De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |
Vredes-literatuur en.... gehuichel.Meermalen reeds wees ik op het huichelachtig optreden van de Kerkvoorgangers, in alle landen ter wereld, in zake den oorlog. Een nieuw bewijs van de waarheid van dit mijn beweren levert thans weer de bisschop van London (protestant), die zich niet schaamt in een ‘nieuwjaar-boodschap’ de aandacht te vestigen op ‘de lichtzijde van den oorlog’, en daarbij openlijk durfde zeggen dat: Dapperheid is de meest schitterende Christendeugd. Kan men het evangelie, het: Vrede op aarde, deze liefde-leer die de geboorte van Christus kwam brengen, schandelijker in het aangezicht slaan dan door zulke huichel-phrasen! En verder: Ook de oorlog kan de wereld verlossen; verlossen van zelfvoldane middelmatigheid en wassend materialisme. Hij kan geven een bewijs van de algemeene plicht, welke nooit mag uitsterven, hij vermenge de klassen in een broederschap die nooit meer verbroken wordt; hij moge uit Europa verdrijven den kwaden geest, al zal deze, uitgaande, Europa verscheuren, en eindelijk moge hij, wanneer de kwade geest is uitgegaan, den altijddurenden vrede brengen! Zie, het zijn juist zulke misdadige huichelpraatjes, waardoor de Kerk van alle richtingen de verachting opwekt van alle wezenlijk-godsdienstige menschen. O, indien deze machtige Kerk-vorsten, beide in Engeland en in Duitschland, zich eens hadden willen vereenigen om te prediken tegen den oorlog, zooals hun Christenplicht dat meebracht! Indien zij liever eer en aanzien hadden verzaakt, dan hun evangelie des vredes verloochend hadden! Maar ach.... dan waren ze immers thans geen bisschoppen en hofpredikers meer! Daar zit 'm de kneep!.... En toch, ik ben overtuigd dat een machtig ingrijpen van de landskerk, zoowel in Engeland als in Duitschland, beide protestantsche landen, een schitterend resultaat had kunnen hebben, indien de Kerkvoorgangers hadden gewild, eendrachtig hadden op touw gezet een campagne tegen den oorlog - dien zij thans durven verheerlijken en durven goed heeten. De Paus zou het R.K. gedeelte voor zijn deel hebben genomen in R.K. landen. Dat hebben beide, de tegenwoordige Paus en zijn voorganger bewezen. Maar de protestanten! Hoe natuurlijk is het dat wezenlijk-religieuse menschen zich met afkeer afwenden van een Kerk, die aldus huichelt en spot met de heiligste beginselen van elken waarachtigen godsdienst. Noch christian-scientisten, noch theosofen, noch spiritisten, noch een der andere nieuwe vrije richtingen van dien aard zal, - daarvan ben ik overtuigd, - willen roemen als christendeugd de dapperheid van den oorlog (m.a.w. het doodslaan en vermoorden op de meest-gruwelijke manier van ons geheel-onbekende evenmenschen, die ons nooit iets misdeden), die durven noemen de ‘schitterendste christendeugd’. - Zij allen integendeel zoeken en loven den vrede, en, in verband daarmede, wijs ik dan ook met allen nadruk op een boekje dezer dagen uitgekomen, getiteld Oorlog en Christendom, een getuigenis door Hilbrandt Boschma, evangelist, met een voorrede van Dr. Louis A. Bähler (uitgave Administratie ‘Licht en Liefde’ - Ruurlo). - Op den omslag staat: Hoe lang hinkt gijlieden op twee gedachten? .... Zoo de Heere God is, volgt Hem na, Zoo het Krupp is, volgt hem na! En ziehier wat Dominee Bähler schrijft in zijn voorrede: Ik wensch onze Nederlandsche Christenheid, of wat daarvan nog is overgebleven, van ganscher harte geluk met Uw opschrift. Gij zijt een evangelist waardig het evangelie te verkondigen.... Gij hebt zijn engelenklank niet valsch gemaakt met draaierijen en accoorden en overgangen van wereldlijke vinding, (adres aan den bisschop van Londen, enz.; opmerking red.). - Hij, die mij heeft opgeroepen om, met al de kracht mijner zwakheid, mijn stem te verheffen tegen de compromitteerende compromissen, welke het Christendom met de machten der wereld heeft