De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I. Fransche ‘geest’... en onze Koningin!De Franschen doen zich altijd zoo gráág te goede op hun ridderlijkheid en geestigheid en verfijnde beschaving, in tegenstelling met de ‘grofbesnaarde’ Duitschers, die volgens hen uitmunten in gebrek aan innerlijke verfijning! Ook ten onzent is het mode zich aan te stellen alsof een Franschman eigenlijk heel bijzonder hoog staat in hoffelijkheìd en welopgevoedheid, en alsof niets aardiger en geestiger is dan een Fransche ‘causerie’. Voor dezulken vertaal ik daarom letterlijk uit de Fransche courant Excelsior het volgende buitengewoon kiesche en geestige bericht over onze Koningin. Ter opheldering zij hier nog bijge- | |
[pagina 520]
| |
voegd hoe Excelsior een mondain, algemeen gelezen, groot dagblad is, dat geen politieke partij-kleur heeft, en wordt geprotégeerd door de ‘fine fleur’ der Fransche aristocratie en artisten-wereld, zoodat het daarom ook zijn bijzonder werk maakt van het in den zak kruipen dezer soort menschen, en zich steeds ijselijk te goede doet op zijn distinctie en wellevendheid. Toen onze Koningin onlangs Frankrijk bezocht, gaf het dan ook lange lik-beschrijvingen van Haar, nevens vele phot. opnamen. En ziehier hoe ‘geestig’ over Haar het thans schrijft onder zijn dagelijksche rubriek: ‘Echo's’. | |
Wilhelmina en Wilhelm.Koningin Wilhelmina is evenzeer bekend om hare ironische opmerkingen als om haren buitengewonen eetlust. De Hollandsche couranten publiceeren soms de lijst harer zes dagelijksche menu's.Ga naar voetnoot*) En de Koningin is de eerste om zelve te lachen om deze indiscretie. Onlangs, toen zij een maaltijd beëindigde die bijzonder overvloedig was, bracht men haar een telegram dat een Duitsche nederlaag in Polen meedeelde. Wilhelmina dacht even na, nam nog wat marmelade, en bemerkte: ‘Het is wel mogelijk dat ik een zeer grage eetster ben. Maar mijn neef Wilhelm is nog begeeriger dan ik. Er is echter een verschil. Ik eet namelijk slechts naarmate ik honger heb, terwijl hij, in zijn verlangen alles te verslinden, nog zal sterven aan een indigestie.’ Is het niet verbazend ‘geestig’ èn kiesch om aldus een jonge vrouw te bespotten om haren zoogenaamden grooten eetlust! Van de leugenachtigheid van het verhaal-zelf spreek ik niet eens. Dezelfde Hollandsche couranten, die zich dezen zomer ergerden over hetzelfde onzinnige Fransche verhaal omtrent de reuzen-menu's, die onze Koningin dagelijks zou gebruiken, kunnen uit bovenstaande beschuldiging aan onze pers thans opnieuw vernemen, hoe betrouwbaar de Fransche meedeelingen steeds zijn blijkbaar, (óók over den oorlog; evenals thans die over onze Koningin Wilhelmina). Maar, dáárom gaat het hier niet; het gaat om den toon en den inhoud van deze ‘geestigheid’, komend uit het land dat zich het air wil geven van te staan aan de spits der beschaving en der verfijning - en dat daarin kruiperig wordt bewierookt door de onderdanen-zelf der aldus openlijk verguisde Koningin Wilhelmina -, verguisd als ware zij een veelvraat ongeveer. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. De Noordzee-quaestie.Professor Steinmetz schrijft dienaangaande zéér gematigd, zeer zakelijk, zonder eenige hatelijkheid, in hét Vaderland van 13 Febr. j.l.:
Engeland daarentegen wil door het uithongeren der bevolking het leger en den staat murw maken. Met zijn overmachtige vloot ontrooft het Duitschland allen levensmiddelen-toevoer van buiten, doet wat het maar kan om het Duitsche volk, dus ook de niet-combattanten, vrouwen, kinderen, ouden en zwakken uit te hongeren, en des te luchthartiger gaat het hiertoe over, daar het, bouwende op zijn oppermacht ter zee, zeker meent te zijn van onbegrensden toevoer van al wat het zelf behoeft. Het meent ongestraft te kunnen blijven en toch fel te slaan.
