leerend en quasi verontwaardigd doende, ‘Hoe gemeen die dominee Velders - die nu geëngageerd was met die rijke, mooie freule uit Utrecht - aan die arme Madeleine het hof had gemaakt, zóó, dat Madeleine zich eigenlijk wel wat had gecompromitteerd met hem - van achteraf beschouwd... Maar enfin... Wie had ook kunnen denken dat...’ -
‘Engel!’ - vroeg Maria-Anna ineens, effen: ‘Hoe staat het met dien vriend van je.... hoe heet hij ook maar weer... luitenant... O ja,.... Sweerts Wyborgh?’....
Indien Engel's tanig gezicht voor blozen vatbaar ware geweest, zij had op dat oogenblik zeker een kleur gekregen van ergernis. Want, zij en hare moeder hadden een tijdje geleden héél opgeschroefd gedaan over luitenant Sweerts Wyborgh, - dien Engel toevallig tweemaal achtereen op een dineetje had ontmoet, en wiens tantes vlak tegenover hen woonden. Door dien gemeenschappelijken band hadden ze zich dadelijk heel wat illusies gemaakt over Joop Sweerts, die, volgens Fenna's verhalen, Engel terstond bijzonder opvallend had onderscheiden door allerlei attenties...
Nu, ineens, nadat ze hem heelemaal niet meer had ontmoet daarna, wist ze niet wat te antwoorden op tantes vraag, woedend op Maria-Anna, die heel veel bij de dames Sweerts aan huis kwam, en dus waarschijnlijk reeds lang wist, hoe al de verhalen over Joop's zoogenaamde hofmakerij aan Engel als gewoonlijk bluf van haar moeder en haar-zelve waren geweest...
Fenna spreidde beschermend de moederwieken uit over haar kieken:
‘O, Joop,... Jopie Sweerts’.., begon ze met een verteederde uitdrukking in haar stem, alsof de luitenant dagelijks bij haar aan huis kwam... ‘Ja, dat 's zoo'n aardige jongen, - - zoo vroolijk - - zoo'n aanwinst dat wij hem hebben’...
En ze wilde knipoogen naar Anna de Wit, om die in den waan te brengen hoe het iets heel bijzonders reeds was tusschen Joop en Engel. Maar, zooals het haar wel méér ging in zulke gevallen, ze had een gróóten flater gemaakt in haar zich willen groothouden. Want Maria-Anna, een veel intiemere kennis van de dames Sweerts Wyborgh dan zijzelve, antwoordde, met een onverholen spotuitdrukking om haar lippen:
‘Dan is 't wel jammer voor jullie dat hij weg is.... Je zult toch wel weten dat hij is overgeplaatst naar Amersfoort.... al sinds een week of drie...’
Noch moeder noch dochter waren op deze teleurstelling verdacht.... Engel liet haar ontsteltenis onverholen bemerken in den uitroep: ‘'t Is niet waar....?’ En mevrouw Fenna viel snibbig uit: ‘Nu, dat hadden Louise en Emma Sweerts me dan ook wel eens eerder kunnen vertellen.’
- - - - ‘Hé, noemen jullie elkaar tegenwoordig bij den naam?’ vroeg Maria-Anna, weer heel effen. Zij kende namelijk die hebbelijkheid harer schoonzuster, van allerlei menschen, met wien zij op den voet van meneer of mevrouw of freule stond, in te voeren achter hun rug om als intieme naamkennissen. - En het gaf haar een soort voldoening vandaag, door hatelijk te wezen, voor 't ongeluk van de afwezige Madeleine op te komen, hoe weinig sympathiek deze en hare ouders haar overigens ook waren.
- - - Op straat giegelden de meisjes de Wit er om. - -
‘Hoe vondt je die van Engel!.. Die zich vóórdoet alsof ze heel intiem is met Joop Sweerts, - en ondertusschen niet eens weet dat hij allang niet meer hier woont...’ - - stootte Anna hare zuster Eef aan.
‘Zulke “gaffes” zou mevrouw Everard Zijp-Looyenga niet maken; die is veel te diplomatisch voor zulke stommiteiten’, - hemelde papa de Wit, een collega van Everard toen hij nog rechter was in de provincie, diens vrouw op. -
Want Frederique, niet mooi, met een leelijk figuur, bezat nochtans dat zekere charme aan sommige vrouwen eigen, van weten lief te luisteren en weten lief belang te stellen schijnbaar, waardoor de meeste heeren haar héél hoog stelden...
‘Of dat waar zou zijn, wat Engel vertelde van Madeleine's zenuwziekte, en van dien dominee Velders?’ opperde mevrouw de Wit, goeiige dikkerd, heel blij omdat haar eigen oudste twee meisjes al getrouwd waren, en de andere, die nu in de wereld kwamen, er goed uitzagen, en blijkbaar zéér in den smaak vielen van de jongelui...
... ‘Ik weet niet... Die Engel is 'n nare kwaadspreekster’, veroordeelde Eef de Wit, - van Louise Zijp-Looyenga's leeftijd - het oudere, in hare héél jeugdige oogen reeds totaal gepasseerde meisje dat nog zoo graag wou jong doen... ‘Heusch mama, ik vind de andere Zijp-Looyenga's, de ouders van Louise, veel gedistingueerder om mee om te gaan...’
‘Ik-ook’, beaamde Anna volmondig...
Want, dat was inderdaad de algemeene opinie in den Haag. Niettegenstaande François en Fenna veel langer reeds in de residentie woonden dan Everard, die er zich eerst had gevestigd na zijn Kamerlid-verkiezing, toen hij zich geheel en al aan de politiek wilde wijden, was het toch een feit dat de voornaamheid en chic van de Zijp-Looyenga's eigenlijk eerst dóór dezen laatste was ingegaan in ècht Haagsche kringen. Komende uit het