De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.Eenige indrukken van het Vrouwen-congres vóór den Vrede, gehouden in den Haag in de laatste dagen van April.
| |
[pagina 661]
| |
immers ten slotte overbodig op dit oogenblik een uitgebreid programma af te gaan werken, resoluties aan te nemen, vredesvoorstellen te overwegen, enz., enz. Zoolang de vrouw in geen enkel opzicht heeft mede te spreken in den oorlogsjammer, zoolang kan een congres als dit slechts de algemeene waarde hebben van een betooging voor den vrede, een internationale betooging, uitgaande van vrouwen één van zin in onvoorwaardelijken afschuw van welken oorlog ook. Zonder twijfel ware het daarom beter gebleven het bij die betooging, bij die mooie onderlinge sympathie van den eersten ontvang-avond te doen blijven, in plaats van dagen achtereen zich te vermeien in breedsprakigheden, die den machtigen eersten indruk verzwakken, en tot geen blijvend resultaat kunnen leiden. Want, die eerste indruk, die van den ontvang-avond, was zonder twijfel een zeer stemmende. - Ik erken volmondig, een maandenlang verblijf gedurende den oorlog onder geestdriftige Duitschers, één van zin en één van ziel in matelooze zelfopoffering, het sleept ontzaggelijk mee, mij althans. Maar, als men dan zich op eenmaal ziet overgeplaatst in een internationale omgeving van enkel vrede-willenden, van vrouwen die zóó waarachtig-wáár spraken als o.a. frl. Heymann (Duitschland) en Madame Rosa Genoli, (Italië), dan voelt men zoo recht het éénzijdige van elke andere opvatting tegenover die breede, die alleen-wàre, welke onbepaald en zonder voorbehoud verlangt den vrede, den vrede. Zeer jammer vind ik het dan ook dat men in de volgende dagen eene Belgische dame toeliet in den loop der latere debatten te verklaren: dat haar vrouwenhart bloedt bij de gedachte aan den oorlog, maar dat zij nooit een ontijdigen vrede kan verlangen, zij wil geen vrede - hoezeer het tegen alles is, wat zij tot nu toe heeft gevoeld - zonder dat men haar het land teruggeeft, het geluk en de welvaart. Zij is Belgische voor alles!Ga naar voetnoot*) (Mevr. HAMER.) Eene dergelijke verklaring namelijk behoort in geen enkel opzicht thuis in dit vredescongres, is geheel en al in strijd met de nobele en schoone woorden op den openingsavond geuit door al de spreeksters, van welke natie ook. Tot zulke inconsequenties echter komt men indien men dag aan dag ‘vergadert’, iedereen toelaat ‘voorstellen’ van de meestvèrstrekkende richting in te dienen, enz., enz. M.i. streefde het congres door deze uitgebreidheid en gewichtigdoenerij het mooie doel geheel voorbij. Voor ons vrouwen is het nog niet doenlijk ons in alle deze détails te verdiepen, wij kunnen, op dit oogenblik alleen daadwerkelijk handelen in dien zin, dat wij absoluut tegen elken oorlog zijn, om welke reden dan ook, en onder welke voorwendsels ook hij wordt gemaakt. In dien zin haal ik in het bijzonder de woorden aan van Frl. Rosika Schwimmer: Ook willen de vrouwen haar medelijden toonen, en hare droefheid over het sterven van zoovele jonge menschen, die nooit meer de schoonheid der aarde zullen zien. Voor de toekomst willen de vrouwen op dit congres, dat voorgoed een einde wordt gemaakt aan het bloedvergieten. Zij willen dat dit geschiede op de wijze, zooals zij in haar resoluties tot dusverre hebben verklaard. Zij zijn thans eindelijk overtuigd, dat physieke moed niet het hoogste is, dat men bereiken kan. Veel hooger is de zedelijke moed, die de vrouwen gebleken zijn te bezitten, meer dan de mannen. De vrouwen, die opkomen voor haar zonen, die zonder eenige noodzaak zijn geslacht, die treuren over hen, die den grond thans vullen, zij hebben niet te zien naar de Keizers, de Koningen en presidenten. Ook wanneer zij loyaal zijn jegens hen, zij hebben ook niet te achten op de grootendeels beheerschte pers, die de openbare meening heeft vergiftigd. (spatieering is van mij). Ook op den ontvang-avond (Dinsdag) werd door dr: Aletta Jacobs in dienzelfden vredelievenden geest, maar, tengevolge van hare positie van voorloopige presidente natuurlijk in meer algemeene woorden, waardig geprotesteerd tegen het schandelijk bloedvergieten. ‘Wij beklagen’ - zeide zij ongeveer - ‘de jonge mannen, die, vóór zij tot hun vollen bloei zijn gekomen, zijn gevallen.’ En dr: Anita Augspurg uit München legde er, op dienzelfden avond, den bijzonderen nadruk op hoe ook in Duitschland vele vrouwen evenzoo denken als zij, waar zij zegt: ‘Wij willen opbouwen, niet verstrooien, wij willen geen oorlog maar vrede.’ - Eene Hongaarsche spreekster frl: Vilma Glücklich hamerde eveneens op diezelfde vredes-idee: ‘De vrouwen moeten hare plicht vervullen, alles vergeten, alleen den vrede willen.’ (een veel schooner opvatting m.i. van die taak der ware vrouw, dan die van de Belgische, hierboven aangehaald). Bijzonder geestig vertolkte madame | |
[pagina 662]
| |
Rosa Genoli uit Milaan, met levendige gebaren en in rad-fransch, hare gevoelige enthousiaste begeerte naar vrede. ‘In Italië’ - zeide zij - ‘heeft de vredes-beweging zich aangesloten bij den oorlog, uit hoogmoed. Wij zijn er trotsch op als wij-volkeren onze eigen vrijheid veroveren, maar telkens vallen we anderen aan om hun de hunne te ontrooven.’ Voor mij was de innige levendige voordracht dezer sympathieke bevallige Italiaansche, die zóóveel had te zeggen dat men haar tenslotte moest waarschuwen hoe de tijd om was, hetgeen zij alleraardigst opnam, wel het glanspunt van dien eersten avond, terwijl ik, in het algemeen gesproken, wil erkennen dat frl. Heymann, dr. Anita Augspurg, frl. Rosika Schwimmer en de Engelsche Miss Macmillan (benevens bovengenoemde mad. Rosa Genoli) het meest naar mijn eigen innerlijke overtuiging gesproken hebben, namelijk zonder er doekjes om te winden en zonder voorbehoud: voor den vrede. In het bijzonder één zin van frl. Heymann releveer ik, waar zij zeide: ‘In elken oorlog worden de vrouwen geweld aangedaan door de soldaten, die maanden lang leefden zonder vrouwen en gezin. Dat is een consequentie, die de krijgs-gruwel meebrengt in elk land. Het is onzin te zeggen, dat wij vrouwen door den oorlog beschermd worden, integendeel.’ - Het optreden van deze met een bijzonder helderklinkend stemgeluid bedeelde, zeer gemakkelijk-sprekende dame was even beslistflink als beslist-vrede-lievend, en maakte op mij den aangenamen indruk van iemand die het oprecht méént zonder eenige persoonlijke ijdelheid, - hetgeen men niet van alle woordvoersters kon zeggen, speciaal de leidsters der beweging. Echter wil ik geenszins hiermede te kennen geven, dat er onder de overige spreeksters niet evenzeer velen waren, die juiste en goede dingen zeiden, want, ten eerste heb ik niet alle vergaderingen bijgewoond, en ten tweede zou het mij veel te ver voeren, indien ik alles wat ik hoorde en zag hier ging bespreken en herkauwen. In het bijzonder herinner ik mij die redenaarster, die vertelde - ik meen dat ze een Hongaarsche was hoe deze oorlogsellende haar voor het eerst van haar leven heeft doen optreden als ‘spreekster’, uit behoefte te getuigen tegen het vreeselijke van krijgvoeren. Zulke getuigenissen zeggen veel meer m.i. dan alle resoluties en moties. Zij zijn de eerlijke uiting van verontwaardiging en medelijden - uit aanschouwen. Tenslotte nog een paar algemeene opmerkingen. De keuze van de presidente, Miss Jane Addams (Amerika), was, op zichzelf beschouwd, een daad van hoffelijkheid en hulde waartegen niets valt in te brengen, evenmin als tegen hare aantrekkelijke eenvoudige persoonlijkheid. Maar toch schijnt het mij toe dat het uitstekend-gesproken Engelsch eener vrouw uit een neutraal land (ik bedoel de voorloopige presidente mevr. dr. Jacobs) den aanwezigen nog onpartijdiger in de ooren moest klinken, in het bijzonder den Duitschers en Oostenrijk-Hongaren, dan datzelfde Engelsch vloeiend uit den mond van eene Amerikaansche. Immers, al is óók Amerika neutraal zoo goed als Holland, toch is het zoo stamverwant met Engeland, en voelt ook zoo mede voor dezen Staat, dat men door eene Amerikaansche méér wordt herinnerd aan Engeland dan door eene Hollandsche indien beide Engelsch spreken. - Bovendien echter: dr. Jacobs spreekt zeer goed Engelsch, maar doet het langzaam en zeer duidelijk, terwijl miss Addams hàre moedertaal uitteraard radder, en niet geheel zonder