die vraag bleven de aanwezigen mij met een veelzeggenden glimlach het antwoord schuldig. Hoe dit zij, en welke geheime drijfveeren achter deze zaak zitten, de te Utrecht aanwezige afgevaardigden betuigden, met uitzondering van een, hun volle instemming met het besluit nogmaals een spoedige herziening der statuten aan te vragen, en desnoods met alle middelen dóór te zetten, terwijl daarenboven de Voorzitter kon meedeelen, hoe hij ook van andere afdeelingen, verhinderd afgevaardigden te zenden, betuiging van instemming had ontvangen.
Naar aanleiding nu van dit prijzenswaardige besluit, wil ik niet in gebreke blijven er allen, die in de dieren waarachtig belang stellen, nog eens uitdrukkelijk op te wijzen, hoe het hier geenszins gaat om een personen-quaestie, geenszins om dezen of dien uit het Hoofdbestuur te knikkeren, maar enkel en alleen om de Vereeniging - die op een dood punt staat - te brengen tot nieuw leven, tot nieuwen bloei, tot krachtsinspanning in het belang van het dier, door de wetten te verbeteren of te doen uitvoeren, in één woord om haar, de Vereeniging, tot dit alles te brengen door een verjongingskuur welke zij hoog noodig heeft. Een der afgevaardigden sprak in dit verband van de kracht, de samenwerking, die uitgaat b.v. van den Ned. Toeristen-Bond en den Wielrijders-Bond, ik mijnerzijds dacht aan de Vrouwenkiesrecht-Vereeniging, die, door allerlei propaganda en door voortdurend voor de zaak ijveren, steeds leden werft, en oogen opent; (ik wijs in verband hiermede op mijn eigen toetreden tot die Vereeniging, juist dóór zulk overtuigend werken). Zij nu, die de reorganisatie der statuten van de Ned. Vereeniging tot Dierenbescherming met ijver voorstaan, zijn van meening dat juist in dit opzicht de tegenwoordige wijze van handelen of liever niet handelen geheel te kort schiet. We hooren een jaarverslag voorlezen, waarin alles is couleur de rose, en daarmee kunnen we naar huis gaan. En verder is het de dood in den pot, 't gansche jaar lang! Terwijl het ondertusschen, in alle beschaafde landen, Engeland vooraan, bekend is hoe wij-Nederlanders in zake dierenbescherming jammerlijk achterlijk zijn, zóó zelfs dat reeds meer dan eenmaal een vreemdeling in een onzer dagbladen schreef ‘niet meer in Holland te willen reizen wijl hij of zij zich dagelijks ergerde aan de tooneelen van dierenmishandeling, de trekhonden-schande, enz.’ - Juist nu,
nu de oorlog, en de ook ten onzent daarmede gepaard gaande zorgen, uitteraard het Vereeniging-leven eenigszins een knak geven, ware het te wenschen dat de reorganisatie in dezen tijd tot stand kwam, opdat wij, als het weer vrede zal zijn eenmaal, geheel en al toegerust tot den strijd vóór het dier een flinke actie kunnen aanvangen, met een verjongde vereeniging, een actie in het belang van het dier.
Dáárom alléén - ik kan U er niet genoeg op wijzen lezers en lezeressen - is het te doen, niet om kleinzielige personen-quaesties tegen wien ook, niet om het Hoofdbestuur te doen vallen of te plagen, alléén om het te brengen tot inzichten van anderen aard in sommige dingen, om, in één woord, door gewijzigde statuten, een Vereeniging die thans kwijnt en niets krachtigs uitwerkt, te brengen tot haren plicht van dierenbescherming, ijverige, het geheele land omvattende dierenbescherming.
Ten slotte nog iets. - Ik heb, helaas, bij vele, zeer vele mij bekende Dieren beschermingleden de meest mogelijke onwetendheid opgemerkt in zake deze quaestie. Zij onthouden zich - wat ik mij, gegeven het gekibbel en het langdurige Jaarverslaggelees best kan begrijpen - van het bezoek der algemeene jaarvergadering, betalen hunne contributie, en halen verder over de heele Vereeniging of de schouders op met een minachtend: ‘O de dierenbescherming doet toch niets’, of wel interesseeren zich gansch niet voor een mogelijke verbetering, vinden hunne contributiebijdrage al welletjes. Al dezulken nu zou ik gaarne willen vragen zich te doen voorlichten wáárom het gaat, juist óók opdat zij zich niet door anderen misschien laten wijsmaken als ware hier een personen-actie op touw gezet tegen den Voorzitter Jhr. Mr. Klerck, of tegen wien ook. Want, nog eens, dit is het geval niet. Voorlichting nu kan ieder, die deze verlangt, krijgen door mannen en vrouwen van naam en invloed, die sinds jaren en jaren voor deze reorganisatie werken op de meest belangelooze wijze. Ik ben bereid ieder die het mij vraagt meerdere adressen hunner op te geven - en vooral de Haagsche-leden maak ik hierop attent - want ik-zelve acht mij niet bevoegd, - zijnde een nieuwe medestrijdster - in dezen anders en meer te zeggen dan wat ik hier in de Lelie openlijk schrijf. Maar degenen, naar wien ik mijne correspondenten steeds gaarne zal verwijzen, zullen hun zeker alle mogelijke op-