkele woorden door een zijner tegenstanders besproken, en nu kwam de halflezer bij mij met te zeggen ‘en wat zeg je ervan, N. is nou toch ook maar overgeloopen. Hij schrijft nu ook heel anders dan voor eenige jaren.’ Goed lezen staat zulke ondoordachte beschuldigingen in den weg, en daardoor roep ik de lezeressen toe: leest liever één nommer van uw weekblaadje goed, dan al de nommers slecht. Een groot Staatsman verbaasde zich er altijd over te vernemen, dat ieder al vóór hem van 't laatst uitgegeven maandnommer der wetenschappelijke tijdschriften had kennis genomen. Ik ben nog niet eens met die van de vorige maand gereed zei hij. Maar hij las, hij las goed, dat wil zeggen, hij nam in zich op wat hij gelezen had, en wist het ten allen tijde te pas te brengen. De zaak is dunkt mij duidelijk genoeg. Aan onverschilligheid kan het slecht lezen niet worden toegeschreven, meer aan nieuwsgierige belangstelling. Wordt 't blad ontvangen, dan, ik kan 't mij zoo begrijpen, eens gauw gezien wat er al zoo instaat, en juist door het bevredigen der nieuwsgierigheid, verliest men de lust om alles nog eens à tête reposée te herlezen. Het nieuwtje is er dan af. Past men dit lezen niet toe op de Correspondentie dan spijt mij dit voor de lezeressen. Schijnbaar gaan de antwoorden van de Redactrice alleen haar aan, die antwoord er door ontvangen, maar slechts schijnbaar, want honderden wenken bevatten zij, die van algemeen nut zijn. Ik lees ze als medewerker even getrouw als den anderen inhoud, en durf dus de aansporing tot de jonge meisjes richten: leest alles wat ge ter lezing in de hand neemt goed, leest vooral uw blaadje met aandacht, en toont in uw brieven aan de Redactrice, dat gij met vrucht hebt gelezen, dat het gelezene door u is opgenomen, zoodat het in het geheugen blijft. Eerst dan ook kan alles wat tot uw opvoeding en ontwikkeling daarin geschreven wordt nuttig zijn, en bij u vruchten dragen. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. Den Haag, 10/5 '83. | |
II.
| |
[pagina 135]
| |
Wat U schrijft over mijn niet kunnen lezen trek ik me niet bepaald aan, omdat het moeilijk is uit te maken of dit aan U dan wel aan mij ligt. Verder geloof ik, dat U en ik het over deze kwesties nooit eens zullen worden. U lijkt mij een pessimist, ik ben juist het tegenovergestelde. U schijnt het vertrouwen in den man en in het huwelijk geheel verloren te hebben, ik nog niet. Ik geloof zeker dat de helft van het aantal ongelukkige huwelijken op rekening der vrouw kunnen gezet worden. Hoogachtend A. TIERIE. |
|