De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I.
| |
[pagina 26]
| |
et les Alliés, qui voulaient sur Berlin marcher,
Hindenburg aussi les a empêché,
et tous leurs plans sont a lacérer;
6.[regelnummer]
Poincaré d'ambition dévoré,
depuis qu'il a embrassé rois et Tzar,
et depuis que Grey l'a hypnotisé
qu'il serait couronné par les alliés à Berlin comme César;
mais de sa gloriole il devra diminuer
parce que le succès des allemands est trop accablant;
et s'il veut encore rois et Tzar embrasser
c'est d'une autre manière, mais plus comme avant;
Ah! qu'il est triste ce Poincaré,
qui se croyait déjà Badinguet,
et tout ça la faute a ce satané Grey.
7.[regelnummer]
Français, de crainte de perdre votre pécule,
demandez partout du numéraire;
Vos gouvernants sans scrupule
gaspillent l'or et laissent des Milliards en papier faire
en France bientôt un billet de Mille
pour un collectionneur vaudra deux sous net;
le successeur de la République ne se fera pas de bile
Ga naar voetnoot*) brûlera le grand livre et déclare l'Etat n'a pas de dettes,
et le Bourgeois pourra se fouiller,
et l'épargne français y sera passé,
parce que vos histrions politiques se laissent rouler par Grey.
8.[regelnummer]
être anglais (étrangler) ce jeu de mots assez explique
que ce bull-dog voulait des innocents affamer;
mais les sous-marins allemands ont empêché que ce système il applique,
parce que la flotte anglaise par les allemands est abimeé;
pour cette raison Beresford, Churchill et toute la Clique
voulaient pendre comme des corsaires ces vaillants matelôts;
maintenant l'Angleterre tremble par leur conduite héroique,
l'Anglais crevant de jalousie n'ayant comme marins que des calicots;
ainsi comme la Lusitania
par ces téméraires matelôts coula;
tout ce qui reste de leurs carcasses y passera
9.[regelnummer]
depuis 40 ans les françaises coquettes et mariées
pour la maternité ont peur, et font la grève;
Mais pour la lutte il ne reste que des malades et des estropiés;
donc en guerre le nombre des français est assez bref;
en Allemagne encore 5 Millions Soldats, aguerris et valides
continuent tranquillement commerce, métiers et arts;
avec ça 12 Milliards Francs emprunt souscrit
tout ça pour les Allemands, du beurre pour les épinards
et bientôt le dernier français sera mis
dans une vitrine
du musée de Cluny,
10.[regelnummer]
sournois bravaches tombant dans le dos des amis
pratiquant le chantage quant ils sont combattants,
voila la félonie et la lâcheté des habitants de l'Italie,
qui restera dans l'histoire un page fort révoltant;
Allemagne, Autriche, Turquie dans leur haine
cèdent avec plaisir le Macaroni à leurs ennemis,
car pour la juste cause qu'ils défendent et mènent,
ils sont content d'être débarrassé d'un associé bandit;
pire que Judas le phrasier d'Annunzio vend sa patrie
avec Salandra, Sonnino et des Maçons ∴ les faux frères et amis
tous ces cabotins tondent et pillent pour leur compte l'Italie;
11.[regelnummer]
des sept péchés capitaux, la Jalousie sur cette terre
est certainement la plus vile et la plus méchante,
et moi, comme neutre, j'ai vu pendant cette guerre
que l'Allemand en a souffert comme homme mentalement;
l'Allemand, graçe a son instruction, travail, intelligence et initiative,
qui lui ont procuré dans l'univers une place prépondérante
a contre lui le paresseux, le parvenu - parce que ça les prive
de positions qu'on ne peut pas gagner comme fainéant;
| |
[pagina 27]
| |
mais finalement l'Allemand s'en fiche, et si la guerre dure encore 3 ans
il a à manger, du nerf, un bon empereur, et beaucoup d'argent;
donc la Victoire lui couronnera finalement
12.[regelnummer]
chacun sait qu'en temps de guerre
le pékin sous peine de mort doit s'abstenir;
les églises sont pour y faire des prières,
mais un tour ne doit pas comme signal servir;
et si sur une cathédrale on place un observatoire,
et si une sanguinaire populace assassine les soldats égarés,
seul un être débile peut y voir
si ville est brûlé et assassins fusillé;
du reste, tout le monde le sait:
en guerre, on ne fait pas une ommelette sans oeufs casser.
| |
II.
