De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I. Met allen nadruk.Het gebeurt tot mijn verbazing en leedwezen nog steeds, dat sommige menschen mij houden voor eene dochter van den nog levenden staatsman Jhr: Mr: A.F. de Savornin Lohman, oud-minister, lid van de 2de Kamer, enz. enz. Tot mijn verbazing, omdat deze heer gefortuneerd is gelijk mijn overige familie - waar mijn vader zijn fortuin verloor en ik dientengevolge deze loopbaan insloeg; tot mijn leedwezen, omdat ik, niettegenstaande de beroemdheid van bovengemelden oom, niet gaarne zijn dochter zou willen zijn, maar er integendeel fier op ben die te wezen van den overleden Jhr: Mr: M.A. de Savornin Lohman, oud-advocaat-generaal bij den Hoogen Raad der Nederlanden en Oud-Gouverneur van Suriname. - - Ja, fier! Want, waar ook mijn vader, als mijn oom, de orthodox-christelijke richting geheel en al was toegedaan in theorie, daar heeft hij die óók betracht tot in hare uiterste consequentie - en tot schade van zijn aardsch voordeel - in de practijk. Dat laatste nu kan men geenzins zeggen van mijn oom bovenbedoeld. Ik herinner mij hoe de toenmalige Spectator, - toen ik nog een kind was - een plaat leverde, waarop ontelbare Lohman's waren afgebeeld, alle 't type van mijn oom hebbend, en alle voorzien van vette baantjes, eeretitels, enz., met het hatelijk onderschrift: De godzaligheid | |
[pagina 359]
| |
is tot alle dingen nut. Die plaat moge toepasselijk zijn op mijn oom, den vader o.a. van den zooeven benoemden president van den Hoogen Raad der Nederlanden, Jhr: Mr: W.H. de Savornin Lohman, op mijn vader was zij 't niet. Die heeft voor zijn beginselen gestreden, consequent, en óók geleden. - - Dáárom wil ik liever zijn dochter zijn, wil ik óók dat het publiek dit wete. En, waarom ik dit juist nu zoo accentueer? - Om hetgeen mijn oom dezer dagen sprak in de 2de Kamer (verslag Vaderland): Spr. (De heer de Savornin Lohman) richt zich niet tegen de theorie van het machtsbeginsel, welke ten nadeele van de kleine mogendheden is, zij worden dan opgeofferd aan wat voor de groote mogendheden goed is. Gaandeweg is in de laatste 100 jaar het begrip verdwenen dat een kleine staat gelijke rechten heeft als een groote mogendheid. De rijkskanselier heeft eerst de schending van België's neutraliteit erkend, maar thans doet Duitschland al zijn best te betoogen dat 't in zijn recht is. Engeland heeft zich voor het recht van de kleine staten gespannen, dat is de psychologische rede, waarom de geheele wereld aan de zijde van Engeland staat. De Voorzitter merkt op, dat de spreker zich te zeer in uitwijdingen verliest. De heer De Savornin Lohman zegt dat hij lang zoo ver niet gaat als gisteren de heer De Beaufort. De Voorzitter verklaart dat de heer De Beaufort zeer in het algemeen sprak; maar de heer Lohman heeft dingen gezegd, die voor andere mogendheden onaangenaam zijn. Het zou mij ten hoogste grieven, indien iemand zou kunnen meenen dat mijn vader zulke partijdige woorden, als de door mij gespatieerde, zou hebben willen spreken. Daartoe was hij te verstandig, kende hij te goed zijn geschiedenis. Mijn vader voelde zich - als ik - een germaan; zijn sympathieën, dat wéét ik, waren in '70, en daarna, steeds vóór Duitschland. Hoe hij thans zou oordeelen kan ik natuuriijk niet weten. Maar wel kan ik zeggen dat hij een te door en door onpartijdig en te eerlijk en te intelligent man was om te gelooven aan het sprookje van ‘een Engeland dat zich spant voor het recht der kleine staten.’ Ik wensch in het midden te laten welke beweegredenen mijn oom, wien het evenmin als mijn vader aan gezond verstand ontbreekt, dreven zulke woorden te spreken, die den Voorzitter-zelf noodzaakten tusschenbeide te komen, maar ik weet zeker dat mijn vader nóóit die woorden had willen gebruiken, - daargelaten nog dat zij onwaar zijn, want ‘de geheele wereld’ staat geenszins aan de zijde van Engeland - verre van dien. Dat is weer een dier phrasen waarin mijn oom als handig diplomaat ongetwijfeld verre de meerdere is geweest steeds van mijn overleden vader, die waarheid placht te spreken - ook al kostte hem dit zijn voordeel. Dus, lezers, let op, Jhr: Mr: A.F. de Savornin Lohman, lid van de 2de Kamer, is mijn oom, niet mijn vader. Mijn beide ouders zijn reeds sinds vele jaren overleden. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. De afkeurenswaardige partijdigheid van een deel der Ned. pers.In het belang van ons vaderland kan er niet genoeg op gewezen worden, hoe onverantwoordelijk-lichtzinnig een zeker deel der Ned. pers ophitst tegen Duitschland. In de Nieuwe Arnhemsche Courant kwam onlangs het onderstaande ingez. stuk voor, dat ik, met het antwoord der redactie, in zijn geheel overneem:
Geachte Redactie!
