trant wordt daarvan het resultaat verteld. Zij krijgt het met heel de wereld aan den stok, en komt tenslotte tot de volle overtuiging dat onwaarzijn het eenige middel is om met ieder in vrede te leven.
‘Om u de waarheid te zeggen, enz.’ is eene spreekwijze, die al getuigt voor een voortdurend onwaarheid spreken, en die de onwaarheid in zich draagt.
Ik spreek nu niet van liegen om te bedriegen. Die ondeugd laat ik geheel buiten rekening. Het is meer mijn doel om in deze de conventie der opvoeding en beschaving eens even onder handen te nemen.
Hoe licht men over onwaarheid denkt bewijst het spreekwoord, dat ‘een leugentje om bestwil geen zonde’ is, en het ziet er met ons onwaarheid-spreken dan ook veel erger uit dan men zou meenen.
Wil men in de samenleving waar zijn, dan wordt men onbescheiden, onbeschaamd, onbeschoft; in parlementaire taal is men op de grens van schelden. ‘Kinderen en gekken zeggen de waarheid’ wordt gesteund door de beteekenis, gelegen in: ‘iemand eens goed de waarheid te zeggen’, dat in andere woorden wil zeggen, dat men dien iemand eens een goeden uitbrander zal geven.
Het on waar zijn zit er zoo diep bij den mensch in, dat hij er zich niet over verwondert, dat hij de leer is toegedaan van ‘een waarheid zeggen en een waarheid verzwijgen’, eenigszins krachtiger uitgedrukt door ‘een halve waarheid zeggen en een heele waarheid verzwijgen’, wat bij hem gesteund wordt door ‘de waarheid wil niet gezegd worden’ en ‘de waarheid moet men in 't midden laten.’
Wil men zeggen waar het op staat dan loopt men kans in de knel te komen, al staat er ook geschreven: ‘de waarheid zal u vrij maken.’ We hebben daarvan een illustre voorbeeld in Jezus, die waar wilde zijn, maar er door stierf aan het kruishout; we hebben het gezien aan onze martelaren die voor hun waar zijn ten brandstapel gedreven werden; we zien het dagelijks om ons heen: zich uitspreken, is veelal zich in het nauw brengen.
Moet men dan niet waar zijn? Zeker, maar dat waar zijn moet ons eigen leven raken. We moeten waar zijn voor ons zelven, voornamelijk in het zien van eigen gebreken, en bij anderen den mantel der liefde tot bedekking doen dienen; dan behoeven we niet onwaar te zijn.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.