Uwe stukjes mist U ruimheid van blik! Dit blijkt o.a. uit Uw overdreven schrijven over de ‘Rein Levens’-beweging! Ik kan U niet zeggen hoe door en door ziekelijk ik die beweging vind!
Ze is geheel in strijd met de menschelijke natuur en al die Rein-Leven-bewegers zijn geen echte mannen en vrouwen, doch behooren tot een onnatuurlijk 3e geslacht.
De heer August de Jong heeft indertijd dit zeer juist in de Holl. Lelie uiteengezet. Ook verwijs ik U nog naar een zéér goed geschreven stuk van mevr. Anna de Vries geb: Dijkstra in het No. van 28 Oct. 1914.
Heusch, lieve mevrouw, in de kwestie mej: Meta Nielsen hebt U groot ongelijk! Zoudt U nu heusch denken dat een oudere in leeftijd van een veel jongere nog niet heel wat kan leeren?
Een jong meisje, zoo begaafd en zoo bereisd als zij, krijgt onwillekeurig een veel ruimeren blik in het leven. Zij, die nu weder volgens haar stuk van 3 Februari j.l. in Edinburgh vertoeft, zag veel meer dan de meesten onzer ooit vermochten te genieten; en wij als lezeressen genoten van alles wat zij zag. Als Busken Huet nog leefde zoude hij zeggen: ‘Hoe weinig menschen weten zoo onderhoudend te keuvelen als die schrijfster’.
Nu ik toch aan het schrijven ben zoude ik gaarne ook een woordje richten aan mej.: M. te Leeuwarden, die indertijd schreef, dat, aangezien de heer A. de Jong f 5000 à f 6000 jaarlijks te verteren had, deze heer trouwen moest!
Toen heb ik bij het lezen van dat stuk het uitgeschaterd van lachen! Want ik dacht: waar bemoeit in hemelsnaam een Leeuwarder dame zich mede of een haar geheel onbekende man gaat trouwen of niet!!
De heer de Jong zal vermoedelijk meer gedacht hebben aan Plato, want toen men aan hem vroeg op welken leeftijd een man moest trouwen, zeide hij: ‘Si vous êtes jeunes, ne vous mariez pas ‘encore, si vous êtes vieux, ne vous mariez plus.’
Want dit moet ik U als jong meisje eerlijk zeggen: Ik geef de jongelui groot gelijk als ze niet trouwen. Ze kunnen heusch meer pleizier van hun geld hebben! Ziet de meeste huwelijken! De vrouwen lijken wel concubine huishoudsters waarvan velen nog geld toegeven! En als men dan later het voorrecht heeft een serie van volwassen dochters te hebben, dan kent het ongeluk van den gelukkigen (!) vader geen grenzen!!
Dan moeten die dochters vrijwillig of gedwongen ‘aan den man’ worden gebracht, alzoo koppelarij op groote schaal!
En zie daar de sleutel van tal van ongelukkige huwelijken! Ik heb geen zusters, doch het voorrecht vier broeders te hebben allen met een goede positie in de maatschappij. Geen hunner is gehuwd. De huwelijken hunner kennissen hebben hen zoo afgeschrikt dat ze besloten ongehuwd te blijven.
Mijn oudste broeder, die dezer dagen 45 jaar werd, (hij is 16 jaar ouder dan schrijfster dezer) is een hoogst intelligent iemand en daarbij allerbeminnelijkst in den omgang en heusch een minnaar der dames!
Ik schreef hem verleden week bij gelegenheid zijner verjaardag: ‘Trouwt gij nu nooit’?
En het antwoord was:
‘Lieve Willy! op Uw vraag een kort antwoord. De woorden van Alfred de Musset maak ik tot de mijne:
‘L'amour est la seule chose ici-bas qui ne veuille d'acheteur que lui-même. C'est le trésor que je veux donner ou enfouir à jamais, comme ce marchand, qui dédaignant tout l'or de Rialto, jeta sa perle dans la mer plutôt que de la vendre moins qu'elle me valait.’
Aanvaard intusschen, geachte mevr. en mejuffrouw, de verzekering mijner gevoelens van hoogachting.
Uw dw: dienaresse
WILLY BAS.
Amsterdam, 26 Feb. 1915.