De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 696]
| |
Oorlogs- en vredes-literatuur.Van de door mij, onder den algemeenen titel: Vredes-gehuichel en vredes-literatuur, zoo met warmte aanbevolen brochure: Oorlog en Christendom, door Hilbrandt Boschma, is een 2de druk verschenen (prijs 20 cts). Men weet dat dit door een zeer beslist orthodox-geloovigen evangelist geschreven protest tegen den oorlog vergezeld gaat van een aanbevelend voorwoord van den modern-geloovigen predikant: dr. Louis A. Bähler. Het doet elk oprecht-geloovig mensch, van welke richting ook, m.i. innig goed dat deze twee mannen aldus een voorbeeld geven van die werkelijke éénsgezindheid in het streven naar het Hoogste, naar liefde en naar vrede, die elke waarachtige godsdienst leeraart, en waardoor de schande en de gruwel van èlken oorlog, en om welke reden ook die is gemaakt, vanzelf is veroordeeld als uit den booze. -
Ds. M. Beversluis - ik ken hem niet persoonlijk - is steeds voor mij door zijn optreden en geschriften een zeer bijzondersympathieke figuur onder de Ned. Herv. predikanten. Hij is dit, om zijn onafhankelijkheid. Want hij heeft het stoute feit bestaan steeds openlijk krachtig en beslist vóór en over het spiritisme te spreken en te schrijven, waar zijn ambtsbroeders uit voorzichtigheid altijd een òf afkeurende òf althans stilzwijgende houding aannemen; en zoo ook thans, in deze verschrikkelijke oorlogsdagen, is hij weder een der zeer gróóte uitzonderingen onder de predikanten, die den moed vindt het evangelie der liefde beslist en onbepaald te stellen tegenover den oorlog, als zijnde twee absoluut onvereenigbare dingen. ‘Oorlog en godsdienst eene onverzoenlijke antithese’, aldus luidt de titel van een door hem uitgegeven brochure, waarin hij datgene doet wat geen zijner beroemde invloedrijke collega's, noch in de oorlogvoerende noch in de neutrale landen, de eerlijkheid heeft te doen: getuigen tegen elken oorlog onvoorwaardelijk, als zijnde een zonde, en getuigen vóór den vrede óók onvoorwaardelijk, als zijnde Christenplicht. In de eerste plaats ontzenuwt hij in zijn brochure op zeer juiste en afdoende wijze het argument van diegenen, die zich, om de oorlog uit een christelijk oogpunt te rechtvaardigen, beroepen op de oud testamentische oorlogs-verhalen, door aan te toonen hoe ‘Israël's God’ niet degene is dien Jezus Christus ons later heeft gepredikt, dien God van liefde vóór en boven alles, van Wien ons eigen geweten ons zegt, dat Hij-alleen kan zijn ‘de’ God van alle godsdiensten ter wereld, Hij, die de Liefde verpersoonlijkt. Dan wijst hij erop hoe, ontdaan van alle goed-bedoelde omslagdoekjes en idealen, óók de kruistochten reeds zijn geweest de voorboden van dat militarisme, waarvan wij thans in dezen wereld-oorlog een nieuw bewijs ontvangen, hoe het (het militarisme) alle wezenlijke godsdienstigheid doodt, en haat kweekt en broederdoodslag. Nog steeds leeft in het christelijk Europa het oude heidendom der Germanen voort, gelijk dan trouwens ook ronduit erkend wordt door den Kroonprins van Duitschland, in zijn Voorwoord van het werk ‘Deutschland in Waffen’. Daarin toch zegt hij, de Duitsche Kroonprins: ‘Reeds bij de oude Germanen werd de jongeling eerst dan voor vol aangezien, als hem de wapenwijding ten deel was gevallen. Deze van dappere voorouders geërfde geest is het ook geweest, die onze vaderen in de oorlogen van den grooten Keurvorst, van Frederik den Grooten, van den ouden Keizer, vooral in de roemrijke veldslagen van den veldtocht 1870-71, tot onbedwingbare troepen samensmeedden. Deze oorlogzuchtige en trotsche gezindheid moeten we aankweeken en aan onze nakomelingen als heilig erfgoed overleveren.’ - Na nog eenige andere citaten gegeven te hebben uit dit bij uitstek oorlogzuchtig boek van den Duitschen Kroonprins, gaat ds. Beversluis-zelf voort: ‘Het is deze transactie van het Christendom met het Germaansche heidendom, deze idee van het schoone en goede van den krijg, als ze tot levenstaak wordt gekozen door den aan God gewijden ridder, die de geheele geschiedenis van het West-Europa beheerscht, van den tijd der kruistochten tot op heden.’ In verband daarmede heeft hij, ds. Beversluis, den niet genoeg te prijzen moed het zoogenaamde heldgedoe van wijlen majoor Thomson, gesneuveld in Albanië, tot de ware proportie terug te brengen. ‘Hoe komt het, dat b.v. aan een Thomson groote eer bewezen wordt bij zijn ongelukkigen dood’, - vraagt hij, - ‘terwijl er dagelijks duizenden vallen als slachtoffer van 't vervullen van hun plicht, dien zij even trouw en toegewijd vervulden als Thomson den zijnen, daar in Albanië, terwijl 't nut ervan voor het algemeen belang zeker grooter is dan dat van den dood van Thomson. Het is alsof nog altijd alle plichtsvervulling moet achter- | |
[pagina 697]
| |