Zoudt U mij willen toestaan om ter wille der onpartijdigheid, ook mijne meening te uiten, die lijnrecht ingaat tegen de opinie èén dezer dagen geuit in Uwe courant. Ik vind, dat het gehakketeer op Duitschland in één woord onuitstaanbaar wordt. Niet dat ik vóór Duitschland ben. Ik ben in hart en nieren een Nederlandsche Oranjeklant, en ben noch voor den een, noch voor den ander; maar dat Duitschland nu alle steenen naar zijn hoofd krijgt vind ik zeer onrechtvaardig. Hoe heeft Engeland oorlog gevoerd tegen de Boerenrepublieken. Op de meest geraffineerde wijze trof hij het Boerenvolk in zijn slagader, door tienduizenden vrouwen en kinderen met voorbedachten rade op de meest onmenschelijke manier uit te delgen. Deze kleine republieken volkomen schadeloos voor het groote Britsche rijk. Wat deden en doen de Russen nog wel in vredestijd? Uitmoorden en uitdelgen de Joodsche bevolking en hunne haardsteden verwoesten, ook mooi! Als andere landen oorlog voeren? Schenken ze hun tegenstanders soms een kopje afternoon tea? Oorlog is oorlog. En nu Duitschland oorlog voert, in zijn oogen | |
[pagina 360]
| |
voor zijn volksbestaan, nu wordt er op Duitschland op een onzinnige manier los gesteenigd. Of ik het verwoesten en verdelgen van België en zijne bewoners niet verschrikkelijk vind? Meer dan vreeselijk en ontzettend. Maar daar draagt Duitschland niet alleen de schuld aan. Deze is de moker in de handen van het noodlot. Ik geloof, dat het gluiperige Engeland indirect daaraan meer schuld heeft dan Duitschland. Engeland, dat zelf achter de schermen bleef, maar België gebruikte als schild om Duitschland's eerste kracht te breken. In mijn oogen heeft koning Albert dom en dwaas gehandeld om het liefelijk bloeiende land met al zijn schatten en een in hem vertrouwende bevolking grijs te geven aan de vernieling en verwoesting ten gerieve van de twee opstokers die achter de schermen zaten. België beleeft niet veel pleizier van zijn koningen en zijn volksbestaan. Leopold was met zijn geheele huis een carricatuur op het koningschap. Van ‘Noblesse Oblige’ kende hij met zijn huis nog niet de eerste letter, en deze dwazelijke Albert geeft het voetstoots prijs aan de vernietiging en de verwoesting. Ik ga nog verder en beweer dat de keizer van Duitschland den oorlog niet heeft gewild. Hij heeft het tot het laatste oogenblik tegengehouden, dat is mijn vaste overtuiging. Wilhelm II was de vredebehouder al de jaren zijner regeering, de geschiedenis zal het uitmaken. En nu dit!!.... Het noodlot der tijden moest vervuld worden! Ik geloof dat de keizer van Duitschland een zieleproces doormaakt, peilloos, zooals weinigen zullen kunnen begrijpen. Of ik deze menschenslachterijen niet meer dan gruwelijk vind! De volkeren van Europa moesten als één man opstaan, en zeggen: wij scheiden er uit en vechten niet langer, laten de gekroonde hoofden of de diplomaten maar zelf den boel uitvechten, maar ons langer laten slachten voor hun pleizier, wij bedanken er hartelijk voor. En zoover zal en moet het komen, wellicht zal deze menschenverdelging er wel een groote stoot aan geven. Maar om Duitschland nu daar alleen de schuld van te geven en dit te uiten door allerlei steken en hakken en flauwe verhalen van nederlagen altijd en overal, ik vind 't laf en kinderachtig. Wat doen Engeland - Rusland - België - Frankrijk in den strijd? Schieten-moorden-branden. Dat is oorlog. De oorlog moet afgeschaft. EEN NED. VROUW. (Wij denken er niet aan, de plaatsing van uw artikel te weigeren, al zijn wij 't er niet mee eens. Ook uwe meening heeft recht gehoord te worden. Of u evenwel alles kunt goedpraten met een beroep op uwe overtuiging en op het noodlot, betwijfelen we. Woordbreuk, mevrouw, blijft onder alle omstandigheden, en onder welk voorwendsel ook, een afkeurenswaardige daad; temeer af te keuren, waar zij gepleegd wordt door een grooten Staat tegenover een kleinen en onder omstandigheden als wij thans beleven. Indien u zich voorts de moeite had getroost de mededeelingen der Italiaansche regeering te lezen, kennis hadt genomen van de geheime Duitsche nota, waarvan de echtheid niet is betwist, zoudt u uw inzichten omtrent het ontstaan van den oorlog wellicht gewijzigd hebben. RED. ‘N.A. Ct.’