Amerikaansch accent sprak. Daarom scheen mij, ook uit een zuiver practisch oogpunt, deze keuze niet geheel juist. Mijn eigen plaats, vooraan onder de pers, maakte dat ik haar en alle spreeksters uitstekend kon verstaan, maar van anderen, achter in de zaal, hoorde ik velerlei klachten dienaangaande. Een ander misschien niet te verhelpen maar zeer zeker uiterst vermoeiend iets is het voortdurend herhalen van alles wat wordt gezegd, in Engelsch, Duitsch, Fransch. Voor hen die deze drie talen machtig zijn, wordt het op den duur ondoenlijk geduldig te blijven toeluisteren naar deze eindelooze repetities, evenals naar de voorlezingen van alle mogelijke briefjes en telegrammen, van niet-aanwezigen; iets waarop dr. Mia Boissevain ons bijzonder gaarne vergast, schijnt het, eerst op de tea gehouden op de Witte Brug eenige weken geleden, thans opnieuw, telkens en telkens. Mij dunkt dat de voorlezing der namen voldoende ware, zonder den dikwijls absoluut onbeteekenenden inhoud ook nog voortdurend te repeteeren. Dit neemt veel tijd, en berooft ons van lieverlede van allen lust tot toeluisteren. Dat de onhebbelijkheid gedurende het spreken voortdurend praten en opmerkingen maken te door het publiek, storend werkt voor degene die aan het woord is, dat was een opmerking gemaakt zijdens het bestuur, ten | |
[pagina 663]
| |
gevolge van de klacht uit het publiek dat men een Fransche vertolkster niet kon verstaan. Die bestuurs-opmerking was inderdaad zeer gegrond, want ik heb op zekeren ochtend in dat opzicht heel eigenaardige staaltjes bijgewoond van voortdurend lomp hardop praten door dames achter mij. Anderzijds echter moesten de dames zelven van het bestuur ook niet voortdurend heen en weer draaien van boven naar beneden, gedurende de vergadering, en, door dit slechte voorbeeld, zelven het publiek hinderen in de eerste plaats, en in de tweede aanmoedigen tot haar in dit verkeerde voorbeeld nadoen. En eindelijk, is het niet een paskwil om bovenaan het dagprogramma te drukken, dat men stipt op tijd zal beginnen, wanneer men den eersten ochtend reeds bijna een vol uur te laat aanvangt, zonder zich zelfs daarover te excuseeren? Geen wonder dan ook dat op die wijze de drie dagen niet genoeg blijken te zijn, en het congres zich uitstrekt tot in het oneindige. Dat is m.i. jammer. Men bederft door een veel te langdurig gedoe wat zoo goed is begonnen. Mijn eind-indruk op dit oogenblik is deze, dat het congres als waardige en verstandige internationale vrouwenbetooging vóór den vrede aller sympathie afdwingt, en een hoogst aangename impressie maakt, dat het echter veel te ver gaat in overschatting van zijn eigen beteekenis, door reeds nu zich te verdiepen in allerlei vèrstrekkende regelingen van ditten en datten, in zake toekomstgeschillen, - nu, op een moment waarop wij vrouwen immers niets nog hebben mee te spreken in den staat, óók zelfs niet in vredes-tijd. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II.Op verzoek van de Redactrice der Holl. Lelie woonde ik, namens de pers, Donderdag de ochtendzitting bij van het Internationaal Congres van Vrouwen, en laat hieronder mijn indrukken volgen. Wat mij wel 't meeste trof in deze bijeenkomst was de innige geestdrift, 't onverdeeld en algemeen meevoelen en meeleven van al die honderden vrouwen om mij heen met de spreeksters, en de door haar behandelde onderwerpen. Ach! de traditioneel toegestane vijf minuten bleken veel te kort voor de enthousiaste redevoersters om àl te zeggen wat haar naar de lippen welde. De presidentehamer moest maar al te dikwijls den vurigen woordenstroom onderbreken, en dan bad de spreekster ootmoedig om nog één minuut, een halve, er lag haar nog zooveel op 't hart. - Eene spreekster uit Washington stelde zich vóór, dat wanneer 't eigenlijke volk den oorlog niet meer wilde, deze ook niet zou kunnen ontstaan, en Miss Abbott was dit geheel met haar eens. - De volgende spreekster: Mevrouw Kadisch uit Magdenburg is ongetwijfeld geheel ter goeder trouw, doch haar ijver voerde haar wat te ver, toen zij, apropros van een duurzamen vrede, op de zijwegen van progroms en prostitutie afdwaalde. De haar toegemeten tijd bleek natuurlijk