Dat is wel de taal van de wreede werkelijkheid tegenover allen heiligen droom daarboven. De dichters, de droomers, de in waan verkeerenden, zij worden verdreven door het scherpe zwaard der koudste realiteit.
‘Depuis longs jours ta blessure est fermée...
De wonden van hen die droomen den hoogsten droom, zullen zich niet sluiten op deze aarde. Zij zijn ongeneeselijk die droomende denkers, de dichters, de kinderen, de profeten; zieners zijn zij - al waant de wereld dat zij blinden zijn. Blind zijn zij voor belangen, die hun eigenlijk zelf niet raken, hun hoogste zelfstandigheid niet kunnen verkrachten, geld, roem en eer - de banden die de wereld hen aanlegt, zij kunnen slechts tijdelijk binden - en schijnbaar; maar in den heiligen nacht van den waan komt het droomen weder, het profeteeren, het zien!
Eeuwig ontkomt de ziel aan de banden der aarde. De aardgeest kan de hemelziel niet verstaan. Wartaal en leugen, ijdele fantasie is alles wat de aardgeest van de ziel begrijpt. Maar er is een hooger weten, van deze aarde niet, de heiligheid van den droom, het profetische van den hoogsten waan. Goddelijk is de Droomer in zijn hoogsten Droom, God schouwt hij in zijn droomen.
Revêts tes armes, réveille-toi.
Dat is het ware waken van den schijn: zich te omgorden met wapenen ter verdelging. Om een stuk grond, om het bezit, om de dwingende aanbidding van valsche goden.
‘Hier is uw zilveren helm, uw zwaard, hier uw zilveren sporen. ‘Depuis longs jours ta blessure est fermée. Partons.’
‘Partons d'ici.’ Vooral weg, vèr weg uit dezen wondertuin met zijn bedwelmende geuren. Die ruischende wateren brengen den geest in een magnetischen toestand. Het gezang der vogelen maakt helziend, helhoorende. Hoe kan men na dit lied, ooit weer het woeste krijgs-rumoer verdragen?
Nu hij die rust, die vrede heeft hervonden, begrijpt Fervaal den wilden roes van dat schijnleven niet meer.
Pourquoi partir? Ici l'on est si bien.
Ma blessure est fermée. - J'aspire au repos.
Maar een andere wond is hem geslagen - de liefde tot een vrouw, tot prinses Guilhen, die hem van zijn lichamelijk lijden heeft genezen.
Je sens comme une vie nouvelle.
Maar het is juist dat nieuwe leven waartegen Afragard te velde nu zal trekken. Dat leven, hem onbekend, omdat het 't eenige, ware, hoognatuurlijke is, zal hij verneinen, terwille van den stommen eisch van eigengeschapen goden. Die verschrikkelijke afgodsbeelden in hun tempel roepen den hoogepriester en den afgezant Fervaal, den uitverkorene door die goden, om het vaderland te verlossen - en hun dwaalleer ingang te doen vinden - overal.
Bel, Béelen, of hoe zij heeten mogen, maken een strijdgerucht in het kranke brein van Afragard, waarmede hij eens Fervaal heeft krank gesproken....
Deze gezondheid, deze hoognatuurlijke poëzie wil hij niet, kan Afragard niet erkennen in den ban waarin hij zichzelven sloeg met alles wat hij liefhad.
Hij herinnert Fervaal aan zijn hoogen eed aan de Druïden - in tegenwoordigheid der goden geuit. Hij roept te midden van den toovertuin de herinnering wakker aan het sombere Cravann, het wilde vaderland met zijn rotsen en ravijnen.
Ecoute donc enfant, retiens mes paroles
et n'interromps plus ton maútre Afragard.
Men mag hen nog niet eens tegenspreken, die tyrannen van den waan. Zij knevelen, zij binden, zij vertreden het hoogste in den mensch, verklaren het zuiverste in hem voor onrein, stellen zich in de plaats van den eenen God en willen wijzer zijn dan Hij, die het heilig symbool der Twee Eenheid verkoos, voor de uitbeelding van den schoonsten vorm zijner levensgedachten. - Het heilige leven grijpt in zijn blinde dwaling de hoogepriester aan - die zichzelf een naam gaf - die hem zal ontnomen worden in eeuwigheid...
Fervaal begint, na Afragard's heengaan, zich langzaam tot den strijd te rusten...
Hij gordt de zware rusting aan, zet op zijn blonde lokken den metalen helm, gespt zich het zwaard om de leden.
Maar dit nieuwe zwaard gaf hem Guilhen. Het is niet meer gelijk dat andere - maar met edelsteenen rijk omgeven. Het licht flikkert in het goud en de juweelen.
Cette épeé c'est Guilhen qui me l'a donnée,
La vierge au coeur compatissant
Genas zij hem, om weder nieuwé wonden in den strijd te behalen, in den strijd der zinneloosheid, der boosheid, der zelfvernietiging, der verdelging van fantastische vijanden?