II.
's-Gravenhage, Sint Nicolaasdag 1914.
Groothertoginnelaan No. 160.
Hooggeachte en beste Freule!
't Dieren-asyl-bestuur heeft de leden ‘die op hun jaarlijksche stem-oproeping zaten te wachten’ gedesoriënteerd met dezen voor 't eerst geen stem-uitnoodiging te hebben willen zenden.
't Bestuur vermeende natuurlijk 't best met een krantenberichtje te kunnen volstaan, vermoedelijk om zoo véél mogelijk van leden-opkomst bevrijd te blijven.
Weinige leden schijnen te hebben gelezen 't volstrèkt niet verwachte krantenberichtje, dat het stem-uitnoodiging-biljetje heeft moeten vervangen. Dit krantenberichtje was een nieuw systeem, waarop de leden nièt hebben kunnen rekenen.
Eene dame vertelde gisteren, dat ze de stem-oproeping niét in eene krant had gelezen en dat een kennis van haar (die de stem-oproeping per krant toevallig van een heer had vernomen.) hààr er toe was wezen overhalen ter vergadering te komen; óók vertelde ze: dat er wel 20 personen ter vergadering waren geweest in 't kleine ‘aan de straatzijde gelegen’ lokaaltje van Diligentia.
Of er 2 (zooals ik éérst heb vernomen) óf, dat er wel 20 van de 618 leden ter vergadering waren gekomen, doet eigenlijk ook minder ter zake; als 't maar eene geldige stem-uitvoering is geweest en niét eene ongeldige, die voor geldig heeft moeten doorgaan, zooals 30 October 1912 heeft plaats gehad om den Heer Driessen door de leden, met behulp van gefingeerde leden, gekozen te laten worden.
Uitgeslapen leden, die er eerlijk naar streven 't verlaten, 't noodlijdend, 't zuchtend dier gelukkig te laten worden, zullen er vóórtaan wel voor gaan zorgen het op tijd te kunnen weten, zoodrà er ‘eene annonce ter stem-oproeping in eene krant’ zal zijn verschenen, dus ze zullen zich ten tweede male niét laten verschalken door 't bestuur, dat hun tusschenkomst in asyl-zaken niet begeert.
Dat de dieren-asyl-bestuursleden ook zitting hebben in 't bestuur der Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren geeft te denken.
Tóén ‘na 't overlijden van Jonkvr. Elias’ was gebleken ‘dat ze 20 duizend gulden aan de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren had gelegateerd, vond mijn man dit erg jammer, bewerende: géén heil in een dieren-bescherming-bond te zien, wijl men zonder tot dezen bond te behooren ‘zich toch evengoed voor zwervende dieren en dierenmishandeling zoude kunnen interesseeren; hij hield staande, dat onze tante voornoemd legaat had moeten schenken aan een gesticht voor verwaarloosde, arme, kleine kindertjes òf aan een asyl voor noodlijdende dieren, om reden hij en ik de resultaten dààrvan, dàn nog wel eens waargenomen zouden kunnen hebben.
Wijlen mijn man en ik hebben nòòit vermoed: dat een Asylum (toevluchtsoord of vrijplaats voor vervolgden) nièts meer dan een Abattoir voor verlaten, daklooze dieren zoude kunnen wezen.
Menschen, die tot dierenmoorden in staat zijn, zullen wel nièt in den smaak zijn gevallen van Mevrouw van Manen, Fondatrice van 't asyl.
Aan de onbarmhartige, afzichtelijke, onmenschelijke asyl-dierenmoord zal voorgoed toch wel ééns een eind worden gemaakt door menschen, waarin 't verantwoordelijkheids gevoel zal zijn ontwikkeld. Weinige fijngevoelige leden doen nog maar een stap in deze richting. Wáárom nemen zeggingskracht bezittende leden (zoo ze werkelijk van dieren houden) 't allergewichtigst reddingswerk niet onderhanden, 't verstooten, 't noodlijdend dier werkdadig ‘vooràl tegen moord’ te beschermen?
Hoogstaande zielen behooren aan 't hoofd van een dieren-asyl te staan, want deze vernietigen geen levende dieren, ‘hun medeschepselen’, als onbelangrijke nietigheden, als straatvuilnis, uit gemakzucht en om onderhouds-kosten te ontgaan. Deze zullen zelfs partijtrekken voor àlle zich nièt verdedigen kunnende, verstooten schepselen, die hiér en dáár op genade en ongenade aan de heidenen zijn overgeleverd.
Als men aan 't peinzen gaat over álle op de wereld voorvallende ongerechtigheden, dán schaamt men zich mensch te zijn!
Met gevoelens van hoogachting, waardeering en vriendschap noem ik me:
LUCIE THORBECKE geb. VAN CATS DE RAET.