| |
Van het dagelijksche leven.
(Vervolg van No. 46.)
O buiten, buiten gaat mijn hart
En geurt en bloeit en zingt met
O buiten ken ik van die dagen,
Voorbij mijn dankend oog en koeler
De ramen van mijn kamer staan wijd-open. Ik zie in het groen, het heerlijke frissche voorjaarsgroen, over een groot park met dichte lommerrijke bloeiende kastanje-boomen, begrensd in de verte door een ideaal-lieflijk, donker-koel dennenlaantje....
Geen Haagsche straat-wanklanken om me heen..... Enkel de stilte van de natuur, die stilte, die toch nooit geluidloos is, omdat ge altijd iets hoort, een zingenden vogel, een gonzend insect, de wind die suizelt door het loover, heel dat onzegbare iets, in een woord, dat is één samenvoeging van onverklaarbare natuur-geluiden. -
En geen heete, vochtig-zware, van menschenadem bezwangerde stadsgeuren... In plaats daarvan de heerlijke versterkende Geldersche buitenlucht.... zonder dat ik zelfs behoef op te staan van mijn werk....
Het is een toeval, een bloot toeval, (als er zoo iets is als ‘toeval’), dat me bracht hier op het Kurhaus-Heelsum, waar ik al deze voorrechten geniet.... Wel, ik kwam slechts om te zien, en ik ben er blijven ‘hangen’, zooals men dat noemt, tengevolge van deze heerlijke, lieflijke natuur-omgeving, gepaard aan de hoogst-aangename kennismaking met de vriendelijke innemende directrice der inrichting. Iedereen zou ik durven aanraden, na mijn eigen ondervinding: Kom, zie, en overtuig U. Want, dit moet ik vooropstellen: ik voor mij kan nooit recht genieten, ook niet in een hêtel of pension, indien de menschen met wien ik te doen heb, de eigenaar, de directie, de bediening, mij onsympathiek aandoen. Dan ga ik liever elders. En daarom wil ik dan ook vóór alles verklaren, dat ik alle lieflijkheid dezer pracht-omgeving hier-buiten niet half zoo zou waardeeren als ik het doe, ware het niet dat de directrice zulk eene beschaafde, innemende, en in alles ladylike optredende persoonlijkheid is, die alles doet om het haren gasten zoo aangenaam en naar wensch te maken, als maar mogelijk is, en die de kunst verstaat het zeer geriefelijk-ingerichte Kurhaus een smaakvol en gezellig voorkomen te geven, met overal veel bloemen, en met lichte, zachte, vroolijke kleuren op de slaapkamers, (in wit, rose, pitch-pine), in één woord met dat cachet van distinctie, waardoor iemand met een uitgesproken persoonlijken goeden smaak een thuis onderscheidt van de alledaagsche nietszeggende hêtel-eentonigheid. -
Het Kurhaus-Heelsum - ik wist het niet maar anderen schijnen het wel te weten, en daarom is het niet ondienstig te wijzen op de verandering - was eertijds een genees
| |
| |
kundige inrichting, met koude en warme baden, enz., onder leiding en toezicht van dr. Marx.
Vandaar dat alles is ingericht op een zoo grootsche schaal, en zoo hygiënisch; van daar ook het groote park, de vele en luchtige kamers met balcons, enz. Intusschen, thans is nog alleen de náám Kurhaus gebleven, en maakte de eigenaar ervan een gewoon hôtelpension, onder geheel nieuwe leiding, - die van mej. Kok, bovenbedoelde directrice, sinds verleden jaar reeds.
De photo, die ik hierbij geef van het geheel, doet m.i. echter geen voldoende recht aan de groote, mooie omgeving. Het hôtel-pension is gelegen aan den straatweg Arnhem-Wageningen, de tram stopt vóór het huis, en gaat
Kurhaus Heelsum.
elk uur van Arnhem af.... Geen wonder dat reeds de Pinkster-dagen, die ik hier zeer aangenaam sleet, alvorens elders te gaan logeeren, vele vroolijke gasten brachten, uit den Haag, Arnhem, Delft, Utrecht, Amsterdam. En geen wonder óók dat speciaal Indische families hier graag zoeken die ruimte en vrijheid voor zich en hunne kinderen, die onze kleine gesloten huizen zoo dikwijls missen, óók buiten; hier, waar ze immers vinden wat men noemt in Indië de ‘voorgalerij’, en achter een dito ‘achtergalerij’, om niet te spreken van de andere ruime localiteiten, salon, groote en kleine eetkamer, rookkamer, last not least een grooten vóórtuin aan den hoofdweg, waarin het des avonds zoo aardig zit, met het echthollandsch theetafel-arrangement. De prijzen zijn 3.50 à f 4.- per dag, alles inbegrepen, en, voor hen die houden van een goede en rijkelijke tafel, durf ik gerust zeggen, dat zij tevreden zullen zijn in dat opzicht. Althans, indien iemand zou beweren dat hij hier niet genoeg krijgt, of dat het hier niet meer dan smakelijk is wat aangaat ontbijt, lunch, enz., dan zeg ik ronduit dat hij lastert. Er zijn namelijk altijd menschen die er hun kracht in zoeken, indien zij uit zijn voor hun eigen geld, aanmerkingen te maken op elk hôtel en op elk soort diner, hoe ook de directie zich uitslooft. Zij vinden daarin hun ‘voornaamheid’, - schijnt het! Maar ik herhaal, indien er zijn mochten, die zooiets zouden durven rond vertellen ten opzichte van dit Kurhaus, dan zouden ze liegen. Enfin, allen die ik sprak, waren hoogst tevreden, en roemden om strijd wat ze ontvingen voor hun geld.