aangedaan, heeft ook U gegeven tot evangelist. .... Gij zijt orthodox, ik ben modern. En toch zullen alle eerlijke zielen moeten betuigen dat Boschma en Bähler één zijn, één in de erkenning van Gods volle recht op onze toewijding aan Zijn geestelijk, zedelijk, en maatschappelijk heilsplan met ons arme aardbewoners. Juist, zóó is het. Orthodox of modern, voor ieder die éérlijk is doet dat er niet toe, waar het geldt een consequent doorvoeren van het liefde-beginsel, dat alle godsdiensten hebben tot hun grondslag, waarover alle voorgangers, van welk kerkgenootschap ook, prediken met den mond, terwijl zij metterdaad durven goedpraten, ja verheerlijken zelfs, den alle liefdebeginsel in het aangezicht slaanden gruwel van dezen wereld-oorlog! Zoowel de Engelsche landskerk als de Duitsche is beslist christelijk-orthodox, d.w.z. | |
[pagina 406]
| |
bouwt hare leer op de goddelijkheid van Christus. Moet dus niet voor de dienaren dezer Kerken elk woord van den Christus heilig zijn, en is het dus niet huichelarij in de hoogste mate om elk zijner geboden: Hebt elkander lief, Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren, Vrede op aarde, Wie U op de eene wang slaat, dien wendt ook de andere toe, enz. enz., te durven vergeten en verloochenen, in deze dagen van naar den mond praten der koningen en keizers en groote heeren diplomaten en kapitalisten, die den oorlog maakten?Ga naar voetnoot*) En dan de ook ten onzent bij dominees zoo veelvuldig voorkomende dubbelzinnigheid, van zich er te willen uitredden met het woord van Christus: Ik ben niet gekomen om Vrede te brengen maar het Zwaard. Alsof Christus die woorden heeft gesproken in dit zin verband, van een wereldoorlog om de laagste nevenbedoelingen, als die welken wij thans hebben zien ontbranden.! Christus sprak toen hij dat woord zeide, van Ik. Hij bedoelde: Zijn Leer, Zijn Hervorming, die de wereld ging veranderen. Maar de verachtelijke bende huichelaars die, tegen zoo en zooveel guldens, zoo en zoo vele malen per jaar op den kansel klimt om ‘Gods Woord te verkondigen’ in naam, maar het te verdraaien in waarheid, die bende, de geheele wereld dóór, rukt dat ééne, op Hem-zelf ziende Woord van Christus uit zijn verband, om daardoor te kunnen honig om den mond smeren aan degenen dien zij vóór en boven alles naar de oogen zien, de regeerders, de diplomaten, de kapitalisten, allen in één woord voor wien deze oorlog is een voordeel voor eigen belang en eigen zakken. En daarom, eere, luide eere aan hen, die, als dominee Bähler en de evangelist Boschma, durven protesteeren tegen zulk Farizeïsme. Elke eerlijke ziel - en ik ben er trotsch op mij daaronder te rekenen - moet achting hebben voor hun doen naar de leer die zij, ieder op hunne wijze, belijden, de leer van Christus: Hebt elkander lief. Op blz. 44 haalt de heer Boschma een preek aan, gehouden in de eerste dagen der mobilisatie voor de Koningin, naar aanleiding waarvan hij zeer terecht zegt: ‘Waarlijk, als de vorsten en regeerders van Europa veel zulke preeken hooren, dan is het geen wonder indien er geen enkel protest tegen den oorlog van hen uitgaat. Immers, in deze preek krijgt “God” van alles de schuld. “God” heeft België verwoest, “God” heeft den oorlog gewild, enz. enz.’ Door zulke huichel-preeken maken inderdaad degenen zich er van af, die worden geroepen te prediken voor de hooggeplaatsten, door zulke huicheltaal en zulke vleierij, ten onzent en in het buitenland, beide. - En het is volkomen wáár wat dominee Bähler zegt, aan het slot zijner voorrede: In plaats van de brochure van den heer Boschma te behartigen, zal men hem uitmaken voor dwaas en dweepziek, of, liever nog, doodzwijgen. Dat is zoo de gewone tactiek wanneer der machtige Kerk de waarheid wordt gezegd door iemand onder hare eigene leden. Toch, het zaad zal ontkiemen.! Dat geloof ik zeker. Het zal ontkiemen, totdat het heeft verstikt eindelijk dat monster, dat thans heet: Christendom, zoowel ten onzent, als in Engeland, als in Duitschland, totdat er, uit al de nieuwe, zoekende, eerlijke richtingen van de laatste tijden, zich een meerderheid vormt, die ineentrapt dat rotte, verachtelijke, onwaardige Iets, dat zich durft noemen naar Christus, en in Zijn naam predikt, en in Zijn naam eet van de staatsruif, terwijl het in waarheid elke eerlijke ziel afstoot van oprecht geloof, door zijn huichelarij en menschendienerij. -Ga naar voetnoot*) | |
