De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.
| |
[pagina 58]
| |
ge op den weg, die de ‘Voorzienigheid’ reeds vanaf de schepping der Aarde klaar heeft voor elk van zijn schepselen, ook niet één uitgezonderd. ‘Liefde’ in U hebben voor en ‘liefde’ toonen aan elk ‘wezen’ dat leeft, 't zij Rus, Duitscher, Franschman, Engelschman, Belg, Turk, Tartaar, Indiaan, Boschjesman, paard, hond, kat of verder elk wezen dat recht van bestaan heeft. Dan zijt ge mensch! Mevr: J.C.H.H., te Batavia | |
II.Geachte Jonkvrouw,
Met belangstelling heb ik in de gedachtenwisselingen gevolgd het stuk van den Heer A. de Jongh en de pro- en contrastukken, die daarvan het gevolg zijn geweest. Want juist in het belichten van alle zijden van een onderwerp ligt voor anderen de opvoedende kracht. Immers, wanneer wij ieders opinie overdenken, dan krijgen wij dikwijls een gansch anderen kijk op de zaak in kwestie; terwijl het ons bovendien duidelijk wordt, dat elk mensch vanuit zijn eigen standpunt spreekt, zijn eigen gedachte belichaamt; en dat de tegenstrijdigste denkbeelden rede van bestaan hebben niet alleen, maar door hunne groote waarde voor anderen ook recht hebben om te worden gehoord. Nu heeft - voor zoover ik weet - niemand nog het licht doen schijnen op een woord van hem, naar wien de gansche Cristenheid zich noemt. Dit woord, n.l. ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid en alle andere dingen zullen U worden toegeworpen’, d.w.z. naar mijne opvatting: ‘Erkent, o, mensch! Uw geestelijk geboorterecht. Erkent Uw kindschap Gods, dan zal een licht U verlichten, waarheid U leiden en alle levensomstandigheden zullen daardoor worden geheiligd’. Een woord zoo eenvoudig en zoo waar bevonden door hen die het beproefden. Wat zien wij rondom ons? Daar is een droom van glorie bij de grooten der aarde om heerschappij te voeren over landen en zeeën, die zooveel naamloos weedom bracht en nog steeds de gemoederen in spanning houdt. Daar is eene koortsachtige gejaagdheid onder de volkeren naar rijkdom, eene toenemende zucht naar weelde en naar genietingen van allerlei aard. De mensch zoekt naar geluk, maar als men goed waarneemt, dan ziet men, dat hij het doel is voorbijgestreefd. De mensch zoekt naar geluk, maar hij zoekt het daar, waar het niet is te vinden, hij gaat in de verkeerde richting en eens zal hij de werkelijkheid begrijpen en ontdekken, dat hij heeft gedwaald. Hoe scherp steekt het eenvoudige woord van den profeet van Nazareth, dat ik hierboven aanhaalde, af bij den grootheidswaan van den tegenwoordigen tijd. Vrij algemeen wordt erkend, dat de vrouwen ontwaken en zich gaan rekenschap geven van hunne roeping, van hunne plichten en rechten. Mochten zij langzamerhand ontwaken tot het besef, dat de ware grootheid en het blijvend geluk wordt verkregen, niet door schittering, maar door te zoeken naar dat innerlijk koninkrijk van waarheid en van reinheid, dat in elke menschenziel woont - ‘Zie niet hier en niet daar, het koninkrijk Gods is binnen in U’Ga naar voetnoot1) - en dat slechts wacht op de erkenning om te komen tot ontplooiing en de lessen te leven, die de groote Nazarener ons heeft geleerd. Er is geen twijfel of het probleem van reinheid en zedelijkheid, dat voor velen nu nog een groot vraagstuk schijnt te zijn, zal schitterend worden opgelost en de vrouwen zullen worden de draagsters der Goddelijke gedachte: ‘God schiep den mensch naar zijn beeld’. Met die positieve gedachte, als roeping aanvaard, verdwijnt al het negatieve als de nevelen bij het opgaan der zon. Ik spreek slechts van de vrouw, omdat ik geloof in hare hoogheid; omdat ik geloof, dat zij door zelfdicipline den man kan leiden naar het heiligdom van waarheid en van reinheid, wanneer zij zich hare roeping welbewust is door zelfkennis. Want: ‘Self is the only prison that can ever bind the soul.
Truth is the only angel that can bid the gates unroll.
And when he comes to call thee, arise and follow fast.
His way may lie through darkness, but it leads to light at last’Ga naar voetnoot2).
U dankzeggend voor de plaatsing, met achting Arnhem, 17 Juli 1915. N.E.G. |
|