Wat zal ik U nog meer vertellen? Dat Heelsum behoort tot de bevoorrechte plaatsjes van ons land, tot dat stuk Gelderland, dat Oosterbeek, Renkum, enz. telt onder zijn bekende aangename zomeroorden, wie onzer weet het niet! Heelsum is voor mijn smaak lieflijker, vrediger, meer nog echt buiten, dan b.v. Oosterbeek, dat overigens vlak bij ligt, en dus voor elken goeden wandelaar te voet is te bereiken.
| |
| |
Die goede zijde heeft voor ons-neutralen de oorlog, voor ons Hollanders-speciaal, dat wij genoodzaakt zijn thans in ons eigen land te blijven, en het daardoor te leeren kennen. Mij-zelve althans is het zoo gegaan ten opzichte van deze heerlijke streek, en ik hoop dat velen mijn raad zullen volgen, en, hetzij voor korten, hetzij voor langeren tijd, eens zullen komen kijken naar de wezenlijk-geheel-eerst-klassige inrichting Kurhaus-Heelsum, waarvan men mij zeide, toen men er mij op attent maakte: Gij zoudt heusch iets zóó uitstekends misschien niet verwachten in die landelijke omgeving; - een getuigenis, dat ik, na eigen ondervinding, ten volle beaam, dankbaar en voldaan. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Wat mij hier buiten zoo bijzonder aangenaam aandoet, dat is de echt-jonge-meisjesachtige kleeding der jeugdige-villa-bewoonsters in den omtrek, iets zoo geheel anders dan de Haagsche en Amsterdamsche en andere groote-steden-nuffigheid, van handschoenen, en van kleine, voor de zon geheel ongeschikte onflatteerende hoedjes, en van dure pronkerige modetoiletten, - die ze op haar dertigste en veertigste jaar óók nog kunnen dragen. Hier in Gelderland ziet ge nog de frissche gezonde van het leven genietende jeugd, in een eenvoudig wit of blauw of rose japonnetje, zonder opschik, in een neteldoeksche blouse met een lichte of witte rok, en een eenvoudigen flatteerenden buitenhoed. - Ik ontmoette in dat opzicht een bijzonder frappant staaltje in de Pinksterdagen. Der jonge draagster, - het haar was reeds ‘opgestoken’ -, kon men het aanzien dat zij behoorde tot de eerste klasse der maatschappij, heel haar wezen en gelaat en manieren hadden immers dat gedistingueerde en beschaafde, dat de geboren dame onderscheidt van de parvenu-blufster op ‘haar geld’.
Maar, welk een eenvoud juist in de distinctie van haar toiletje: een eenvoudig chineesch zijden japonnetje, in natuur-kleur, een liberty-sash om het middel, mantel noch handschoenen op den heerlijken zomerdag, en op heur mooi blond haar een heel, heel grooten zomerschen hoed, waarvan de chic zat noch in overdadige garneering noch in bizarre vormen, maar alleen in het fijne Italiaansche stroo en in de teere nuance der enkele zacht-gele bij de kleur van het japonnetje zich aanpassende rozen, die aan weerszijden gracieus waren vastgehecht op en onder den breeden donkeren rand. - Zulk een ècht jeugdig-eenvoudig-gekleed meisje is een lust voor de oogen, een lust van jeugd, die men helaas zoo heel zelden meer ziet in onze steden, waarin reeds elk kind wil lijken een oud-menschje, in doen en in uiterlijk beide. Waarlijk, het gaat met dezulken als met onze hedendaagsche dienstboden, die niet begrijpen hoezeer juist het door haar gehate dienstbodenmutsje flatteert; zij, onze steden-jongemeisjes, begrijpen niet dat haar jeugd en haar frischheid vernietigd worden door zulke overdreven ‘mooie’ en kostbare toiletten, enz., waarvoor zij immers het voorrecht hebben nog veel te jong te zijn.