II.Het zijn krachtige woorden, die me daar uit de pen zijn gevloeid. Dat komt misschien wel door de bezieling die een ander geschriftje, op mijn schrijftafel vóór me, mij geeft geschriftje van de hand eener vrouw, die het ons allen vrouwen toeroept: Op voor het Wereldrecht (door J.D.W. Reeringh-Beekhuis), en die hare brochure eindigt met de zeer behartenswaardige woorden: Het moet vanzelfsprekend worden dat ieder mensch alles doet ter verkrijging van dien vrede. | |
[pagina 407]
| |
Ieder doe wat zij kan, ieder naar de mate harer krachten. Zoo is het. Ieder! Indien de vrouwen, als één massa, naast elkander wilden staan om hunne zonen op te voeden tot dienstweigeraars, dan ware een oorlog onmogelijk. In plaats daarvan durf ik echter wel van mijzelve getuigen, dat ik een der zeer weinigen ben, die den moed heb openlijk het dienstweigeren te loven. De anderen, de zoogenaamd-vrijzinnigen, geven U binnenskamers wel toe ‘ook voor die richting te zijn’ maar.... openlijk durven ze niet. En ze blinddoeken zichzelven en anderen met het praatje: ‘De tijden zijn daarvoor niet rijp nog’. Alsof ze ooit rijp zullen worden zonder den moed die algemeene moord-inrichting het militarisme te verachten, als een onwaardige staat, als een moordenaarsbaantje, als een lafheid, zoowel waar het geldt de blanke broeders, die ons niets misdeden, dood te slaan en te verminken gelijk thans geschiedt, als waar we willen veroveren, koloniseeren, enz., en daartoe invallen bij onvoldoender dan wij-zelven bewapende gekleurde volken, niet voorbereid op de gruwelen onzer ‘beschaving’, genoopt tot een verweer van hun vaderland tot den dood - een verweer dat wij van hen, de aangevallenen, durven noemen wreedheid, ruwheid, enz. (Atjeh, Lombok, Britsch-Indië, Madagascar, Tonkin, Duitsch Oost-Afrika, enz., enz.) Men heeft het indertijd kwalijk genomen dat ik de Thomson-vereering een onzedelijke vertooning vond. Ik herhaal die opinie nogmaals openlijk. Den overste Thomson kende ik niet; wat ik van zijn persoon hoorde was enkel goeds. Daarom geldt mijn aanval niet zijn persoon, maar het principe. Uit principe vind ik zijn daad, van tegen de Albaneezen, of welk volk ook, vrijwillig gaan vechten beslist afkeurenswaardig, ja zelfs laf in plaats van dapper, (omdat die menschen minder goed de krijgskunst verstonden dan hij.) Men heeft dit trachten goed te praten met het antwoord: Hij is ook niet gegaan oorspronkelijk om tegen de Albaneezen te vechten maar om de gendarmerie te organiseeren. - Maar dit argument is er geen, want, vanaf het oogenblik waarop de opstand uitbrak, had hij immers zijn ontslag kunnen nemen. In plaats daarvan gaf hij er de voorkeur aan in dienst van den den Albaneezen opgedrongen vreemdelingvorst te strijden tegen zijn medemenschen. Intusschen, dat was ten slotte zijne zaak, dáárover zou ik gezwegen hebben toen de dood hem achterhaalde; maar ik heb gesproken, en ik zal blijven spreken tegen de verheerlijking zijner zóógenaamde ‘heldhaftigheid’, door gansch een natie, door orthodoxe-christenen en Kamerleden vooraan, door heel de pers, en door allerlei sentimenteel-lievige maar niet nadenkende vrouwen. - Want, zoo lang zulke onnadenkende vereeringen van misdaden tegen den vrede nog mogelijk zijn, zoo lang de vrouwen nog bewondering hebben voor ‘de dapperheid’ - die er in wordt gespoeld omdat den soldaat 's ochtends vóór den