| |
Afscheidsrede Ds. Wempe.In het Eerste Avondblad van het ‘Vaderland’ van gisteren komt een verslag voor van mijn afscheidsprediking, dat mij aanleiding geeft u te verzoeken eenige rectificatie te willen aanbrengen. Allereerst staat er ‘dat Psalm 84’ mij bij mijn intrede werd toegezongen. Dit is onjuist. Ik heb dien Psalm door de gemeente doen aanheffen. Vervolgens staat er, dat ik ‘ds. Junod noemde onder de vele goede menschen als teederen vriend en raadsman’. Zoo spreekt niet iemand tot een 10 jaar jongeren collega. Ik heb er aan herinnerd, dat ik hem veel verplicht was, omdat hij tijdens mijn afwezigheid in het buitenland, ruim een jaar geleden, alleen den last der gemeente had gedragen, 't welk door mij op zeer hoogen prijs was gesteld; voorts hem gehuldigd als uitstekend pastor, als secretaris van den kerkeraad en zijn blijmoedige, opgewekte levensbeschouwing’. Vermoedelijk zijn deze gegevens u verstrekt door een toehoorder - die dan zeer slecht geluisterd heeft. 't Ware misschien beter geweest als ik 't even had kunnen corrigeeren, want nu gaat die malle ‘teedere vriendschap’, waarop collega Junod ook wel niet gesteld zal zijn, het heele land door. Hoogachtend, Ds. A.D. WEMPE. ‘Het verslagje was, zooals er bij vermeld werd, aan de Avondpost ontleend. - Red. Vad.) Denkt ds. Wempe wezenlijk, dat het voor iemand in den lande éénige beteekenis heeft, of de gemeente hem ps. 84 toezong dan wèl of hij-zelf dien ps. liet aanheffen? En dan, indien hij-zelf het zoo vernederend voor hem vindt een tien jaren jongeren collega toe te spreken als ‘teederen vriend en raadsman’, meent hij daarom heusch, dat anderen in den lande ook maar één oogenblik bij dat vernederende voor hem zullen stilstaan? Mij dunkt, na lezing van al het lofwaardige dat ds. Wempe-zelf ds. Junod toezwaait in bovenstaand stukje, zal wel niemand het zóó erg ‘mal’ vinden, indien laatstgenoemde, ook al is hij dan tien jaar jonger, als ‘teederen vriend en raadsman’ werd aangesproken door den ouderen collega. Die tien jaren ouder in leeftijd schijnen bij ds. Wempe verbazend veel te tellen in zake zijn eigen meerderheidsgevoel. Echter, hoe dit ook zij, die slotzin is zóó zelfvergodend-dwaas, dat ik niet kan nalaten mij te verbazen over zulk een zonderlinge zelfverheffing in zulk een droeven tijd als deze: ‘Want, nu gaat die “malle teedere vriendschap” het heele land door’. - Wees gerust ds. Wempe! ‘Het heele land’ heeft in deze ernstige tijden wel wat anders te lezen, dat ons interesseert, dan de quaestie of gij bij Uw afscheidsrede ps. 84 liet zingen dan wel of die door de gemeente werd aangeheven, en ook Uw al of niet ‘malle’ teedere vriendschap voor een tien jaar jongeren collega, die U allerlei groote diensten schijnt te hebben bewezen, - getuigt gij-zelf - is voor het heele land minder interessant dan gij-zelf die schijnt te vinden. Het lijden en sterven en de dood en het gedood worden van duizenden en honderdduizenden, de geheele wereld door, op de afgrijselijkste wijze, de ellende van geheele volkeren, en de armoede en droefenis rondom ons, zij zijn voor ‘het heele land’ belangrijker gebeuren dan Uw | |
[pagina 28]
| |
‘afscheidsrede’ - Leest er den Bijbel eens op na, en wat die zegt van de nederigen van harte, gij prediker van ‘het Woord Gods’. En, geloof mij, noch van U noch van dominee Junod hoorde ik ooit vóór ik las Uw ingez. stuk. Ook het gewraakte verslag Uwer afscheidsrede heb ik niet gelezenGa naar voetnoot*); ik weet zelfs niet waar ge tot hiertoe stondt als predikant, noch waar ge nu zijt; ik heb deze regelen daarom dus gansch niet geschreven uit eenig persoonlijk bedoelen tegen U of tegen wien ook, maar slechts als een getuigenis tegen zelfverheffing in het algemeen - in een predikant echter een dubbel hinderlijk iets. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Afscheidsrede Ds. Wempe.Gisterenochtend heeft de te Amsterdam beroepen predikant der Evang. Luth. gemeente alhier, ds. A.D. Wempe, zijn afscheidsrede gehouden, zoo lezen we in de Avp. Geen plaatsje was onbezet toen de leeraar te halfelf den kansel betrad en hij de gemeente verzocht psalm 84 te zingen, welke psalm spr. reeds als jongeling zoo dierbaar was, en welke hem ook bij zijn intrede alhier, nu 12½ jaar geleden, was toegezongen. Daarna hield hij een terugblik op dezen tijd, hier als leeraar doorgebracht, een tijdperk van lief en leed, en goddelijke vertroosting en versterking. Spr. herinnerde o.m. aan zijn ziekte, waarin hij zooveel liefde heeft mogen ondervinden, en noemde onder de vele goede menschen in 't bijzonder ds. Junod als teederen vriend en raadsman. Verder bracht hij dank aan de predikanten, het kerkbestuur, en allen, niemand uitgezonderd; steeds zullen zij hem in dankbare herinnering blijven en spr. vroeg allen ook hem niet te willen vergeten. |
|