Op mijn doorreis heb ik in Arnhem iets leeren kennen, waarvan ik in den Haag nog niet wist, namelijk garantie-kousen. Zij worden per zes paar tegelijk genomen, en, indien ge ze binnen zes maanden teruglevert, hoe zéér ook versleten, ge ontvangt gratis zes paar nieuwe terug. Zelfs het geringste gaatje ook, en zelfs hoe spoedig ook ontstaan, geeft recht op zulk een vergoeding. De prijs was vroeger f 6.- per 6 paar, nu, door den oorlog, is hij zeven gulden, want, het is een Amerikaansche firma die deze nieuwigheid bedacht. Intusschen, niet om die kousen-zelf vertel ik dit, maar om mijn aangename kennismaking met den schoenhandelaar die ze mij leverde bij een paar schoenen, en die niet een maal mijn naam weet, daar ik de schoenen contant betaalde, en zelve medenam. Ik-echter weet den zijnen van de doos, en doordien ik de bon van de garantie-kousen bij hem moet inleveren, en ik geef daarom zijn adres hier, als dat van een aanbevelenswaardige firma, indien men vriendelijk, beleefd, en vooral op solide wijze wil geholpen worden: firma J.B. Möller's Schoenhandel, Rijnstraat 34, Arnhem. De menschen hebben het aan zichzelf te wijten soms, indien hun zaak niet opneemt. Ik ben b.v. óók in Arnhem, voor een ander artikel, in een winkel geweest, waar men nauwelijks het der moeite waard vond te zoeken naar het door mij gevraagde; gevolg, dat ik dáár nooit meer zal terugkomen. Daarentegen trekt een voorkomende, hulpvaardige, en aangename behandeling elken kooper aan. Zoo ging het mij in zake de schoenen in quaestie. Dáárvoor kwam ik; de kousen nam ik er tenslotte bij, tengevolge van het aangename gesprek. En, als ik weer in Arnhem kom, en iets van dien aard noodig heb, zal ik 't zeker in de éérste plaats zoeken bij bovengemelde firma.
| |
| |
Dóór dezen heer Möller leerde ik ook kennen de firma Schievenkamp, Rijnstraat, instrumentmakers; alles goeds wat ik van den heer Möller zeg, geldt óók voor deze zaak. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Een correspondente, nog wel dóór mij aan het adres gekomen der Hollandsche-Lelie, Plaats, den Haag, schreef mij onlangs (plaatsgebrek belette mij tot hiertoe haar brief te citeeren wijl deze rubriek slechts nu en dan verschijnt):
Hoe is het toch, lieve freule, dat U nooit meer de Hollandsche Lelie noemt als modehuis.? Ik ben terstond er heengegaan toen ik ervan las in de Lelie, nu omstreeks drie jaren geleden, en ik ben zóó tevreden met alles, wat ik er koop Het is alles naar den laatsten smaak, en niet te duur, en men vindt altijd iets naar zijn zin. Ik begrijp heusch niet waarom U die zaak nooit meer noemt. -
Inderdaad.... ik-zelve begrijp dat óók niet, want ik-óók houd véél van deze soort Holl: Lelie, en ik kan mijn lezeres tot hare geruststelling verzekeren, dat ik er precies zoo over denk als zij, en dat ik daarom mijn toevallig lang stilzwijgen daaraan toeschrijf, dat ik zooveel buitenlands was, juist ook in het afgeloopen jaar, en ook in het vorige; tengevolge waarvan ik niet altijd gelegenheid had mij op de hoogte te stellen der Holl.-Lelie-artikelen op de Plaats. Ook thans, nu ik dit schrijf, ben ik niet in den Haag. Maar vóór mijn vertrek van daar zag ik in de Holl: Lelie, Plaats, (niet te verwarren met die van de Hugo de Groot-str: 64, iets wat de post nog wel eens doet), o.a. heel-áparte zijden blouses, in crême en in wit, heel-aardige eenvoudige zomerjaponnetjes, o.a. vele witte, waarvan elke Indische, èn om den luttelen prijs, èn om de elegantie, een geheel uitzet zou zijn aan te raden, en in het bijzonder ook trof mij een donker blauw-satijn wandelcostume, van zoo veel goeden smaak en zulk een elegante afwerking, dat ik den naar verhouding zeer geringen prijs gewoon een raadsel vond, en dus ook vooronderstel hoe bedoeld costume wel reeds lang zal zijn gekocht door een dier verstandigen onder de vrouwen, die weten te koopen, d.w.z. die terstond zien wat zijn geld waard is, en wat coupe bezit, en wat niet.