slag een borrel wordt ingeschonken om hem ‘moed’ te geven tot zijn moordhandwerk, - zoolang zal er nooit quaestie kunnen zijn van wereldvrede. Die is alleen dan te verkrijgen, indien de vrouwen hare zonen opvoeden tot dienstweigeraars, en indien de mannen-zelf leeren begrijpen hoe noch vaderlandsliefde, noch trouw aan den Vorst, noch geloof en godsdienst, ook maar iets te maken hebben met die heb - en eer - en verovering-zucht, die de oorlogen maakt door middel van eenige weinige diplomaten, van wier onderhandelingen aldus afhangt het wel en wee, de dood en de verminking, de ondergang en de vernietiging van geheele volken! - Ook de schrijfster van de bovengenoemde goed-bedoelde, en ten bate van het Nat. Steuncomité uitgegeven brochure zoekt het in allerlei praatjes over toekomstige vredes-conferenties, waarop de ‘oorlogsrechten’ moeten veranderd worden, en al dergelijke goedmoedige leuterpraat meer. Want, dat is leuterpraat. Dat noch vredes-congressen, noch vredes-paleizen, noch tractaten, noch afspraken, noch volkeren-rechten, iets geven of iets waard zijn, zoodra de oorlog uitbreekt, en de overmacht van het brutale geweld aan het woord komt, dat hebben we nu dunkt me afdoende genoeg gezien.! Waarom ons dan opnieuw blinddoeken? Het is aan de menschen-zelven zich vrij te maken. Degenen die Christenen zijn, van welke richting ook, orthodox of modern, protestant of Roomsch Katholiek, zij allen zijn, reeds uit kracht van hun geloof, verplicht tot den vrede mee te werken, ieder individueel. De ongeloovigen echter, de atheïsten, zij voor wien de leer van Christus, op welke wijze dan ook opgevat, niets beteekent, zij zijn het aan hun eigenbelang verplicht den vrede te bevorderen, zich niet meer te laten gebruiken tot slachtvee. - Ieder, die met open oogen om zich ziet, kan opmerken hoe bitter elk land, elke natie, lijdt onder dezen oorlogsgruwel. Van ons neutrale staten spreek ik niet eenmaal, maar zie op Duitschland, op Rusland, op | |
[pagina 408]
| |
Frankrijk, op België, op Engeland-óók! Overal armoede, tranen, angst, haat, verbittering, vreeze voor de onzekere toekomst, verwoeste welvaart, verwoeste gezinnen, verwoeste levens! - - Weduwen en weezen - massagraven, en voor hun leven verminkte mannen, in de kracht hunner jaren! - - Dat is het wat de diplomaten en de kapitalisten op hun geweten hebben, een dozijn misschien hoogstens allen bij elkaar.! Door dit dozijn ellendelingen is de wereld geworden tot één fellen uitslaanden brand van verbittering en woede, brand jarenlang in stilte vóórbereid door dit dozijn ellendigen, met schatten van geld en met de geheimste uitvindingen van menschelijk vernuft om schade te doen en te vernielen. - Is het nu nog steeds geen tijd om wijs te worden, wijs, o volkeren! Trap Uw bisschoppen en Uw hofpredikers van den kansel, luistert, indien ge Christenen zijt, naar het vredeswoord van den paus, van den orthodox-protestant-evangelist Boschma, naar dat van den modernen dominee dr. Louis A. Bahler, en, zijt ge het niet, handel dan evenzoo in Uw eigen belang, grijp dan naar zelfverdediging, gooi Uw regeeringen overboord, en zet Uw diplomaten aan den dijk, en maakt vrede... vrede... En wij-vrouwen, laten we toch eindelijk ophouden met te raaskallen over vredesbonden, en vrede door recht, en al dat moois op papier.! Laten we doen, door het elken militair in zijn gezicht te durven zeggen, dat we zijn baantje minder nuttig vinden, en minder eervol, dan dat van straatveger of van wien ook, die iets wezenlijk nuttigs verrichten, dat we een afkeer hebben van het doodslaan van onschuldigen, dien men ons opdringt als ‘de vijand’, dat we bommenwerpen, en brandschatten, en al wat behoort tof de geoorloofde krijgs-gemeenheden net even laf en min vinden als welken anderen verraderlijken moord ook, dat we vaderlandsliefde en liefde voor vorst of koning of keizer beschouwen als iets geheel anders dan het zich willoos laten uitmoorden, of zelf tot moorden uitgaan, ten einde daardoor de zakken te vullen van de H.H. Krupp e.a. en ten einde de eerzucht te bevredigen van domme, verwaten diplomaten en hun aanverwante kringetjes. - -. | |