veel te kort om deze kwestie ook maar zeer oppervlakkig te behandelen, hoewel er onder 't publiek velen waren, die ongetwijfeld gaarne nog wat langer naar haar krachtig pleidooi geluisterd hadden. Misschien zou haar in de avondzitting gelegenheid worden gegeven dit voort te zetten. Nu betoogde Mevrouw Zofia Galinska, vol gloed en overtuiging, dat de in bezitname van 't te voren vijandelijk land een ramp is voor overwinnaar en overwonnene beiden. De kiem voor een nieuwen oorlog wordt er steeds door gelegd. Ook mevrouw Vilma Glücklich achtte den oorlog zoo zéér uit den booze, dat men zelfs over 't ontstaan, op welke wijze dan ook, niet moest reppen. Met ernstigen nadruk protesteerde zij tegen de wijze en waarop de oorlog in 't leven wordt geroepen. ‘Wanneer een geheel volk zich verzet, door woorden en daden toont, dat 't geen oorlog wil, welk parlement zou dien gruwel dan kunnen doordrijven’?- vraagt zij. Mevrouw Kulka uit Weenen meent eveneens, dat 't volk volle recht heeft in politieke zaken mee te spreken. Vooral de buitenlandsche politiek moest onderworpen zijn aan het oordeel van het geheele volk. Hierin toonde zij zich eens van ziel en zin met Rosika Schwimmer, die met vurige welsprekendheid haar anathema over den oorlog uitsprak ‘Oorlog is oorlog’, - sprak zij, - ‘langs democratischen of welken weg ook ontstaan, geheime verdragen zijn de groote geesel, die de oorlog geboren doet worden, dus, weg met geheime verdragen. Ze zijn uit den booze.’ Mevrouw Augspurg ziet wel practische bezwaren in 't openbaar maken van geheime verdragen, en roept dus met Mevrouw Schwimmer: ‘Veel liever in 't geheel geen verdragen.’ Miss Abbott geeft als hare meening, dat | |
[pagina 664]
| |
geen volk ooit moet toestemmen in overgaan van zijn grondbezit in andere handen, en Emilie Greene zegt 't haar gretig nà. ‘Gebietsübertragung’ is voor een volk van de allergrootste beteekenis. 't Geheele volksbestaan gaat er mede gemoeid, men kan 't ééne volk niet oplossen in 't andere. Iedere annexatie biedt een voortdurend, dreigend gevaar voor den vrede. Elk volk zij 't recht toegestaan onder zijn eigen gouvernement te leven. En Emilij Napieralski smeekt 't Congres bijna, namens haar Poolsche zusteren in Amerika, om hulp. ‘Ach, mijn arm, verbrokkeld vaderland!’ zucht ze, ‘verdeeld onder nieuwe meesters, die het niet begeert, terwijl het den ouden heerscher van vroeger ook niet meer terugwenscht.’ Anna Lindhagen vraagt eveneens hulp en steun voor haar ongelukkig vaderland. En, dat toch ieders stem zich verheffe tegen het wederrechtelijk in bezit nemen van eens anders land, opdat ook daardoor de aanleiding tot 't zwaaien van den oorlogsfakkel voorkomen worde!’ Nu betreedt Mevrouw Genoli uit Triëst 't podium, en vertelt ons, als ooggetuige, dat het volk in Triëst den oorlog met Italië als een ‘actual danger’, beschouwt, en dezen niet wil. God geve, dat Italië zich niet laat meeslepen. Wanneer de volksstemming beslissend ware, dan bleef haar mooi land zeker buiten 't oorlogsgevaar. Daarom zou zij het met hart en ziel toejuichen als aan 't volk de beslissing werd gelaten wanneer er van uit de verte maar oorlog dreigde. Mejuffrouw Bergsma gelooft, dat men de volkeren in dit opzicht niet op één lijn kan stellen, waar er zulk een groot rassenverschil bestaat. ‘In onze eigen koloniën b.v.,’ zegt ze, ‘is dit een kardinaal punt, dat van alle kanten beschouwd moet worden met groote aandacht -’. Hoevele onderwerpen blijven er, naast dit, die een uitvoerige bespreking en gedachtenwisseling te over waard zijn, en hoe weinig tijd rest er nog maar! Doch, al moest meestal het congres, uit den aard der zaak, veel in 't duister laten, waarop het gaarne zijn vol licht had laten vallen, zijn verfrisschende, weldadige invloed zal zeer zeker nog lang uitwerken. En, al zal 't nu denkend en werkend geslacht het waarschijnlijk niet meer beleven, dat de staatkundige geschillen slechts op vredelievende wijze worden beslecht, en dus de idealen, die het Congres zich voorstelt, niet binnen afzienbaren tijd worden verwezenlijkt, in het streven er naar ligt reeds de kiem der verwezenlijking. Den Haag, 30 April 1915. MARIE OVINK-SOER. |
|