Let wel, lezers, dat ‘de redactie’ (dit woord staat hier in dergelijke gevallen gelijk met anonym) hierbij aanteekeningen maakt welke kant noch wal raken. Tegenover hare anonyme beschuldiging, als zou het zijn uitgemaakt dat Duitschland België's neutraliteit schond, staat de niet-anonyme uitspraak van een zoo hoogst onpartijdig man als generaal Staal, de hoofd-artikelen-schrijver in het Vaderland, die uitdrukkelijk verklaart, dat deze quaestie nog volstrekt niet is uitgemaakt, noch kan uitgemaakt worden, alvorens alle gegevens bekend zijn. Daartegenover óók staat de Duitsche bewering, dat geheime diplomatieke stukken zijn gevonden in de archieven te Brussel en Antwerpen, waaruit blijkt hoe België reeds lang van te voren aan Frankrijk zijn Bondgenootschap had beloofd. Let wel, dat ik mij hier niet opwerp als arbiter. Ik wijs enkel op het onverantwoordelijk anonyme geschrijf van ‘de redactie’ der Nieuwe Arnhemsche Courant, die evenmin weet, noch kan weten, als ik, en die nochtans eenvoudig op hoogen toon anti-Duitsche uitspraken doet van zoo gevaarlijken aard. Het aanhalen enkel en alleen van de Italiaansche nota, zonder te spreken van de Duitsche beweringen, zoowel als van de tegen de Belgische onpartijdigheid getuigende handelingen, waarop herhaaldelijk is gewezen van allerlei zijden, getuigt op zijn zachtst genomen van een bevooroordeeldheid die al heel weinig correct is. Hier hebt ge nu, lezers, een sterk voorbeeld van mijn bewaren: ‘De redactie’ (een louter anonym iets), (soms een kwajongen van 16 of 17 jaar, denk maar aan de Pisuisse-onthullingen, toen hij met | |
[pagina 361]
| |
den Telegraafrecensent kibbelde), verklaart heel apodictisch: ‘Het is zus of zoo.’ En de lezers praten het dan onnoozel na: ‘De krant zegt het toch’. - Wat hier in deze noot der redactie van de Nieuwe Arnhemsche Courant staat is niet bewezen. En daarom is het een onbetrouwbare, en in onzen toestand van strikte neutraliteit zeer laakbare wijze van ‘voorlichting’.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
In verband met het bovenstaande zij ook het onderstaand telegram afgedrukt, dat in elk geval bewijst hoe eenzijdig ‘de redactie’ der Nieuwe Arnhemsche Courant ‘voorlicht’ - of.... ophitst:
Berlijn, 14 December. (Wolff. Officieel.) De Norddeutsche Allgemeine Zeitung schrijft over ‘Engelands spel met België's onzijdigheid’: Voor de Engelsch-Belgische medeplichtigheid zijn nieuwe klemmende bewijzen gevonden. Eenigen tijd geleden is te Brussel de Engelsche gezantschapssecretaris Grant-Watson in hechtenis genomen, die in het Engelsche gezantschapsgebouw vertoefde en onlangs betrapt werd bij een poging om bescheiden, die hij ongemerkt uit het gebouw had weggehaald, te doen verdwijnen. Daaronder waren documenten met de meest intieme bizonderheden over de Belgische mobilisatie en de verdediging van Antwerpen uit de jaren 1913 en '14, bevelen in circulaire-vorm aan hooge Belgische bevelvoerders met gestempelde handteekening van den Belgischen minister van oorlog en den chef van den generalen staf, zoomede aanteekeningen omtrent een bijeenkomst van de commissie voor de verplegingsbasis Antwerpen van 27 Mei 1913. Het feit dat deze schrifturen zich in het Engelsche gezantschapsgebouw bevonden, toont genoegzaam aan dat de Belgische regeering in militaire zaken geen geheimen voor de Engelsche had, en dat beide voortdurend in de nauwste militaire verstandhouding stonden. Bizonder opmerkelijk is de volgende geschreven aanteekening: ‘Renseignement: primo. Les officiers français ont reçu ordre de rejoindre dès le 27 juillet après-midi; secundo: le même jour le chef de gare de Feignies a reçu ordre de concentrer vers Maubeuge tous les wagons fermés disponibles en vue du transport de troupes. Communiqué par le brigade de gendarmerie de Frameries.’ (Kennisgeving: ten eerste. De Fransche officieren hebben order gekregen op te komen in den namiddag van 27 Juli; ten tweede: de stationschef van Feignies heeft order gekregen alle gesloten spoorwagens geschikt voor troepentransport in de richting van Maubeuge samen te trekken. Mededeeling van de brigade gendarmerie te Frameries.) Beide plaatsen liggen aan den spoorweg Maubeuge-Bergen, Feignies op ongeveer 3 K.M. van de Belgische grens in Frankrijk, Frameries in België op 10 K.M. van de grens. Hieruit kan worden opgemaakt dat Frankrijk reeds op 27 Juli de eerste mobilisatiemaatregelen heeft getroffen en het Engelsche gezantschap hiervan onverwijld door België op de hoogte werd gesteld. Het gevonden materiaal bevat aanvullingen van beteekenis van de tot nog toe geleverde bewijzen voor de betrekkingen tusschen Engeland en België. Het toont opnieuw aan dat België zijn onzijdigheid prijs heeft gegeven ten gunste van de Entente, dat het een werkzaam lid was geworden van het verbond, dat gevormd is ter bestrijding van het Duitsche rijk. Voor Engeland beteekende de Belgische onzijdigheid inderdaad niet anders dan ‘a scrap of paper’ (een vodje papier), waarop het zich beriep voor zoover het met zijn belangen overeenkwam en waarover het zich heenzette zoodra dit zijn oogmerken dienstig was. Klaarblijkelijk heeft de Engelsche regeering de schending van de Belgische onzijdigheid door Duitschland slechts als voorwendsel gebezigd om den oorlog tegen ons voor 't oog van de wereld en van het Engelsche volk rechtvaardig te doen schijnen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Nogmaals de partijdigheid der Ned. pers.Gelezen in het ‘Vaderland’: NEDERL. JOURNALISTENKRING. In het Maandblad van den Nederl. Journalistenkring lezen wij in het verslag van een bestuursvergadering, d.d. 28 November, dat officieus de tusschenkomst van het Kringbestuur was gevraagd voor de organisatie van eene reis van een beperkt aantal Nederlandsche journalisten, op kosten der Duitsche regeering, door Duitschland, ten einde onzen dagbladschrijvers de gelegenheid te geven zich met eigen oogen te overtuigen van de toestanden daar te lande, met name in de nijverheid, en wat betreft de ziekenhuizen, de interneeringskampen, en wellicht ook aan het front. Het Kringbestuur besloot, met het oog op de tijdsomstandigheden en als neutrale vertegenwoordiging van de pers van een | |
[pagina 362]
| |
neutraal land, hiertoe zijne bemiddeling niet te moeten verleenen. Is dit nu verregaand anti-Duitsch-partijdig - of niet? Het blijkt immers hieruit dat de Duitsche regeering op haar eigen kosten een aantal Ned. journalisten in staat wilde stellen zich met eigen oogen te overtuigen van hare, de Duitsche, inrichtingen, ziekenhuizen, interneeringskampen, zelfs aan het front van hare wijze van strijdvoeren. Doch ziet, diezelfde Ned. journalisten - die, zonder met eigen oogen te zien, moord en brand schreeuwen over de Duitsche wreedheden, - die willen niet gaan onderzoeken, waar Duitschland hun aanbiedt met eigen oogen zich te overtuigen, op Duitschlands kosten. Zij willen niet. De neutraliteit is hier een voorwendsel. Er is immers niets partijdigs in te constateeren als zoovele feiten dat wat men ziet en opmerkt in Duitschland. Ieder kind kan dit begrijpen. Maar onze pers wil zich niet overtuigen, omdat zij anti-Duitsch wil zijn. Twéé dingen blijken zonneklaar uit dit bericht, waarover gewone dagbladlezers gewoonlijk heenlezen: I. De Duitsche regeering is volkomen overtuigd dat zij enkel goeds en moois heeft te laten zien èn in hare lazarethen èn in hare interneeringskampen èn in haar legerbestuur aan het front, want, sterk zich voelend in dit opzicht, heeft zij dit aanbod gedaan, dat zij achterwege zou hebben gelaten, ware zij zich ook maar eenigszins schuldbewust. II. De Ned. pers begrijpt dit ook zeer goed natuurlijk, en wil zich juist dáárom niet laten overtuigen, omdat zij liever wil blijven schrijven anti-Duitsch, en wil blijven voorliegen aan hare lezers. Welk een slag in het aangezicht van ons vorstenpaar van Duitschen stam. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV. ‘Christelijk’, of te wel ‘Vrede op Aarde’.Ik ontving de onderstaande briefkaart met uitknipsel van ‘Het Nieuws v/d Dag’: Hoe sommige ‘christenen’ denken. - In het christelijke Maandblad voor Letterkunde komt de volgende ontboezeming voor: ‘Rondom Nederland davert en suist de prachtige oorlog. De oorlog, die wij lief kunnen hebben om zijn brute, reëele kracht, om zijn ruwe, vernietigende geweldigheid, om zijn klaar, koel intellekt, dat ons te bewonderen geeft, de meesterzetten op het groote schaakbord, dat krijgsspel heet, en zijn breede velden in het heden over alle kultuurlanden onzer wereld slaat. Nog zijn wij Nederlanders een blank veld, spelen maar amper mee, maar zijn niettemin klaar, om, zoo noodig, ook onze stukken te offeren.’ (Door een Lelie-lezeres gelezen in het Nieuws v.d. Dag.) Vermoedelijk is de bedoeling dezer lezeres, dat ik van zulke mallepraat het mijne zeg. Maar, om haar eerlijk te antwoorden, er zijn praatjes zóó mal dat men ze de eer niet waardig keurt er zijn pen voor te gebruiken. Daaronder nu rangschik ik deze. Want, wie een oorlog ‘prachtig’ noemt, wie haar ‘liefheeft’, die is of een monster of, wat in dit geval waarschijnlijker is, een aanstellerige gek, die zich verbeeldt dat hij door zulke holle phrasen en nonsensachtige schetterij iets heel ‘literairs’ produceert. Schande echter over de redactie van het christelijke Maandblad voor Letterkunde, dat zulke taal durft brengen onder de oogen van de ‘christelijke’ lezers, en daarmede het volste recht geeft tot het ironische hoofd waaronder het Nieuws van den Dag de aanhaling plaatste: Hoe sommige ‘christenen’ denken. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
V. Die waarachtig doen.Bij al het vredesgehuichel, en al het verdraaien van opinies in deze tijden, is het een heerlijk iets dat er óók mannen zijn die hunne beginselen trouw bleven, die niet, als de socialist, de Belg Van der Velde, ten einde staatsminister te worden, hunne beginselen overboord gooien, maar liever terugkeeren in het particuliere leven dan een geheel verleden in het aangezicht te willen slaan. Tot deze eerlijke mannen behooren drie Engelsche ex-ministers, omtrent wier onafhankelijke houding op den 1 Aug. l.l. ik ontleen aan het Vaderland: Lord Morley, Voorzitter van den Ministerraad, en Burns, Minister van Bedrijven, bleven bij hun meening, dat Rusland's houding, noch Frankrijk's noch Engeland's goedkeuring verdiend heeft, dat Sir Edward Grey met meer kracht te Parijs had moeten optreden, en dat de triple entente in de gegeven omstandigheden Engeland niet ver- | |
[pagina 363]
| |
plichtte het zwaard uit de scheede te trekkenGa naar voetnoot*). Bij deze twee sloot zich aan de heer C.P. Trevelyan, vice-Minister van Onderwijs.
Lord Morley heeft, - hij was een vriend van Gladstone - zijn geheele leven lang gewerkt voor den vrede; dat bekrachtigt hij thans eerlijk en waardig door de daad. John Burns is een werkman van oorsprong, die het bracht tot minister, die steeds geijverd heeft voor den vrede, en die door zijn nobele houding bij deze gelegenheid den eerenaam ten volle verdient, dien hij reeds lang draagt: ‘honest John.’ De heer Trevelyan heeft zich in deze opzichten nog geen bindend verleden geschapen. Temeer getuigt dus zijn thans zoo opvallend onpartijdig gedrag van eerlijkheid en rechtschapenheid. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|