staan voor het vechten uit doodsverachting.’ - Deze zoo ware woorden troffen mij in het bijzonder, omdat zij op een andere wijze hetzelfde zeggen wat ook-ik schreef bij den dood van Thomson, namelijk: over het geheel ongemotiveerde, ja-zelfs afkeurenswaardige van deze soort moorddadige plichtsvervulling zóó buitengewoon te eeren waar andere - die zedelijk van een gróótere waarde is dikwijls - geheel onopgemerkt voorbijgaat dagelijks. Ook ds. Beversluis legt er den nadruk op, evenals ik het deed, dat hij niets heeft tegen den persoon van majoor Thomson als zoodanig, dat zijn protest alleen is gericht tegen de hem ten deel gevallen vereering als krijgsman, als broedermoorder. Moedig ook, gegeven de algemeen heerschende opvattingen, bekent ds. Beversluis hoe noch de godsdienst-oorlogen van een Willem van Oranje, noch die van een Gustaaf-Adolf zijn te verdedigen voor den rechtstoel van werkelijke vroomheid, want, zegt hij: ‘Ook dit zijn menschenslachtingen, en daarom in strijd met den geest van Hem, die kwam om de menschen te behouden.’ - ‘Wat is godsdienst naar het voorbeeld en de leer van Jezus’ - vraagt ds. Beversluis. En zijn antwoord daarop kan geen enkele ‘christen’, van welke richting ook, hem tegenspreken te zijn het juiste: ‘Is het niet de gelijkvormigheid aan Jezus Christus den Barmhartige, die liever onrecht draagt dan onrecht doet, die haat met liefde, ruwheid met zachtmoedigheid, wreedheid met een gebed om vergeving beantwoordt? Zulk een godsdienst sluit buiten den hoogmoed, de eerzucht, de aanmatiging, sluit buiten de losbandigheid, de ruwheid, de wreedheid, sluit buiten alle wraakzucht, haat, en geweldpleging. Zulk een godsdienst kenmerkt zich door zachtmoedigheid, hulpvaardigheid, welwillendheid, door een liefde, die den naasten, ook tot een ander volk behoorenden, geen kwaad doet, maar in zijn openbaring een afspiegeling is van de ondoorgrondelijke oneindige en eeuwige liefde van God. En zulk een godsdienst zou vereenigbaar zijn met den oorlog?’ - Ziedaar de eerlijke, waarachtig godsdienstige taal van een predikant, van een die zich belijdt te zijn een christen, en als zoodanig wil verkondigen van den kansel den christelijken godsdienst. Waarlijk, ik erken volmondig, indien ds. Beversluis tot de Haagsche predikanten behoorde, zeker zou ik er grooten prijs op stellen onder zijn gehoor te gaan, ik, die daarom niet naar de kerk ga, omdat de predikanten, speciaal ook weer in deze oorlogsquaestie, steeds transigeeren met hun ‘geloof’. Voor elk waarachtig christen, onverschillig of hij is modern of orthodox, moet het namelijk vaststaan, als hij eerlijk is in zijn overtuiging, dat oorlog en godsdienst is: een onverzoenlijke antithese. Maar, zoowel modernen als orthodoxen, zoowel ethisch-irenischen als calvinisten, allen transigeeren op de meest weerzinwekkende wijze met dit hun zóógenaamd christendom, dat zij enkel met de lippen belijden. En in predikanten, in hen die geroepen zijn om ons vóór te gaan, is zulk transigeeren, zulk onwaar-doen, weerzin wekkend huichelachtig. De grooten dezer aarde, zij die den oorlog maakten, worden door hunnen hof prediker en hof-kapelaan nimmer gewezen op hun zonde daardoor, maar integendeel voort durend opgevleid, als waren zij werktuigen Gods; en, behalen hunne legers overwinningen, dan schamen deze ‘dienaren van het woord Gods’ zich niet voor zulke afschuwelijke menschenslachtingen openlijk God te ‘danken’, met gebeden en godsdienstige plechtigheden!Ga naar voetnoot*) - Maar ook zij, die in dezen niet in den tweestrijd zijn van met hun wereldsche eer en aanzien te moeten breken, van te moeten offeren hun hof-prediker- en hof-kapelaanwaardigheid om ter wille der waarheid, de gewone predikanten en priesters, die niets te verliezen hebben van dien aard, zij schamen zich niet, of uit angst te zwijgen, of brallend mee te lofzingen, en hun zoogenaamd Christendom aldus dagelijks te verloochenen. De Hilbrandt Boschma's, de ds. Bähler's en de ds. Beversluis', zij zijn helaas te zoeken, gehéél de wereld dóór, met een lantaarntje. Maar Gode zij dank, zij zijn het die ons, bedroefde leeken, de aan elke waarheidsliefde onder de predikanten ten slotte twijfelenden, weer moed geven in dat opzicht, en doen inzien hoe er ook hier goede graankorrels zijn onder zooveel kaf. Daarom ben ik ds. Beversluis, ben ik den evangelist Hilbrandt Boschma, ben ik ds. Louis Bähler dankbaar, innig dankbaar. Alleen de waarheid, wie ze ook predikt, kan ons vrijmaken, nooit de leugen. Deze mannen, ieder op hun wijze, ieder van een verschillende richting op godsdienstig gebied, zijn éérlijke christenen. En daarom gaat er invloed uit van hun getuigenis.
Langs wegen van eeuwige kracht. Een bijdrage tot den Vrede door C. de Jonge van Vladeracken. Deze brochure, à 15 cts ver- | |
[pagina 698]
| |
krijgbaar, is geboren blijkbaar uit een oprecht, ècht-vrouwelijk-mooi verlangen naar vrede, vrede! Of echter een dergelijk door gevoel alleen geïnspireerd fantasietje zal bijdragen anderen te overtuigen, dat betwijfel ik helaas. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|