deur in de hand had, toen hij, zich omwendend, iets scheen te willen zeggen, doch, op nieuw den deurknop vattend, de kamer verliet zonder een enkel woord gesproken te hebben.
De glimlach was verdwenen van het gelaat zijner vrouw, die, bezig de kopjes te wasschen, luisterend stond, gespannen volgend het geluid zijner voetstappen in de gang. Dat ellendige asthma 's morgens! Ze wist hem staan nu bij de deur, die naar het kantoor leidde, hijgend als een zwaar vermoeide en toch, wist ze ook, zou hij aanstonds weer, als het hoofd der firma, de leiding nemen, vast en krachtig, met onwrikbaren wil, zooals ze allen hem kenden. Bewondering gevoelde zij voor de geestkracht van haar lichamelijk zwakken man, door borstlijden geplaagd, dat hem, bij zijn van natuur stillen aard, die gedruktheid gaf, waarvoor naar haar inzicht, vroolijkheid de beste medicijn was. Immers er was geen grond voor dat zwaartillend wikken en wegen, wanneer er sprake was van buitengewone uitgaven, ook als die uitsluitend vermaak betroffen. Was haar man niet het hoofd eener bloeiende uitgevers - en boekhandelszaak, die hij, na den dood zijns vaders met succes leidde, zoo zei men algemeen. Zij noch haar dochters, die waarlijk, in den schoonen opbloei van haar jeugd, niet onder een korenmaat mochten geschoven worden, zouden voedsel geven aan die belachelijke zuinigheid. Getooid met talenten, waarvoor zij ze getrouwelijk les had laten geven - Coba toch zong en speelde piano, Emmy schilderde allerliefst - zouden ze geen slecht figuur maken in de salons, gereed haar beiden te ontvangen. Over Corrie, de jongste harer drie kinderen, maakte zij zich geen toekomst droomen: 'n ‘saai wicht’ noemden haar de klasgenooten en, dat Corrie dit onverschillig liet, ergerde haar. Toch scheen haar man zich tot dat kind getrokken te voelen meer dan de beide anderen.
‘Pa's lieveling’ noemden dezen haar, want had de man, wien alles wat een scherpen geur verspreidde - inzonderheid odeurs van wat naam ook - 'n gruwel was, het niet verdragen, dat zij eens in een dartele bui - bij Oor een zeldzaamheid - hem, met een geparfumeerd zakdoekje, het gelaat nog eens en nog eens bestreken had zonder dat hij haar terugstootte, al had zij toen zijn lippen zich zien bleek kleuren onder het jolige spel, hem een marteling. ‘Toe maar, Cor, toe maar!’ hadden de twee ouderen geroepen en zij had geen afkeurend woord doen hooren. Niet toegeven toch moest men aan zwakheden van dien aard! Hoe ter wereld kon, onder meer, de lucht van versch brood iemand hinderlijk zijn! Men moest veeleer blijde wezen, dat men het elken morgen warm uit den oven van de bakkerij ontving in dezen naren tijd!.... Zij zuchtte en tevens trof het haar, dat zij toch eigenlijk weinig had aan haar twee oudsten, die alle bezigheden in huis overlieten aan haar om zich enkel en alleen toeteleggen op de ontwikkeling harer talenten. Zij zelf had het niet anders gewild, nou ja, maar zóó als ze nu wéér, druk met elkaar pratend, even na Corrie, wier schooltijd het was, de kamer waren uitgegaan, zonder de geringste aanbieding van hulp voor wat ook, was toch wel ergerlijk.... Over die uitnoodiging zou zij met haar man nog wel eens praten, doch als hij het niet wilde....
Voor zijn lessenaar gezeten, de handen steunend op de armleuningen van zijn kantoorstoel, de schouders hooggehouden, staarde de pas binnengetredene voor zich uit, hoorbaar ademend. Bij wijlen sloten zich zijn oogen, als concentreerde hij zijn gedachten in zijn diepst innigst zelf. Dan vòòr zich heen in korte zinnen: Mijn vaders naam vrij te maken van schulden heb ik gepoogd - poog ik nog - ik wil dien den goeden klank hergeven - neen, doen behouden - want weinigen bij zijn leven wisten - hoezeer die bezwaard was - hoe groot de verantwoording - die ik bij zijn dood op mij nam - toen ik mij stelde in zijn plaats - en aanvaardde - vrijwillig zoowel de lasten als baten - aan deze zaak verbonden.... Misschien deed ik verkeerd - den mijnen niet te openbaren - dat het groote huis - door ons bewoond - slechts ten deele het onze is - zoolang daarop hypothecaire schulden rusten... Is het valsche schaamte - is het hoogmoed - die mij deed zwijgen - en nog doet schroomen - door mijn zorgen het leven te versomberen van vrouwen - die toch niet begrijpen kunnen.... O, als ik een zoon had! - Maar zoo hij niet aan mijn zijde wilde staan - een andere zienswijze was toegedaan.... Toen, na een lange pauze, lieten de handen de armleuningen los en vouwden zich: ‘Heer, zoo ik dwaal, wijs mij den beteren weg!’
De meesterknecht van de drukkerij had luid moeten kloppen om gehoord te worden. Nu was hij binnengetreden. Even rustte zijn blik op de gebogen figuur aan de lessenaar, den man van wien hij de gedistingeerde inge-