III.In verband met het bovenstaande zij gewezen op de praatjes van Blokzijl, in het Handelsblad, - de begeleider van Pisuisse. - Daar heb je het weer.! Bij monde van dezen beter aan den vleugel dan als volksopvoeder op zijn plaats zijnden zwetser-soldaat-van-vredes-tijd gaat een groote courant, als het Handelsblad, propaganda maken voor de onnoozelste onwaarheden. Als de lauwe, besluitelooze jongelingen, die op de een of andere manier aan den dienst ontkomen zijn, nu ook nog maar willen inzien, dat het land op hun krachten rekent, als zij het woord van collega Feith nu maar ter harte nemen, en zich aansluiten bij den vrijwilligen landstorm.! En wij, reeds geoefenden, gaan intusschen voort met het hoofd omhoog te houden, en te zorgen, dat de moed erin blijft en de geoefendheid toeneemt. Ik denk zoo, dat de oorlogvoerende naburen zich nog wel tienmaal bedenken zullen, eer zij zich tot vijand maken een klein, maar uiterst taai volk, dat zich geduldig verschanst heeft in zijn waterland, en dat de moderne oorlogswapenen te hanteeren weet zoo goed als elk ander. Wat we daartoe in de eerste plaats noodig hebben, zijn bewuste soldaten - dat zijn dus jonge mannen, die het wáárom van dezen lastigsten aller nationale plichten beseffen en er naar handelen. Ja, zwetser! Dat is hier het woord! Want, iedereen is het er over eens dat ook de Belgen deden wat ze konden, en welgeschoold zijn, en wisten partij te trekken van hun landsgesteldheid, en dat, daarom óók wij, evengoed en even zeker als zij, zullen ondergaan in een oorlog, met wien ook der groote mogendheden. Wat nood, meneer Blokzijl vindt, (althans nu, nu hij de verschrikkingen van een oorlog nog niet aan eigen lijve ondervindt), dat het heel ‘dapper’ zou staan dien ongelijken strijd te beginnen, en zich te laten uitmoorden en plattrappen, enz., precies als met België is geschied.! Om dat schoone resultaat te bereiken hoopt hij dat nog heel wat jongelingen zich zullen aansluiten bij den vrijwilligen landstorm. - Neen, duizendmaal neen, hoe minder zich zullen aansluiten hoe beter.! In naam van alle menschelijkheid en alle plichtsgevoel en alle godsdienstigheid: niet vechten maar zich overgeven is heiliger daad, dan een moord- en doodslag te beginnen, als dien we rondom ons zien, heel de wereld dóór. Mocht het zoover komen dat wij er in betrokken worden, dan is het de schoonste en hoogste regeerings- en vorsten-plicht een vreedzamen uitweg te zoeken, welke offers en van welken aard ook dit | |
[pagina 409]
| |
kosten moge, waardoor de bevolking wordt bespaard die dubbele gruwel: ondergang van welvaart en geluk, maar óók zedelijke ondergang! Want, de oorlog is een zedelijk kwaad. Geen leugen-preeken van bisschoppen en hofpredikers kunnen dit feit ooit goed-praten dat de oorlog is tegen elk godsgebod, en dat hij leidt tot al wat laag is en gemeen en wreed en boosaardig, en de door den drank opzettelijk opgewonden gemaakte soldaten brengt tot afschuwelijke buitensporigheden, welke haat en vijandschap kweeken, die vroeger niet bestonden. - De overwinnaar immers wordt een roover, en wellusteling, de overwonnene zint op alle mogelijke middelen tot wraak, van welken aard ook! - En de ontketening van al dergelijke hartstochten zou méér waard zijn dan het offeren onzerzijds van wat ook!? Neen, duizendmaal neen! In naam der hoogste zedelijkheid en van het laagste egoïsme beide is het onze puurste plicht te waarschuwen tegen de Blokzijlphrasen, waarvan het Handelsblad zich den tolk maakt, toe te juichen de éérlijke woorden van een dominee Bähler en een evangelist Boschma! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|