De Engelschen beweren, natuurlijk, dat de Duitschers zich hiermee buiten alle recht en beschaving plaatsen. Maar, komt het Engeland toe zoo te spreken, waar het in strijd met het volkenrecht en met alle humaniteit handelde, door de rechten der private personen aan te tasten, en het plan na te streven een heel volk van 68 millioen zielen uit te hongeren, door gebrek te dwingen zichzelf op te geven.? Hebben de neutrale volken zich ooit het verschrikkelijke van dit Engelsche plan helder voorgesteld? Hebben mijn landgenooten, de Nederlanders, zich ooit goed ingedacht, wat dit eigenlijk zeggen wil? Ja, deden de betere Engelschen zelven dit wel? Zoo ja, dan is het onbegrijpelijk, of wel zeer naïef menschelijk, en vooral echt Engelsch, dat zij ontzet, bona fide verontwaardigd zijn, nu ditzelfde wapen eenvoudig tegen hen gekeerd wordt. Geen stem verhief zich tegen het Engelsche plan, wie mag dus tegen het Duitsche optreden?
Het is waarschijnlijk, dat Engeland zijne bondgenooten van het sluiten van vrede afhoudt, daar het zelf onder den oorlog het minst te lijden heeft: het zou dus een zekere bevrediging geven, zoo Engeland nog eens anders dan door het verlies van huurlingen en bondgenooten de nooden van den oorlog leerde kennen. De spatieering van deze laatste zinsneden - tot mijn leedwezen belet plaatsgebrek mij | |
[pagina 521]
| |
het gansche belangrijke artikel over te nemen - is van mijn eigen hand. - Dit artikel nu werd door de redactie van het Vaderland eenigszins angstvallig opgenomen, met een voorzichtig bijschrift: dat het geheel en al buiten verantwoordelijkheid der redactie werd geplaatst, alleen omdat de inzender zijn naam er onder zette, zoodat deze-zelf de alleen-verantwoording droeg voor zijn stuk; m.a.w., de Vaderland-redactie zat zichtbaar in doodsangst van misschien een paar anti-Duitsche abonnes te zullen verliezen door de opname eener eerlijke anti-Engelsche opinie. Kwam dan ook in de volgende dagen een stroom van soms bijna beleedigend-gestelde, persoonlijk-hatelijke, hoogst-oppervlakkige tegen-artikelen, om professor Steinmetz' eerlijke meening te bestrijden, - welke artikelen alle zijn geplaatst door dezelfde Vaderlandredactie, maar thans zonder eenige toevoeging harer niet-verantwoordelijkheid, en... zonder eenig protest. Commentaar is hier overbodig. Ik erken dan ook dat zulk een laffe en flauwe partijdigheid mij dusdanig ergerde, dat ik op het punt stond voor mijn abonnement te bedanken, (maar het Vaderland behoort met dat al tot onze goede pers-uitzonderingen), toen gelukkig een hoofdartikel van generaal Staal over dezelfde quaestie mij hiervan weerhield. Deze absoluut-onpartijdige militair schrijft o.a.: Toen Engeland op 2 November jl. overging tot de gedeeltelijke afsluiting van de Noordzee, legde het beslag op een internationalen weg, en een internationaal gebied. Het maakte voorts strenger bepalingen in zake de contrabande; de uithongeringsmethode zou in al hare gestrengheid en wreedheid worden toegepast. Was nu te verwachten, dat Duitschland zich kalmweg zou laten uithongeren en zijn uitputtingsdood lijdelijk zou afwachten? Het nam - en ik zou zoo zeggen: natuurlijk - zijn tegenmaatregelen. Het duel à mort kwam in vollen gang, en aan de omstanders kon men slechts één raad geven: grijpt in òf houdt U buiten het bereik der wapenen van de strijdenden. Het eerste kon niet, zeide men; welnu, dan is er slechts plaats voor het tweede. Engeland kan en mag zich echter in zake oorlogsgebruiken en geoorloofde oorlogshandelingen niet meer op den strijd van Nelson beroepen. Deed het dat (Nelson sneuvelde in 1805) dan zou het Duitschland in zake België niets kunnen verwijten, omdat het zelf in 1807 - dat is dus nog wel in ‘Nelson's tijd’ - in het belang van zijn strijd met Frankrijk de intégriteil van het Deensche grondgebied schond, Kopenhagen aanviel en bombardeerde, en de Denen dwong tot overgave van hunne vloot. Neen, Engeland moet, nu het Duitschland's handelwijze tegenover België als motief voor zijn oorlogsverklaring aan Duitschland gaf, wel erkennen, dat de oorlogsgebruiken en handelingen van Nelson's tijd niet meer van toepassing zijn in onze dagen.
