Laan van Meerdervoort, Laan van Mindersoort, Laan van Bouw-maar-voort, Laan van En zoo voort. Ziedaar de geestige benaming, die wij Hagenaars allen kennen voor die in haar aanvang, nog steeds zoo bij uitstek aristocratische Laan van Meerdervoort daar waar zij haar begin neemt vanuit de Zeestraat, om zich dan, sinds den Haag zich zóó uitbreidde, te verlengen tot in het oneindige, tot aan de Duinen toe.
- - Wel, Madame Gimber woont natuurlijk in dat eerste, dat aristocratische gedeelte, bijna vlak tegenover ‘Bronovo’, dat gedeelte dat nog steeds voert den titel Laan van Meerdervoort, en waar de deftige rijkelui-huizen staan, en de elegantjes wandelen, en de véle auto's losloopende honden doodrijden. Welk een reusachtig verschil in stand, haar vroeger Maison de beauté, Stationsweg, en dit keurige huis: 71 Laan van Meerdervoort! O zeker, ook de woning op den Stations-weg, met exquisen smaak ingericht, deed U alleraangenaamst aan. Echter, eerst moest ge er komen, door volksbuurten, en met tram-lijnen die dientengevolge veel minder elegant publiek hebben dan die welke thans naar haar voeren: lijn 7, lijn 3, lijn 13, b.v. En, de exquise smaak der inrichting is natuurlijk overgebracht naar het nieuwe Maison de beauté, waarvan ik een volgende maal méér hoop te vertellen, wijl plaatsgebrek het mij thans belet. Alleen dit wil ik zeggen, dat de eigenlijke behandeling-kamer veel grooter en ruimer en vollediger ingericht is nog, dan die van den Stationsweg, door den warmwater-aanleg, en door de voor ons-dames zoo aantrekkelijke aanwezigheid van groote spiegelkasten. Waarlijk, in die vriendelijke lichte omgeving, met de witte meubelen, en de vertrouwenwekkende verschijning der zoo aardig hollansch-fransch-duitsch babbelende Elzasser directrice is het een genoegen het gelaat te laten masseeren, - iets wat vooral hoofdpijnlijdsters bijzonder veel helpt, schijnt het.
Want, ofschoon het doel dezer massage niet is iets van geneeskundigen aard, maar enkel wordt toegepast om de lijnen en vormen te wijzigen, of den bloedsomloop te verbeteren, geeft toch die zachte en voorzichtige spierbewerking meteen aan vele dames een zenuwkalmeerend en aangenaam gevoel van rust. - Voor sommigen, die dit niet schijnen te weten, voeg ik hier nog bij, dat madame Gimber een gesloten huis bewoont, en geen enkel uitwendig teeken heeft van Maison de beauté.
Insgelijks naar een gesloten huis, en insgelijks naar het aristocratische Laan van Meerdervoort-gedeelte, nog vóór Bronovo, verwijs ik Stania, voor het adres van den heer photograaf Ebner, wiens photo van mij, onlangs in de Lelie opgenomen, haar zóó interesseert, en zóó treft door de artistieke uitvoering, dat zij mij verlof vraagt zich met hem-persoonlijk over het cliché in verbinding te mogen stellen. Ik begrijp haar vraag in dit opzicht niet volkomen, wil haar echter gáárne toestaan zich tot hem-zelven te wenden dienaangaande. Zijn huisnommer is 60, méén ik; maar ook zonder die toevoeging, zal haar brief aan hem terecht komen. Hij is algemeen bekend.
En nu tenslotte nog een paar tooneeltjes van de straat, van het dagelijksche leven.
I. Een ‘landsverdediger’, stom-dronken, waggelt over de Badhuiskade te Scheveningen. (Het is eigenaardig, dat er bij zulke gelegenheden nóóit politie-agenten te zien zijn juist op diezelfde plaatsen waar ze anders altijd rondwandelen in zalig nietsdoen). Aan zijn arm hangt een Scheveningsche vrouw, in de eigenaardige, alleen door de inwoonsters nog gedragen kleederdracht van Scheveningen, zoodat aan hare afkomst in dit opzicht geen twijfel kan zijn, en, weder aan hàren arm hangt een.... kind! Beklagenswaardig slachtoffer van slecht voorbeeld! Nu reeds immers is dit kind zelve niet nuchter, - arm schepseltje van misschien hoogstens 12 jaar! Joelend, brullend, natuurlijk door een gróót oploopje gevolgd, zwieren ze langs den openbaren weg. En ik vraag mij af: Als straks ook wij oorlog krijgen, als dan ook dit dronken mispunt moet vechten voor een zaak, die hem niets kan schelen, waarvan hij niets begrijpt, waarvan hij niets afweet, als hij dan op deze zelfde brute dronkenmans-manier rond zich slaat, en moordt op den ‘vijand’, verhit door alcohol, nog opgehitst bovendien door honger, ontbering, doodsangst, dan.... heet hij plotseling een ‘held’, een die misschien wel een ridderorde verdient, die, - zoo hij aldus sneuvelt, - wordt nagezegd te zijn ‘gevallen op het veld van eer’. - Gedwongen mobiliseering, lediggang, alcoholmisbruik, reeds in vredestijd volgt hier het een uìt het ander, en máákt menigeen, die van huis uit oppassend was, tot een dronkaard en een mispunt. Wat echter wordt eerst uit dezulken als de oorlog hun recht geeft tot alle onrecht, hen dwingt te worden moordenaars en vechtersbazen, en hen voor de gróótste misdrijven van dien aard beloont met den leugen-naam: ‘held’...
II. Ik tram voorbij den Oud-Scheveningschen weg, dáár waar de kunstzaak Kleijkamp komt, en thans zieke soldaten worden