De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWeeldedrang.Ga naar voetnoot*)Suze La Chapelle-Roobol is een dier auteurs, die men lèèst, wier boeken het groote publiek gaarne ter hand neemt, en van wier talent men dit ook ten volle kan begrijpen, gegeven haar vluggen, vlotten verhaaltrant, en haar handige manier van een verhaal in elkaar te zetten, tot een boeiend geheel te maken! - Zij legt zich niet toe op hooge kunst, zij wil niet mèèr zijn dan zij is: eene roman-maakster die ‘trekt’. En, in Weelde-drang was zij in de keuze van haar onderwerp zeer gelukkig; omdat het hier geldt iets actueels, iets, voor ons Hagenaars althans, ècht wààrs! - Wie onzer kent niet het type huishouden van Stavenvoorde, burgerlijk armoedig van top tot teen, maar gehéél en al afgericht op het méér willen lijken, in èlk opzicht, dan waartoe èn stand èn positie èn fortuin recht geven! Moeder en dochter van Stavenvoorde, dag aan dag slovend en sjouwend om den schijn op te houden, deze twee zijn beiden zèér juist afge- | |
[pagina 74]
| |
zien van Haagsche toestanden, de éérste snibbig voor man en oude moeder, al haar toekomstdroomen vervuld van de dochter, deze laatste egoïst nufje, steeds bezig met eigen lieve ik, en met opschik, en met huwelijksplannen, en zonder éénig plichts- of verantwoordelijkheidsbesef. - Is in het eerste deel enkel geteekend dit streven om er te komen hoè dan ook, in het tweede zien wij het gevolg van bereikte doel, het voorname huwelijk van Carla plus de noodlottige gevolgen waartoe haar weeldedrang ten slotte leidt. Dit laatste deel staat hóóger in literaire waarde dan het eerste, omdat het in dat eerste te zeer ontbreekt aan waarschijnlijkheid wat aangaat de omstandigheden. Het is namelijk reeds op zichzelf een weinig ongelooflijk, dat een rijke meneer, vader van een backfisch, dusdanig verliefd raakt op een andere backfisch, dat hij deze laatste geheel en al voor zijn rekening naar kostschool zendt in Brussel met zijn eigen dochter, enkel op hoop dat het hem later te ééniger tijd zal gelukken deze jeugdige prooi machtig te worden door zóóveel verplichting aan hem. Voor mannen in het genre de Bie zijn er immers in den Haag genoeg ‘Carla's’ op te sporen, die terstond zijne begeerte zullen bevredigen, zonder dat daartoe éérst een jarenlange belegering, met kostschool-opvoeding vooraf, noodig is. Intusschen: Soit. Carla gáát nu eenmaal naar kostschool in Brussel met het dochtertje van de Bie, en deze laatste betaalt alles. En de, op zichzelf beschouwd, zeer fatsoenlijkdenkende vader van Stavenvoorde neemt zijnerzijds dat alles aan, zonder de nevenbedoeling te vermoeden! Maar, wordt het fortuin van Carla niet wat héél onwaarschijnlijk, als deze, thuiskomend, in den trein kennis maakt met eene allerliefste oude dame, die terstond kaartjes wisselt met haar, haar tot een bezoek uitnoodigt, en, last not least, na een éérste visite, reeds terstond aanneemt als dame de compagnie, neen véél méér, als dochter en vriendinnetje! - Weet mevrouw La Chapelle-Roobol dan niet, hoe de deftige Haagsche kringen, die zij blijkbaar zoo gráág wil schilderen alsof zij zelve ze kende, véél te exclusief zijn om in den trein aldus terstond familiaar te worden met een geheel onbekend juffertje; om niet te spreken van het ondenkbare feit, dat zij haar zouden dulden in hun huis, en onder hunne kennissen, zonder eenig onderzoek! - Volgt de episode van Carla's uitgaan-leven als dame de compagnie-dochter des huizes, waarin het haar gelukt, op den eersten aanblik, den reeds bijna aan juffrouw de Bie verloofden Maurits van Bergvoort voor zich in te palmen, en tot haar slaaf-echtgenoot te maken! Ook hier laat de auteur de waarschijnlijkheid te véél buiten haar gedachtengang, en maakt er, gemakshalve, maar wat van omdat zij, coûte que coûte, hare Carla wil helpen aan een rijken deftigen man,.... en blijkbaar niet heel ver is in het verzinnen! Maar - dán komen we aan het tweede deel, en dààrmee aan den eigenlijken inhoud van het verhaal. Want, goed-gezien is het m.i. van de auteur, dat zij van hare Carla niet maakte een intrigante, wier huwelijk alléén een