voortspruit uit groote onbekendheid. Een goede gamelanbespeling treft men tegenwoordig alleen aan de Inlandsche hoven en bij enkele oud-Regenten aan. Wil deze kunst niet langzaam wegkwijnen, dan dient er serieus iets voor gedaan te worden, een prikkel gegeven tot herleving ervan. -
Nog schaarscher is de Serimpidans, uitsluitend aan de Javaansche hoven beoefend. Buitenstaanders noemen deze kunst van weinig beteekenis, het kennersoog noemt deze fijn-artistiek en.... zedelijk. Dat is voorwaar andere kunst - dan 't spel van een Mata-Hari!
Het ligt geenszins in mijn bedoeling uit te wijden over kunst, ik wilde slechts enkele voorbeelden geven uit den grooten hoop, die daar ligt te wachten op meerdere belangstelling. Met die belangstelling zal ook de prikkel gegeven worden tot herleving van zooveel schoons.
Dat de Indische maatschappij weinig vertegenwoordigd is op tooneelvoorstellingen of concerten, vindt niet zijn grond in het missen aan kunstgevoel. O, in geenen deele! De voornaamste factor is wel, dat de kosten enorm hoog zijn, zoodat alleen de meestgegoeden ervan kunnen profiteeren. Dat is dus een primaire oorzaak en geen secundair gevolg, zooals Mevr. v. H. het zich voorstelt.
Dat het Indisch publiek kieskeurig is, blijkt wel uit het feit, dat de declamaties van Albert Vogel (stukken van Shakespeare vooral), stukken als ‘Op Hoop van Zegen’, ‘Voerman Henschel’, enz., steeds stampvolle zalen trokken. Een der groote tooneelspelers (ik meen Chrispijn) heeft eens beweerd, dat het Indische publiek zich meer tot dergelijke dramatische stukken voelde aangetrokken, dan tot die van het luchtig genre ‘met stevig geaccentueerde Hollandsche platheden’. Vergelijk hier eens de zalen bij een voorstelling van ‘de Spaansche Vlieg’ en die van ‘een Midzomernachtsdroom’! En is het niet te verwonderen, dat het Indische publiek mokt, als Bouwmeester en Arnold Spoel eerst nu komen, nu ze niet meer bezitten hun jonge kracht en schoonheid in voordracht, maar slechts hebben aan te bieden versleten kunst?
Nog enkele woorden wilde ik wijden aan het Indo-vraagstuk. Het schijnt een zwak te zijn van vele schrijvers, als doorsnee-Indo, den kampongsinjo of de kampong-nonna te typeeren, die zich te hoog voelen voor Javaan en te laag staan om Europeaan te heeten.
Schrijfster meent, dat het meerendeel der Indo's van een goede opvoeding is verstoken, omdat het te kostbaar is de kinderen naar Europa te zenden of een der H.B. Scholen op Java te doen bezoeken. M.i. behoeft men niet in Europa geweest te zijn of een H.B.S bezocht te hebben, om goed opgevoed te heeten. Naast 3 H.B. Scholen beschikt Indië over M.U.L.O. Scholen, Norm. Scholen, pensionaten, kloosterscholen, een suiker-, een landbouw-, een handelsschool, particuliere cursussen tot opleiding voor opzichters van de Waterstaat, voor post en telegrafie, machinistenscholen, rechtschool, etc. etc. En al mogen niet alle die inrichtingen op één lijn gesteld worden met de Hollandsche, en al behoeft Indië nog meer onderwijsinstellingen, ze leveren elk jaar goede werkkrachten en stellen de Indo's in de gelegenheid een goede opvoeding en opleiding te genieten.
Laten we even een kijkje nemen in verschillende takken van bedrijf in Indië. Maakt het gros der krachten niet die der Indo's uit, afgezien van de allergeringste baantjes als klerken, enz.? De suikerindustrie, de posterijen, het corps van ambtenaren, de onderwijzers, enz., tellen die niet een groot aantal Indo's, die hun opvoeding in Indië hebben genoten en tot de goed-geëdukeerden hooren. Dat zijn zij, die om financieele redenen niet naar Europa konden gaan of een H.B. School bezoeken, maar aangewezen waren op een vakopleiding.
De pauper, dat is de kampong-sinjo of- nonna, die echter niet den doorsnee-Indo weergeeft. Ze zijn de stiefmoederlijk bedeelden, die met zeer veel vooroordeelen te kampen hebben.
Arm nonnaatje, dat de stempel Uwer geboorte draagt op Uw gelaat. Men spot en lacht om Uw sjofel taaltje, dat het midden houdt tusschen Nederlandsch en Javaansch. Het valt U moeielijk U uit te drukken in een taal, die niet die van Uwen geboortegrond is, niet de voertaal is Uwer omgeving. Tot immoreel zijn zijt gij gedoemd, opgevoed als gij zijt in een kring, waar zedeloosheid en domheid den boventoon voeren. Niets rest er U dan de vloek Uwer zondige geboorte. De weinige gaven, waarop ge kunt bogen, zijn het goed hanteeren van de naald en Uw meesterschap op de Indische kookkunst. Daarmee tracht ge, trots de neerdrukkende factoren, het hoofd op te houden. Velen Uwer is echter het geluk niet beschoren als hulp in de huishouding aangenomen te worden of voor andere positieverbetering in aanmerking te komen, waarmee vaak Uw ondergang is uitgesproken. Niet enkel hoon en bitterheid zullen U echter deelachtig worden, doch ook gij moogt dingen naar menschenliefde. De wereld beschikt ook over edele menschen, zooals de vermaarde ‘Papa en Mama van der Steur’, die niet in U zien de Paria, behept met leelijke eigenschappen, doch een kind Gods. Onvermoeide werkers in hun liefdevollen arbeid tot Uw opheffing, laten ze zich niet ontmoedigen door de groote moeielijkheden waarmee ze te kampen hebben. Ze maken met U mee den strijd tot afwennen der leelijke eigenschappen van huis uit meegenomen. En schoon in blind egoïsme door Uw vader verstooten, zullen ze U leeren hoe roemrijk Uw voorgeslacht is geweest. En wijl gij niet uit volle borst zult kunnen meezingen het ‘Wien Neerlandsch bloed door d'aderen vloeit.... van vreemde smetten vrij’, ze zullen U leeren Uw vaderland lief te hebben. En trots de teleurstellingen, die ze vaak van U ondervinden, ze zullen niet in oppervlakkigheid U indolent noemen, maar een lans breken voor hun pauperkind. En ook de weesinrichtingen, waarin ge in de meest gunstige omstandigheden verkeert, getuigen van Uw noeste ijver
en volharding in den strijd tegen het vooroordeel der wereld. En ik twijfel er niet aan, dat straks, als de Europeesche vrouw naar een arbeidsgebied uitkijkt, ze ook U in het sociaal werk zal gedenken. Dan zal ze laten vallen het veroordeel van Uw idolentie, dat wellicht plaats zal maken