van een militair-zelf, van den kapitein der Infanterie H.J. Vermeer, te Malang (N.-Indië), eens vernemen hoe het toegaat achter de schermen, in de werkelijkheid van het ruwe, onzedelijke kazerne-bestaan? Ik citeer woordelijk uit zijne mij en de pers toegezonden brochure, overdruk uit het Militair Tijdschrift No. 4 van 1915:
Bij ons in de kazernes liggen alle inlanders door, op-, en onder elkander, gehuwden, ongehuwden en in concubinaat levenden; mannen, vrouwen, en kinderen, vaders, moeders, zoons en jonge en oudere dochters, alles ligt op één chambree, op één rij slaaptafels.
En het geldt hier geen koelies, maar het betreft hier inlandsche, zegt desnoods inheemsche soldaten, militairen, die het beste en langste deel van hun leven in gouvernementsdienst in kazernes moeten wonen. Het geldt hier onze landsverdedigers, de bewaarders van ‘de kurk waarop Nederland drijft.’
Ge ziet het, lezers, al zijn het ‘maar inlanders’, 't zijn dan toch, evengoed als de Europeanen, soldaten, die door ‘het Vaderland’ worden gebruikt om hen daarvoor te laten vechten en sterven, die door dat Vaderland daartoe worden gedwongen, en van wien dezelfde militaire deugden en plichten worden geëischt als van de overige landsverdedigers.
Bovendien echter, gij die wellicht vindt dat het voor ‘inlanders’ er minder op aankomt dan voor de ‘beschaafde’ Europeanen, gij ‘christenen’, die het land dezer ongelukkige ‘inlanders’ veroverden, en hen thans dwingen voor U te vechten, meent ge soms dat deze onzedelijke behandeling der inlandsche soldaten geen slechten vervuilenden invloed uitoefent op de Hollandsche militairen onder wier oogen dit alles dagelijks geschiedt, militairen van minderen rang zoowel als piep-jonge, nauwelijks de kinderschoenen ontwassen tweede luitenantjes - misschien wel door eene liefdevolle moeder thuis heel zorgvuldig en ernstig opgevoed inzake juist zulke dingen.!
Overigens, wilt ge weten hoe Uw eigen zonen ginder behandeld worden, gij Hollandsche ouders, die er wellicht ‘fier’ op zijt dat zij daarginds ‘het vaderland’ mogen dienen:
In talrijke kazernes op Java en in nagenoeg alle kampementen op de buitenbezittingen komt het nog voor dat de Europeesche soldaten, als ze er een concubine op nahouden, met z'n zóóvelen achter een schotje gelegerd zijn: 't Gaat best kapitein; en van tijd tot tijd knippen we maar een oogje dicht, dan hinderen we elkaar niet.
Niet ik, maar de heer kapitein H.J. Vermeer, wiens brochure, geteekend 20 Febr. 1915 Malang, ik hier vóór mij heb liggen, getuigt dit bovenstaande, getuigt óók:
Alles door-op-en-onder elkander. Het is werkelijk niet overdreven. Overtuig U hiervan door eens eenige malen de chambrees te bezoeken des avonds.
En, dat hij in dit opzicht er niet maar zoo wat op los schrijft, doch integendeel zich kan beroepen op feiten, dat bewijst de navolgende bepaling uit den Inwendigen Dienst: art. 34:
Zwangere vrouwen van mindere militairen behooren te worden aangespoord zich kort vóór het vermoedelijk tijdstip van hare bevalling in het hospitaal te doen opnemen. Zoo zij hieraan geen gevolg wenschen te geven, moet ten hare gerieve zoo mogelijk een ledigstaand vertrek tot kraamkamer worden bestemd.
Dit zoo mogelijk, door den kapitein gespatieerd, is reeds uiteraard kostelijk. Hij, kapitein Vermeer, voegt er dan ook aan toe dat het in dezen maar al te dikwijls blijft bij het voorschrift:
Althans, ik heb het in verschillende garnizoenen op en buiten Java herhaaldelijk gezien, dat soldatenvrouwen temidden van het kazernerumoer op den grond bevallen op een stampvolle chambrée - en onder de onverdeelde belangstelling van de kazernejeugd. (De rest is minder geschikt voor een Weekblad, maar teekenend voor den toestand.)
Nietwaar, een héérlijk beeld wordt U hier voor oogen getooverd aangaande het lot Uwer zonen, als zij straks naar Indië gaan om ‘het vaderland te dienen’.!
Het ‘vaderland’, de christelijke gouverneur-generaal Idenburg incluis, hij die de christelijke regeering bij uitnemendheid vertegenwoordigt, zij zorgen er waarlijk wèl voor dat de jongelieden, die straks in Indië aankomen uit het moederland, een zedelijk en gezond leven zullen leiden in de kazernes, welke hen gaan opslokken tot aanstaand slachtvee! Want ik herhaal, in de eerste plaats heeft een inlandsch soldaat en zijn vrouw evenveel recht op een behoorlijke afzonderlijke slaapplaats als een Europeaan die leeft met een concubine zulk recht heeft, maar in de tweede plaats óók, die Europeanen-zelf worden door zulk een nameloos-vuilen toestand op zedelijk gebied voorgoed bedorven en innerlijk verontreinigd. Eerst verlokt de ‘christelijke’ regeering hen, door een ruim handgeld, tot een zich ondoordacht verkoopen als koloniaal, meestal in dronkenschap natuurlijk, en, heeft ze dan