te pousseeren, - gebruik maken van deze kinderachtigheid der Christenen, en zich laten doopen om daardoor een der hunnen te schijnen. De Christenen nemen immers met dien schijn zoo gráág genoegen, al zegt ook uiterlijk en voorkomen en familie-naam de besliste waarheid van het tegendeel. - Ik hoop dat gij mij nu beter hebt begrepen?
1813. - Hartelijk dank voor Uw twee brieven. Ik vind het lief dat gij die dame hebt ontvangen. - En hoe aardig trof het, dat gij haar reeds kendet, althans van naam.! Nietwaar, zij is heel sympahiek. - Welk een misère toch, ook voor den handel, deze oorlog! En, aan den anderen kant wordt hij zoo in-gemeen aangekweekt juist door die enkelen die er voordeel van hebben, in de eerste plaats de Krupps, de Amerikanen die naar Engeland munitie leveren, en verder sommige eenlingen van dien aard. Dat is juist m.i. het vreeselijke dat, onder de leugenphrase van vaderlandsliefde, in heel dezen oorlog het afschuwelijkste eigenbelang enkel en alleen aan het woord is! En hoe lang nog! - Lieve 1813, ik heb met die aangetrouwde nicht van U, (of met de schoonzuster daarvan, ik begrijp niet goed wie van beiden Uw nicht is), nooit schoolgegaan, want die dame, die gij noemt, is veel ouder dan ik. Of gij vergist U, of zij jokt. Toen ik te A... schoolging, was zij reeds volwassen, en zij is geëngageerd geraakt en getrouwd nog vóór wij A... verlieten, d.i. vóór mijn zestiende jaar. Mij-persoonlijk-kennen kan zij niet; ik heb noch haar noch iemand van haar familie ooit gesproken, al weet ik natuurlijk zeer goed wie zij is, (daarvoor was A. in mijn tijd een te kleine plaats om dat niet te weten van iedereen). Zie voor Uw derden brief onder: Van het Dagelijksche Leven. -
Mevr. A.V.-B. (Ned.-Indië). - Ik ben overtuigd hoe iedereen, die mij-persoonlijk kent, U zal zeggen dat gij U ten eenenmale vergist. - Indien gij nog eens opnieuw schrijft, doe het dan duidelijker, want Uw brief is bijna onleesbaar aangekomen; - met een post-bemerking voorzien dienaangaande. Over den inhoud zal ik, om bovengemelde reden dat gij, mij niet persoonlijk-kennend, U geheel in mij vergist, niet met U in beschouwingen treden.
Jo. - Zie s.v.p. voor Uw vraag: Van het Dagelijksche Leven.
Oidar. - Alles wat gij over den oorlog en over de huichelachtige opvattingen dienaangaande zijdens zeker soort ‘Christenen’ schrijft, ben ik zoo volkomen met U eens, dat ik het woord voor woord beaam, en daarom hier wil overnemen:
Daarom kan ik me zoo ergeren aan sommige personen - dezulken die men vooral onder de ‘broeders’ aantreft - die je met groote zekerheid weten te vertellen dat zij alleen den waren godsdienst hebben, terwijl de nonsens duimen dik op hunne beweringen ligt. Komt men dan in het gesprek aan een gedeelte waar ze geen weg mee weten, dan heet het: ‘ja en toch zal de Heer alles goed met ons maken!’ Alsof dat, het feit dat er nu reeds millioenen menschen op ‘hoog’ bevel elkaar vermoord hebben, goed redeneert! 't Zal mij benieuwen of de Duitsche en Engelsche vaders en moeders, vrouwen en kinderen van de gewonden die we hier vervoerd hebben (blinden, lammen, arm- en beenloozen, ontmanden!), voldoende brood uit dergelijke phrazen kunnen zuigen. - Ik geloof (en hoop voor hen), van niet! Zijn er bij die zich daaraan vastklampen, dan is die godsdienst niets anders dan de uitwerking van eene suggestie, zooals thans de groote massa ‘begeistert’ is door den oorlog, de massa, die zich laaft aan heldendood en vaderlandsliefde. (Een vader b.v. die champagne drinkt op zijn zoon die voor het vaderland gesneuveld is?!) Als het werkelijk zoo is, dat het menschdom gestraft moet worden voor zijne zonden (zooals die lammelingen - de broeders - ook durven beweren), dan vraag ik op mijne beurt, hoe het dan mogelijk is dat arme kinderen er zóó onder moeten lijden. (We hebben hier door obussen verminkte kindertjes gezien. Eén geheel verbrand aan het onderlijf, zooals ik rèeds
in een stukje schreef.)
Ik voor mij vind overigens dat de kinderen die aldus sterven er nog het best aan toe zijn, want ze weten nog minder af van het mooie leven dan de diep-beklagenswaardige volwassenen, wien men in de kracht hunner mannen-jaren, of ook reeds als jongelingen, die nog pas aan den ingang staan, dwingt te sterven, onder afgrijselijke folteringen meestal, om niets, om een vuile zaak, die met vaderland en eer niets heeft te maken. Het eenige wat m.i. de oorlog rechtvaardigt in zekeren zin, dat is de domheid der massa. Immers, zoolang die massa, in alle landen ter wereld, zich laat dwingen en binden door deze phrasen, en willig ter slachtbank trekt, zoolang verdient zij-zelve niet beter dan te worden geofferd door die enkelingen, die van hare domheid partij trekken. Wáárom, als één man, revolutioneert niet gansch Europa, schouder aan schouder, tegen deze menschenslachting.? Waarom reiken de sociaaldemocraten, de vrouwen óók, elkaar niet, over alle grenzen heen, de hand tot dat doel? Lees daarentegen hoe een zóógenaamde socialist als Van der Velde in België thans koek en ei is met koning Albert, terwijl wij hier de ongelukkige broodelooze Belgische bevolking kunnen onderhouden! Lees de kruiperige, oorlog-ophitsende antwoorden der Duitsche, Engelsche, Fransche vrouwenvereenigingen, in zake het hier ter stede gehouden Vrouwen-congres vóór den Vrede. Allen komen ze met phrasen, van de akeligste weerzinwekkendste soort. Waarlijk, zoolang de menschheid, in het algemeen genomen, zóó onzelfstandig-dom zich toont, zoolang is het geen wonder dat enkelen, vorsten, diplomaten, financiers, haar weten te gebruiken op de grofste wijze tot eigen voordeel. En hetzelfde geldt helaas van den godsdienst in verband met de massa. Want, wat gij daaromtrent schrijft, ook dat is zoo
wáár, helaas. Behoudens een heel enkele uitzondering hier of daar, verdraait ieder predikant of geloovige, van welke richting ook, ‘Gods Woord’ precies naar eigen behoeften in dezen oorlog, en legt U uit dat die oorlog eigenlijk heel rechtvaardig en wijs en goed is, - door God-zelf ingesteld! Zooals gij zult hebben gelezen is ook de groote God-kenner Abraham Kuyper héél ver in zulk verdraaien van datzelfde ‘Woord Gods’, dat hij in andere opzichten zoo letterlijk mogelijk gelieft op te vatten. Alle deze quasi-Christenen redeneeren allen precies zóó als het in hun kraam te pas komt, nu eens letterlijk, dan weer overdrachtelijk. En slechts hier en