De inval der Franschen in Bosnië en Herzegowina.
door P.J. de Bruïne Ploos van Amstel.
Zeus gaf Themis bevel de Goden ter vergadering op den Olympus op te roepen. Sedert verscheidene eeuwen had er geen Godenvergadering plaats gevonden, zoodat de verschillende Goden die oproep met verwondering, ja met ontsteltenis ontvingen. Reeds in gewone tijden zou een bevel van Zeus het gevolg gehad hebben dat ongeveer niemand ontbrak, doch nu spoedden allen zich naar zijn woning en zetten zich daar neer in de zuilengalerijen van glad geslepen steenen, zooals Hephaestus die voor Zeus gebouwd had.
Zooals wij zeiden ontbrak er ongeveer niemand. Men trof er aan Poseidon, Boreas, Hades, Ares, Hebe, Hera, Enyo, Eos, Dardanus, Demeter, Persephone, Oceanus, Athene, Apollo, Aphrodite en vele anderen. Zeus zelf was nog niet aanwezig, en in de onderlinge gesprekken toonde ieder zich nieuwsgierig naar de redenen die hem er toe gebracht hadden deze buitengewone Vergadering te doen houden.
Ouder gewoonte liet Zeus niet lang op zich wachten en zette zich temidden der aanwezige Goden en Godinnen neder.
Ge herinnert U, niet waar, hoe wij het laatst Godenraad hielden naar aanleiding van den strijd der Trojanen en Achaeërs, en evenals toen Poseidon mijne bedoeling begreep zoo zal het dezen schranderen God ook nu wel gegaan zijn.
Toen hebben, naar aanleiding onzer besprekingen, wij allen partij gekozen, al naargelang onze sympathie was voor of tegen de Trojanen. En niet slechts toonden wij onze sympathie met woorden, maar ook met daden. Toen streden de Goden mede en stelde Poseidon zich tegenover Phoebus Apollo, Leto tegenover Hermes, Hephaestus tegenover Xanthus, Athene tegenover Hera, kortom de Goden streden dusdanig mede, dat men kon spreken van een Godenslag.
Na den ondergang van Troje heb ik ingezien, dat, zoo iets den mensch verlaagt, het oorlog voeren is en zoo de Goden zich zelfs daarvan niet onthouden kunnen, zij in geen enkel opzicht boven den mensch verheven zijn. Daarom besloot ik nimmer meer een Godenraad bijeen te roepen ter bespreking van datgene dat wij Goden doen moesten bij en tegenover de verschillende oorlogen, die de menschen voerden. Wij hebben kunnen zien hoe de mensch buitengewoon toenam in wetenschap en beschaving. De elementen werden door hem beheerscht alsof zij en niet wij de Goden waren. Maar in een enkel opzicht bleek toch hunne minderwaardigheid. Na den Godenslag is er nooit meer sprake geweest van strijd tusschen ons. Verschil van meening zooals die overal voorkwam, deed zich ook bij ons voor, maar nooit gaf dit aanleiding tot strijd. Door bespreking van het verschil kwam men tot een vergelijk en toonde zich daardoor inderdaad de meerdere van den waanwijzen mensch. Een onzer, Mars, zou men denken dat daardoor ontevreden moest zijn of worden. Doch inderdaad is Mars toch een der onzen, geen mensch, maar een God. En als God van den Oorlog is er niemand, ook onder ons, die beter weet hoe onzinnig en beestachtig iedere oorlog wel is. En vooral een broederoorlog, zooals die van Goden onderling zou zijn. Neen, Mars was een der eersten om te komen tot een wereld-Goden-vrede. Op aarde had hij