Van coupe gesproken. Die juist ontbreekt in zoo véél confectie-goed; óók soms in dat van heel dure winkels. Ik ken er, waar ik zelfs nooit blijf stilstaan kijken voor de ramen, omdat men reeds in de étalage kan zien dat er geen goede stijl zit zelfs niet in de meest-kostbare der geëtalleerde japonnen en mantels. Al verandert en past en vernauwt en verwijdt de coupeur of de coupeuse zulk een verknipt stuk ook nog zoo geduldig, het kan nooit goed passen, ook al is uw eigen figuur volmaakt. De firma's, die confectie-goed betrekken uit het buitenland, moeten daarom in dit opzicht zelf den juisten kijk hebben tot wien ze zich voor inkoop wenden. En in dezen heeft de eigenares der Holl. Lelie, Plaats, den Haag, een zeer goeden kijk. Hetzij hare confectie komt uit Brussel, of uit Londen, uit Parijs, of uit Berlijn, altijd zit er cachet in, coupe, ziet ge het terstond aan dat het goed zal zitten. Ik herhaal, mij frappeert de coupe het éérst indien ik dergelijke magazijnen bezichtig, omdat in dezen de dure prijs volstrekt niet altijd een waarborg is voor goeden stijl. Integendeel, sommige goedkoope winkels hebben uitstekende confectieartikelen, en sommige heel-fijne en heel-dure magazijnen munten uit door onsoliditeit in dit opzicht. Het omgekeerde is natuurlijk óók het geval dikwijls. Men moet daarom weten te kijken uit eigen oogen, zich niets laten wijsmaken. En... te rade gaan met eigen figuur en eigen oordeel en eigen beurs, en eigen wil óók. Vooral zich niets laten opdringen, niets laten aanpraten omtrent wat zoogenaamd zoo boort of zus. In 99 van 100 gevallen wordt men op die manier de beetgenomen dupe eener handige verkoopster. Juist daarom ook - waar vele dames nu eenmaal geen eigen oordeel noch smaak bezitten - is een vertrouwd, solide adres, is de zekerheid bij iemand te zijn, die zelve smaak heeft en die goed weet te raden, zoo ontzettend
véél waard. Met het oog dáárop geef ik dan ook juist mij de moeite dergelijke adressen hier bijeen te brengen. Hoe vele dankbetuigingen heb ik niet reeds ontvangen, hoe dikwijls zelve niet gehoord, als ik een japon kocht die mij terstond paste of heel gemakkelijk viel te veranderen: ‘Wat hebt U echter ook een uitstekend corset; daarover past het zoo goed!’ En altijd, als ik dan den naam van madame Derwel, den Haag, of van den heer Huijser, Amsterdam, noemde, dan vernam ik later hoe dat adres op die manier weer anderen was ter oore gekomen tot hunne tevredenheid. - Als ge ergens tevreden zijt, en goed en solide wordt behandeld, blijf er dan. Dit is in uw eigen belang, en het is óók billijk jegens hem of haar met wien ge te doen hebt.
| |
| |
Sommige menschen staan zoo weinig stil bij de onbillijkheid van zulk, zonder reden, van den een naar den ander gaan, indien nommer een hun steeds goede waar leverde, en naar zijn beste weten raadde. M.i. heeft niet alleen de kooper recht, en volle recht, op een fatsoenlijke behandeling, maar de verkooper heeft dat zijnerzijds óók. Dat wordt zoo dikwijls vergeten door hen, die betalen. De verkooper op zijn beurt heeft weer anderen, die van hèm leven, te betalen. Indien hij dus door U zonder reden wordt afgedankt, dan doet gij m.i. hem, en óók die van hem afhankelijk zijn, groot onrecht. Gelijk ik hierboven zeide, de verkooper zijnerzijds jaagt soms, door onbeleefdheid en luiheid, een nieuwen klant voorgoed weg, maar anderzijds is het van een ouden klant beslist-onbillijk om een firma, die hem goed bedient, zonder reden te gaan verlaten voor een nieuwe. - Wij hebben in alle opzichten jegens elkaar plichten, niet enkel rechten.
Eene corr., mevr. v. S..., schrijft mij, dat een harer kennissen lijdende is aan een vingerkwetsuur, die, volgens verschillende doktoren, zou moeten worden behandeld door amputatie van een paar vingers, en dat zij in de Holl. Lelie heeft gelezen van een heer dien een dergelijk lot wachtte, indien niet een zoogenaamde kwakzalver hem daarvoor had bewaard na velerlei doktoren-mishandelingen. Zij vraagt mij dus nadere inlichtingen daaromtrent. Ik ben bereid haar het adres van den meneer in quaestie particulier op te geven, maar geloof niet dat dit zal baten, omdat bedoelde ‘kwakzalver’, naar hij, de meneer, mij indertijd meedeelde, niet meer behandelt; reeds sinds een páár jaar niet meer.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|