En wie zich bij de maatregelen door Engeland genomen zou neerleggen, als zijnde deze door oorlogsnoodzaak en door nood verontschuldigd, die legge zich om dezelfde reden neer bij den maatregel der Duitschers. De onpartijdigheid eischt in ieder geval, dunkt mij, als men tot protest komt, een naar beide zijden even krachtig protest. Juist, zoo is het.! Helaas.... dat wat men mij zelf van alle zijden, óók uit Duitschland, gedurig schrijft: Er behoort moed toe om tegenwoordig in Holland onpartijdig en eerlijk op te treden in zake den oorlog, dat heeft deze prof: Steinmetz-geschiedenis weer opnieuw bewezen m.i. Zeg éérlijk Uw oordeel, gematigd, zonder eenige hatelijkheid, het is nochtans voldoende dat ge niet pro-Engelsch schrijft, om U-zelf onmiddellijk te zien blootgesteld aan openlijke verdachtmaking en beleediging. - Mij kan dat alles niet schelen. Ik zal geen haarbreed afwijken van mijn eerlijke overtuiging - welke is, dat een groot deel onzer pers (de finantieele krachten ervan) is verkocht aan Engeland, Engelsche papieren bezittend, enz., en evenzeer dat Indië, en al wat Indisch pensioen geniet, wordt beïnvloed door oogendienerij van en vrees voor Engeland - omdat dit land aast op onze koloniën in geval van oorlog. Wij Hollanders zijn nu eenmaal èchte kruideniers in zake politiek, wij kennen noch geestdrift noch onafhankelijk oordeel, wij kennen alleen de eigen-dubbeltjesquaestie. - En die beheerscht daarom óók onze zoogenaamde anti-duitsch-gezindheid en onze zóógenaamde België-sympathie en zóógenaamde ‘gruwelen’-verontwaardiging. Die... en niets anders!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
[pagina 522]
| |
III. Engelsche huurlingen of Hoe de Engelschen anderen voor zichzelf laten vechten.Uit de zeer onverdachte bron de Times, ‘de’ Engelsche vaderlandslievende courant bij uitnemendheid, druk ik het volgende over:
I. Hebt gij een kamerdienaar, een chauffeur, een tuinman, een bediende van welken aard ook, die op dit oogenblik zou kunnen in dienst gaan voor koning en vaderland? II. Hebt gij een huisknecht die een kanon zou kunnen bedienend? III. Hebt gij iemand die in uw tuin werkt, en die de loopgraven zou kunnen helpen onderhouden? IV. Hebt gij iemand, die uw auto bedient, en die dus een transport-wagen zou kunnen begeleiden? V. Hebt gij den een of ander in uw huis, die voor uw belangen zorgt, en die dus zou kunnen helpen die van uw land te dienen? Groote verantwoordelijkheid: Wilt gij uw persoonlijk gemak laten vóórgaan boven den nood van uw vaderland? Zoo neen, zeg dan aan dengene die ten uwent verblijf houdt, dat hij zich nog heden in dienst stelt. De laatste spatieering is niet van mij maar van de Times-zelf. - Kan men cynischer en onbeschaamder het bewijs leveren van eigen verregaand egoïsme dan door aldus der aristocratie en den rijkdom openlijk, als iets dat vanzelf spreekt, het recht toe te kennen de dienstbaren te dwingen tot een gevaarlijken veldtocht, terwijl men zelf prettig thuisblijft, of naar Monte Carlo of Zwitserland of Egypte gaat! Want, dit laatste doen de rijke Engelschen. De Engelsche society-papers publiceeren