was uit berekening, maar haar integendeel voorstelt als een in veel opzichten beminnelijk vrouwtje, oppervlakkig tòch wèl-verliefd op haar Maurits, alleen maar zóó verzot op weelde en aanbidding, dat zij tenslotte dáárdoor komt tot ontrouw en ondergang, en zich verkoopen voor geld. Deze geheele toestand -, al blijven óók hier de feiten waarschijnlijkheid missen - heeft de auteur wél goeddóórdacht, en in veel opzichten fijn nagevoeld. Als Maurits aan Carla zegt de luxueuse levenwijze niet te kunnen volhouden, dan deinst deze, bij al haar ‘liefde’, - of wat er voor doorgaat in het gewone huwelijksleven, - terug voor het zoo geringe offer van bescheidener woning en eenvoudiger huishouden. Háár ‘geluk’ is namelijk niet af te scheiden van geld, en uitgaan, en gevierd worden! Zoo komt zij ertoe den man, dien zij op háár oppervlakkige wijze wel lief heeft, te bedriegen met dien anderen, die voor haar de geldschieter wordt van haar in Haagschen schijn levend ‘deftig’ gezin! Totdat de onvermijdelijke ontdekking van een en ander een schandaal veroorzaakt, dat Carla ‘onmogelijk’ maakt! - Ook dit is zeer juist gezien! De opmerking van de Bie tot haar, dat honderden vrouwen uit haar kring precies evenzoo en erger dan zij leven, maar getolereerd ja gevierd worden diens ondanks, omdat zij wisten te voorkomen een schandaal, terwijl zij, harerzijds, openlijk is ‘besproken’ en daardoor ‘onmogelijk’ geworden, tengevolge van een rechtsgeding, die opmerking is volkomen juist! Nooit is de onrechtvaardigheid in het zedelijkheidsvraagstuk gróóter, dan waar het zulke toestanden geldt! De vrouw uit het volk, het dienstmeisje, moge onder nog zoo te verontschuldigen omstandigheden zijn verleid, voor háár bestaat excuus noch mededoogen zoodra het de publieke opinie geldt! Daarentegen kan haar meesteresse zich veroorloven wat zij wil, èlke flirtation, en erger, als zij maar zorgt de convenances te bewaren! Wie onzer kent ze niet, de Haagsche dames uit de voornaamste kringen, wier heel eigenaardig leven met dezen en genen van algemeene wereldkundigheid mag genoemd worden (indien men onder ‘wereld’ de residentie verstaat), maar die nochtans overal, óók aan het Hof en in de meeste exclusieve en meest orthodoxe côteriëen, met open | |
[pagina 75]
| |
armen worden ontvangen, alleen wijl zij zorgen in geen enkel opzicht vat op zich te geven door een of ander buitenissigheidje! - O wee echter als dàt láátste voorvalt, als in de courant gesproken wordt van mevrouw X of Z, in verband met een rechtzaak veroorzaakt door liefde-drama's! Dàn is het plots uit! Natuurlijk niet uit met den meneer die het geval op zijn rekening heeft, maar wèl met de dame. Die laatste kan dan haar biezen pakken, want, haar voormalige kennissen gaan haar voorbij inééns, als een schurftig schaap! En wat blijft haar dàn over? Het is die quaestie, die mevrouw La Chapelle-Roobol stelt in haar boek. Een weeldezoekster, van kind af op luxe-najagen afgericht, eene die niets geleerd heeft dan gezelschap-talentjes, zij heeft, na een huwelijk doorgebracht in rijkdom en ledigheid, óók niet meer den moed tot zichzelve durven aangrijpen om iets te leeren! Anderzijds daarenboven wordt haar hoogmoed geprikkeld door haar zich telkens vernederd en beleedigd gevoelen, zijdens diegenen met wien zij vroeger verkeerde, die in den grond niets beter zijn dan zij, maar dìe háár nochtans ineens behandelen als een onwaardige. En daarbij komt het geldgebrek, de onzekere armoede-toekomst nà rijkdom en ledigang! Is het dan werkelijk zulk een wonder en zulk een veroordeelenswaardig feit, indien eene Carla ‘valt,’ valt zóó laag als de vrouw zinkt die zich eenvoudigweg geeft voor geld, met beslisten tegenzin, enkel en alleen om onderhouden te worden op den voormaligen voet; - indien zij eindelijk het offervaardig aanbod van een de Bie accepteert, en met hem zich stort in den maalstroom van het demi-mondaine-leven! Waarlijk, de schrijfster heeft hier een in veel opzichten in Holland nieuw onderwerp met durf onder de oogen gezien, en met fijn gevoel ontleed! En daarom is het jammer dat zij in de uitwerking zoo dikwijls te kort schiet. Ik spreek niet van uiterlijkheden, zooals haar voortdurend vermoeiend en burgerlijk opsommen van al het moois dat er te zien valt in de salons van de Bie, van van Bergvoort e.a. Ik heb meer bepaaldelijk op het oog de onhandige in-elkaar-zetting, het blijkbare gemis aan kennis van zulke toestanden in het Haagsche high life! Hierdoor hebben we in dezen tweedeeligen roman te doen met iets houterigs, opgeschroefds, in véle dingen onwezenlijk-aandoends. Veel beter dan in de weelde-omgeving is mevrouw La Chapelle-Roobol op haar plaats in de schilderingen van de van Stavenvoorde's, van de oude grootmoeder, van de begrafenis van Carla's vader, enz.! Hier is alles leven en natuur, zelfbelééfde droef-komische levensernst. Een juweeltje b.v. is het hoofdstuk, waarin beschreven wordt het smachtend verlangen der oude grootmoeder naar het kleinkind ginds op kostschool in Brussel, het kordaat besluit van den gewoonlijk zoo lamlendigen vader van Stavenvoorde van om haar, Carla, te telegrafeeren en daarna die armelijk-weemoedige thuiskomst, in zoo schrille tegenstelling met het mondaine kostschoolleven, de wèl-oprechte droefheid en schaamte van het in den grond niet slecht-aangelegde meisje, maar al te spoedig echter weer vergeten voor egoïsme en zucht om à tout prix in een andere omgeving te komen. In het schilderen van zùlke gemoedstoestanden schijnt de auteur mij meesteresse! En vader van Stavenvoorde èn zijn vrouw èn de oude grootmoeder leven, en zijn uitgebeeld naar hun innerlijk voelen en denken met zéér fijne penseelstreken! Waar het echter geldt Carla's later weelde-bestaan te ontleden, bemerkt men te véél de onmacht der auteur, haar zucht allerlei fraais op te sommen, het conventioneele Machwerk! Dáàr ook wordt zij dientengevolge telkens onnatuurlijk en gedwongen! Maar dan weer is haar conclusie, haar slot-episode zéér waar, zéér eerlijk, zéér teeder van zegging! En daarom moet men deze auteur, alles te zamen, den lof toebrengen dien zij verdient, namelijk dat zij een zeer conscientieus-opgevat stuk arbeid leverde, waarin zij den hedendaagschen ‘weeldedrang’ en zijn schadelijke gevolgen op zeer oorspronkelijke wijze teekende. Zeker, niet alle Haagsche jongejuffers eindigen zoo droef als Carla, en heel weinige harer zullen een huwelijk bereiken als hààr deel werd, maar wèl zijn de Carla's van Stavenvoorde, in het ouderlijke huis, in de opvoedingsperiode, talloos, die Carla's, wier ouders geen hoogere levensopvatting kennen dan hun kind zóó ver te brengen dat het zich later voor henzelven schaamt, en die, terwijl moeder en grootmoeder om het hardst sjouwen en sloven zonder dienstbode, zelve de Haagsche jonge dame gaan uithangen, welke gaat wandelen met een voor haar beurs veel te kostbaar toilet naar de laatste mode, welke zich zou ‘geneeren’ met het kleinste pakje te loopen, en welke dag en nacht zint op het een of andere huwelijk met iemand met een beetje geld, - welk huwelijk haar zal verlossen uit de armoede. - Wee den man die er dan inloopt! Dat de scheidingen dientengevolge hier in den Haag aan de orde van den dag zijn, in àlle standen, dat óók is ècht-Haagsch! Want, al zijn maar weinige Carla's in de gelegenheid rijke van Bergvoorts te ontmoeten, evenals deze meneer nòg niet genoeg had voor zijn genotzieke echtgenoote, evenzeer kan ook een méér bescheiden beurs niet voldoen | |
[pagina 76]
| |
aan eischen misschien méér eenvoudig dan die eener andere Carla, maar steeds eischen toch te hoog voor menschen zonder fortuin. Weeldedrang is de vloek van het hedendaagsche leven, van dat in den Haag in de èèrste plaats! En eere zij aan mevrouw La Chapelle-Roobol gebracht voor de wijze waarop zij die les neerlegt in haar roman, zonder dien nochtans in het minst te maken tot tendenz-werk. Neen, Weeldedrang is en blijft een roman, en niets méér, een gewone roman, zonder pretensie van hooge kunst, en zonder eenige poging te willen leeraren! Ik kan mij daarom begrijpen dat zulk een boek, prettig, vloeiend, vlot geschreven, er ingaat, en de auteur geliefd doet zijn bij véle lezers.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|