voortdurend de lijsten van vele adelijke of gefortuneerde mondaine menschen, die, als elk jaar, óók nu den geheelen winter vertoeven in Cannes, Menton, Nice, Algiers, Caïro, St. Moritz, enz. Zij gaan er trotsch op dat de oorlog hun persoonlijk niet raakt, en dat in de Kerst- en Nieuwjaar-dagen zoovele voorname officieren van het front waren overgekomen, dat men in ‘the Savoy’ en andere moderestaurants groote diners kon arrangeeren ‘als gewoonlijk’. Op het schandalig flirten en uitgaan met officieren der zoogenaamde Engelsche liefdezusters, de ‘ladies’ X, Y en Z, is dientengevolge zelfs openlijk zoo voortdurend gegronde aanmerking gemaakt, dat Lord Kitchener en generaal French de verdere uittocht naar het front dezer Engelsche freuletjes en hertoginnen, als quasi-ziekenverpleegsters, enz., heeft verboden. - En ondertusschen schaamt de Times zich niet openlijk dezen bovenstaanden raad te drukken, een raad die getuigt van den meest onbeschaamden druk durven uitoefenen door de overmacht van geld en positie op de dienstbaren, de aldus gedwongen-‘vrijwilligers’. Kan men zich én in Duitschland én in Frankrijk zulk een walgelijken toestand voorstellen? Dienen daar niet allen, rijken en voornamen, náást hunne voormalige bedienden? Voor die opvatting heeft men tenminste eerbied. Voor deze Times-vragen daarentegen slechts onbepaalde minachting. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV. Eleonore Duse... en ik.Wees maar gerust lezers en lezeressen, ik heb geen plan deze geniale vrouw en mijzelve op één lijn te stellen in zake kunst. Ik wil enkel slechts met vreugde vertellen hoe zij als vrouw, in zake liefdadigheids-reclame (voor eigen ik), precies hetzelfde voelt en oordeelt als ondergeteekende. Men heeft haar gevraagd te willen meewerken aan een liefdadigheidsvertooning naar aanleiding van de aardbeving in Italië. En ziehier wat zij schreef aan de vriendin, van wie deze uitnoodiging uitging: Neen, neen, - dan heb ik wat beters te doen. En de anderen ook konden wat beters doen. Mochten ze allen alles geven, den prijs van hare mooie japonnen, en van hare theaterplaatsen. Zij hebben geld genoeg, en kunnen dat doen. Laten zij het geven zonder aanstellerij, zonder reclame, zonder tralala, zonder bekende namen en personen te pas te brengen erbij. Laat in dit jaar van ongeluk en droefenis die barmhartigheid op die wijze worden uitgeoefend, zonder gala-voorstellingen, zonder dansen en ‘sauteries’. (Die Wahrheit.)
Honderden malen heb ook ik mijn minachting uitgesproken voor de dames die, al comedie-spelend, dansend, coquetteerend, bloemen verkoopend, enz., zoogenaamde liefdadigheid uitoefenen, aldus roode kruisen van verdienste (!) veroverend, enz. Terwijl ondertusschen de ware nuttigen, de èchte helpsters en helpers, in alle stilte hun onbaatzuchtig | |
[pagina 523]
| |
liefdewerk verrichten, en nauwelijks worden aangezien door, laat staan bekend zijn bij het groote publiek. Moge in Nederland de liefdadigheid-aanstellerij een flinken knak krijgen door het woord van eene beroemdheid als Eleonore Duse. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |